1.2.Bij het primaire besluit heeft verweerder na ontvangst van het negatief advies van de TC van 28 oktober 2019 het verzoek van eiser om een vangnetuitkering over 2018 op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit Participatiewet (BPw) afgewezen. De TC heeft vastgesteld dat de netto lasten over 2018 niet meer dan 105% bedragen van het over 2018 toegekende budget als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de PW, aan de hand van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Voor eiser zijn de netto lasten van het toekennen van algemene bijstand, loonkostensubsidies en uitkeringen als bedoeld in artikel 69 van de PW over 2018 vastgesteld op € 30.906.000,-, terwijl het definitief vastgestelde budget
€ 31.644.662,- bedroeg. De netto lasten zijn op grond van artikel 1, eerste lid, onder I van het BPw verminderd met een bedrag van € 2.878,500,-, zijnde het bedrag dat door de gemeentelijk accountant over 2018 als onzeker of onrechtmatig is gerapporteerd. Uitgaande van € 30.906.000,- bedragen de netto lasten niet meer dan 105% van de verstrekte uitkering, wat een voorwaarde is om voor een vangnetuitkering in aanmerking te kunnen komen, op grond van artikel 10, eerste lid, van het BPw. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de brief van de TC van 11 september 2019 niet te kwalificeren is als een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 10, zesde lid, van het BPw. Met deze brief is eiser op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen naar aanleiding van het voornemen van de TC om de Minister te adviseren het verzoek om een vangnetuitkering af te wijzen. Reeds daarom wordt geen aanleiding gezien om op basis van de brief van eiser van 3 oktober 2019 het primaire besluit te herzien. Verweerder stelt zich tevens op het standpunt dat in dit geval een ex nunc beoordeling achterwege dient te blijven, omdat in artikel 10, zesde lid van het BPw uitdrukkelijk is bepaald dat wordt uitgegaan van informatie die op 15 augustus van het jaar waarin het verzoek wordt ingediend voorhanden is. Volgens verweerder is de informatie die eiser in zijn brief van 3 oktober 2019 heeft verstrekt op zichzelf beschouwd al geen reden om het primaire besluit te herzien. Die informatie beperkt zich namelijk slechts tot de niet met stukken onderbouwde stelling van eiser, dat het bedrag aan onzekerheden over 2019 inmiddels is teruggelopen en naar verwachting nog verder zal afnemen.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder een onjuiste uitleg geeft aan de geldende wet- en regelgeving inzake het al dan niet toekennen van een vangnetuitkering. Volgens eiser is het niet juist dat de TC in plaats van verweerder (het bestuursorgaan) heeft verzocht om een zienswijze. Verder heeft verweerder de brief van de TC van 11 september 2019 ten onrechte aangemerkt als een verzoek tot het geven van een zienswijze als bedoeld in artikel 4:7 van de Awb en niet als een verzoek om (aanvullende) informatie. Eiser heeft in reactie hierop een toelichting op het verzoek gegeven en op de in gang gezette acties om de geconstateerde risico’s te beperken. Deze informatie heeft verweerder ten onrechte niet meegenomen in zijn besluitvorming. Verder volhardt verweerder ten onrechte in zijn standpunt dat er sprake is van een harde datum waarop de verantwoordingsinformatie binnen moet zijn (bedoeld zal zijn: 15 augustus) en dat er geen informatie kan worden meegenomen van na die datum.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet heeft betwist dat op zich niet aan de voorwaarde van artikel 10, eerste lid, onder c, van de BPw voor toekenning van de vangnetuitkering wordt voldaan. Het verzoek van de TC om een zienswijze is indirect namens verweerder gedaan. Er is niet alleen rekening gehouden met het advies van de TC, maar ook met de zienswijze van eiser. Door de gevolgde procedure is eiser op geen enkele wijze benadeeld. Daarbij komt dat eiser door de brief van de TC van 11 september 2019 uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze in te dienen in het kader van een voorgenomen advies om de aanvraag tot een vangnetuitkering af te wijzen. Het valt dan niet vol te houden dat, zoals eiser stelt, de brief als een verzoek om aanvullende informatie zou moeten worden aangemerkt. Temeer niet daar in deze brief in het geheel niet om (specifieke) informatie is verzocht, maar enkel gelegenheid is gegeven om een zienswijze naar voren te brengen.