ECLI:NL:RBNNE:2021:2083

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
18/287275-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag in een drukke winkelstraat te Groningen

Op 1 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte], die op 12 november 2020 in Groningen betrokken was bij een gewelddadig voorval. Verdachte mengde zich in een vechtpartij, gewapend met een mes, en maakte zwaaiende en snijdende bewegingen in de richting van het hoofd van het slachtoffer, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat verdachte met zijn handelingen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Ondanks dat het letsel van het slachtoffer beperkt bleef tot een forse snee, was de rechtbank van mening dat de gedragingen van verdachte geschikt waren om dodelijk letsel toe te brengen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, wat afweek van de eis van de officier van justitie. Verdachte werd vrijgesproken van deelneming aan het geweld door medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. De rechtbank verwierp ook het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat verdachte buitenproportioneel geweld had gebruikt en niet aannemelijk was dat hij handelde uit een hevige gemoedstoestand. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/287275-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] aan de [straatnaam] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen in het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen (een) stekende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt richting het hoofd en/of (elders) op/richting het lichaam van die [slachtoffer] , en/of
- één of meermalen die [slachtoffer] heeft geduwd, en/of
- één of meermalen in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- in/tegen/op/in de richting van het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) tegen/op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwond(en) en/of snijwond(en), heeft toegebracht, door met dat opzet
- die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen in het gezicht, althans het hoofd te steken en/of te snijden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen (een) stekende en/of snijdende beweging(en) te maken richting het hoofd en/of (elders) op/richting het lichaam van die [slachtoffer] , en/of
- één of meermalen die [slachtoffer] te duwen, en/of
- één of meermalen in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen, en/of
- in/tegen/op/in de richting van het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) tegen/op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen in het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen (een) stekende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt richting het hoofd en/of (elders) op/richting het lichaam van die [slachtoffer] , en/of
- één of meermalen die [slachtoffer] heeft geduwd, en/of
- één of meermalen in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag/was gelegen) in/tegen/op/in de richting van het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) tegen/op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2020 te Groningen, althans in Nederland, openlijk, te weten, op de [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door (met kracht) meermalen, althans eenmaal
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken/snijden in het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer] en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp één of meermalen (een) stekende en/of snijdende beweging(en) te maken richting het hoofd en/of (elders) op/richting het lichaam van die [slachtoffer] , en/of
- die [slachtoffer] te duwen, en/of
- in/tegen/op het gezicht, in elk geval het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag/was gelegen) in/tegen/op/in de richting van het gezicht, althans het hoofd en/of (elders) tegen/op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Uit de aangifte, de beveiligingsbeelden en de beelden die door meerdere getuigen zijn gemaakt, het aangetroffen mes en het letsel blijkt dat verdachte met een mes verwondingen heeft aangebracht bij aangever. Door in een dynamische gevechtssituatie met een mes in de richting van het hoofd zwaaiende en snijdende bewegingen te maken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn gedraging tot de dood van aangever had kunnen leiden.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft zich actief in het gevecht gemengd en zich op die manier verenigd met verdachte, zodat van een nauwe en bewuste samenwerking sprake is. Het medeplegen kan daarom ook worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte droeg geen mes bij zich en heeft geen letsel bij aangever toegebracht. Het letsel kan andere oorzaken hebben en was ook niet potentieel dodelijk. Er kan dus geen sprake zijn van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Van medeplegen is geen sprake, nu de aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte] , die hij voorafgaand aan het geweldsincident niet kende, berustte op een toevallige ontmoeting.
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank niet tot vrijspraak mocht besluiten, verzocht om nader onderzoek te doen verrichten, waaronder het horen van getuigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 18 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik zag op 12 november 2020 een vechtpartij vlak voor restaurant [naam restaurant] in de [straatnaam] in Groningen. Ik wilde degene die werd aangevallen helpen. Daarom heb ik [slachtoffer] aangevallen. De persoon op de camerabeelden met de donkerrode/paarse jas aan ben ik.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 november 2020, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020313771 van 11 april 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik zag dat [naam] terugkwam en op mij afliep. Hij sloeg mij. Ik had pepperspray bij mij en spoot hem daarmee in zijn ogen. Ik zag daarna dat er ineens twee anderen op mij afkwamen. Ik zag dat het [medeverdachte] was en nog een jongen. Die jongen ken ik niet. Die onbekende jongen stak mij met zijn mes in mijn gezicht. Ik viel op de grond. Toen sloegen en schopten zij mij meerdere keren tegen mijn lichaam.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 29 november 2020, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant 1] [1] :
Verdachte [verdachte] draagt een paars-rode jas, hij zal verder worden benoemd als ‘ [verdachte] ’.
Filmpje 6:
Het slachtoffer en [naam] raken met elkaar in gevecht. Onder in beeld komt [verdachte] aanlopen vanuit de richting centrum. [naam] en slachtoffer vallen op straat. [verdachte] begint te rennen. Hij maakt een beweging met zijn rechterarm alsof hij iets pakt. [verdachte] rent richting het slachtoffer en [naam] . Zodra [verdachte] bij het slachtoffer en [naam] is, haalt hij met zijn rechterarm uit (backhand, van linksboven naar rechtsonder) naar het hoofd van het slachtoffer. [verdachte] heeft iets in zijn rechterhand, gelijkend op een mes. Het slachtoffer deinst achteruit. Het slachtoffer valt achterover op straat. [medeverdachte] verschijnt onderin beeld. Het slachtoffer ligt nog op zijn rug op de straat. [verdachte] loopt om het slachtoffer heen. Het slachtoffer maakt schoppende bewegingen richting [verdachte] . [verdachte] maakt meerdere stekende bewegingen naar het slachtoffer. [medeverdachte] rent richting [verdachte] en het slachtoffer. Het slachtoffer ligt op zijn buik op straat. Het slachtoffer komt overeind, [verdachte] bevindt zich achter hem. Het slachtoffer komt verder overeind, [verdachte] loopt op hem af. [verdachte] heeft het slachtoffer vast bij zijn schouder/shirt. [verdachte] maakt snijdende bewegingen richting het hoofd van het slachtoffer. [medeverdachte] maakt een slaande beweging en raakt het slachtoffer op zijn rug. [verdachte] heeft het slachtoffer nog vast en trekt hem mee richting de overzijde van de straat. Het slachtoffer komt ten val. [verdachte] maakt snijdende/stekende bewegingen richting het slachtoffer. [verdachte] wendt zijn rug richting het slachtoffer en gaat richting de stoep. Het slachtoffer staat op. Hij kijkt achterom richting [verdachte] . [verdachte] loopt op de stoep aan de overzijde van de straat. Het slachtoffer heeft rood (bloed) op de rechterzijde van zijn gezicht/voorhoofd.
Het slachtoffer bukt achter [naam] om iets van de straat te pakken wat hier ligt. [verdachte] komt aanrennen vanaf de stoep aan de overzijde van de straat. Het slachtoffer gaat weer staan. Op dit moment is [verdachte] bij hem. Het slachtoffer deinst achteruit en valt achterover. [verdachte] haalt uit naar het slachtoffer met zijn rechterhand. [medeverdachte] komt weer aanlopen. Het slachtoffer bevindt zich in een half zittende half liggende positie. Hij strekt zijn rechterarm uit richting [verdachte] . [verdachte] wendt zijn hoofd af. Slachtoffer maakt trappende bewegingen richting [verdachte] . [medeverdachte] haalt met zijn rechterbeen uit richting het hoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer valt verder achterover en ligt met zijn rug op de stoeprand. [verdachte] maakt stekende/slaande bewegingen naar het slachtoffer. [medeverdachte] haalt nogmaals uit met zijn rechterbeen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 13 november 2020, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van K.W. [getuige] :
Ik was op 12 november 2020 aan het werk in de [naam restaurant] aan de [straatnaam] in Groningen. Ik zag dat een jongen aan kwam lopen, licht getint, donkerrode paarse jas. Ik zag hem de Zuiderkerkstraat inlopen. Ik zag dat de man bukte bij een witte bestelbus. Ik vond dit heel vreemd. Het leek alsof hij zijn veters aan het strikken was daarvoor bukte hij te kort. Later liep ik erheen en ik sprak u aan en vertelde dat hij het mes naast de stoeprand heeft verstopt onder wat bladeren, bij [huisnummer] in de buurt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2020, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Deze jongen had eerder iemand in de Zuiderkerkstraat zien bukken bij een auto en had dit verdacht gevonden. Wij keken vervolgens bij deze auto en troffen daar een mes aan.
6. Een geneeskundige verklaring, op 9 februari 2021 opgemaakt en ondertekend door drs. T. Naujocks, forensisch arts, werkzaam bij GGD Groningen, opgenomen op pagina 296 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer] .
Mijn beschrijving beperkt zich tot het hoofdletsel. Op de foto na de behandeling (foto 3) wordt de lokalisatie duidelijker: horizontaal verlopend in de bovenste helft van het hoofd, van circa halverwege het rechteroog tot circa het begin van het rechteroor. Afgaande hierop schat ik de lengte van het letsel op 11-12 cm. Dit letsel maakt op mij de indruk van een scherpe verwonding, die gezien de lengte beter past bij een snij- dan een steekverwonding.
Het beschreven letsel aan het hoofd van aangever is veel waarschijnlijker wanneer het scenario ‘steken/snijden met een mes’ waar is dan wanneer het scenario ‘steken/snijden met een sleutel’ waar is.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van vooronderzoek lab van 1 december 2020, opgenomen op pagina 233 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant A. Riemersma:
Sporendrager
SIN : AAOF1912NL
Object : Mes

Veiliggestelde sporen

SIN : AAOJ3757NL
Spooromschrijving : Bloed
Plaats veiligstellen : Rechterzijde lemmet thv van snij rand
SIN : AAOJ3758NL
Spooromschrijving : Bloed
Plaats veiligstellen : Rechterzijde lemmet
SIN : AAOJ3759NL
Spooromschrijving : Bloed
Plaats veiligstellen : Inham schroef lz heft
SIN : AAOJ3766NL
Spooromschrijving : Epitheel
Plaats veiligstellen : Heft muv schroef waar bloed op zat
8 Een deskundigenrapport afkomstig van het Maastricht Forensic Institute van 2 april 2021 opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 4 – Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Rechterzijde lemmet thv snijrand
AAOJ3757NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer]
Rechterzijde lemmet
AAO337558NL
Onvolledig DNA-profiel van een man.
Het onvolledig DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer]
Inham schroef lz heft
AAOJ3759NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Er is een gering aantal, zwak aanwezige additionele DNA-kenmerken aangetoond. Deze zijn niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer]
Heft muv schroef waar bloes op zat
AAOJ3766NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man*.
Het DNA-profiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel met het DNA-profiel van een persoon.
Verdachte [verdachte] kan donor zijn. Zie 5. Berekening van de bewijskracht donorschap.
* de aangetoonde DNA-profielen zijn complex vanwege het aantal donoren en/of omdat niet alle DNA-kenmerken aangetoond zijn van alle donoren van celmateriaal in de betreffende bemonstering.

5. Berekening van de bewijskracht donorschap

Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonstering heft muv schroef waar bloed op zat AAOJ3766NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte]
en een onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante
personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder het proces-verbaal van de camerabeelden aangeduid als “filmpje 6”, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat
verdachte geweld heeft toegepast op aangever. De betreffende beelden zijn ter terechtzitting afgespeeld en komen overeen met de beschrijving in het proces-verbaal. Te zien is dat het geweld bestond uit zwaaiende en snijdende bewegingen met een op een mes gelijkend voorwerp in de richting van en vlakbij het hoofd van aangever. Tijdens het toepassen van het geweld is aangever meerdere keren ten val gekomen, waarbij verdachte zijn zwaaiende en snijdende bewegingen met het op een mes gelijkend voorwerp in de richting van het hoofd van aangever heeft voortgezet.
Uit de aangifte, het medisch rapport over het letsel van aangever, het aantreffen van het mes niet ver van de plaats waar het gevecht plaatsvond en het resultaat van het DNA-onderzoek van het aangetroffen mes leidt de rechtbank af dat het voorwerp waarmee verdachte de zwaaiende en snijdende bewegingen heeft gemaakt ook daadwerkelijk het aangetroffen mes moet zijn geweest.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte aangever met een mes te lijf is gegaan. Verdachte heeft in een dynamische situatie van een vechtpartij, waarin de deelnemers veel uiteenlopende en onverwachte lichaamsbewegingen maken, met dat mes zwaaiende en snijdende bewegingen gemaakt in de richting van het hoofd van aangever, en hij heeft aangever ook geraakt met dat mes. Aangever heeft letsel in de vorm van een forse snijwond aan het hoofd opgelopen. Het is duidelijk dat het hoofd een zeer kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is, waarin zich vitale organen, waaronder de hersenen, bevinden. Naar algemene ervaringsregels stelt de rechtbank vast dat snijden en steken in het hoofd met een scherp en puntig voorwerp zoals een mes tot de dood kunnen leiden. Hieruit volgt het oordeel van de rechtbank dat de handelingen van verdachte de aanmerkelijke kans veroorzaken op de dood van het slachtoffer. Naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien gaat het om gedragingen die geschikt waren om en gericht waren op het toebrengen van dodelijk letsel zodat het ook niet anders kan dan dat verdachte de kans op de dood bewust heeft aanvaard. Het opzettelijk handelen staat daarmee vast. De verklaring van de medisch deskundige, dat het toegebrachte letsel van aangever niet tot diens dood zou hebben geleid, leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit immers niet betekent dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte daarop niet was gericht.
De rechtbank acht de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het medeplegen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte opzet had op het medeplegen van het gronddelict met medeverdachte [medeverdachte] . Ook kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat medeverdachte [medeverdachte] zich heeft verenigd met verdachte en dat hetgeen ten aanzien van verdachte bewezen wordt verklaard ook aan medeverdachte [medeverdachte] kan worden toegerekend. Uit de camerabeelden is gebleken dat beide verdachten op verschillende momenten aankomen bij aangever. Ook hebben zij verklaard elkaar op dat moment niet te kennen. De rol die medeverdachte [medeverdachte] heeft gehad in de uitoefening van geweld op aangever is van veel minder zwaar gewicht dan de rol van verdachte. Ook staat niet vast dat medeverdachte [medeverdachte] wist dat verdachte een mes gebruikte bij het uitoefenen van het geweld.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het (voorwaardelijke) verzoek van de raadsman om nader onderzoek te laten verrichten en getuigen te doen horen toe te wijzen. In het licht van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen staat immers buiten iedere redelijke twijfel dat verdachte in het gevecht met het slachtoffer een mes heeft gebruikt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 november 2020 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- met een mes meermalen in het hoofd van die [slachtoffer] heeft gesneden en
- met een mes meermalen stekende en snijdende bewegingen heeft gemaakt richting het hoofd en elders richting het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafuitsluitingsgrond

Standpunt van verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte handelde uit noodweer(exces). Verdachte zag een vechtpartij, hoorde in zijn moedertaal iemand roepen ‘ik ga je vermoorden’, raakte in paniek, constateerde dat één van de betrokkenen bij de vechtpartij zijn broer was en wilde zijn broer ontzetten. Verdachte wilde dat het geweld stopte en heeft zijn broer willen verdedigen door aangever te duwen en te schoppen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat van een noodweersituatie geen sprake is. Het is juist verdachte geweest die aangever heeft aangevallen. Op het moment dat aangever weerloos was gemaakt, heeft verdachte zijn geweldshandelingen tegen aangever voortgezet.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient namens verdachte gesteld en onderbouwd te worden dat verdachte zich in het gevecht tussen zijn broer [naam] (hierna: [naam] ) en aangever heeft gemengd ter noodzakelijke verdediging van [naam] tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door aangever.
Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte zich onmiddellijk bij het zien van het gevecht tussen aangever en [naam] met het mes in de hand tot aangever richt en zwaaiende en snijdende bewegingen in zijn richting maakt. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte een poging doet om partijen op een minder vergaande manier uit elkaar te halen om [naam] te ontzetten. Verdachte heeft onmiddellijk buitenproportioneel veel geweld gebruikt, gericht tegen (het leven van) aangever, ook lang nadat [naam] zich aan het gevecht met aangever heeft onttrokken. De confrontatie tussen aangever en [naam] is dan inmiddels geëindigd, zodat van een eventuele ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van [naam] door aangever op dat moment geen sprake (meer) is.
De rechtbank komt tot het oordeel dat, zo er al sprake was van een noodweersituatie, verdachte in zijn poging om [naam] te ontzetten verder is gegaan dan de noodzakelijke verdediging. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces dient namens verdachte gesteld en onderbouwd te worden dat hij vanwege een hevige gemoedstoestand in zijn verdediging tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van [naam] verder is gegaan dan de noodzakelijke verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat die hevige gemoedstoestand niet aannemelijk is geworden, alleen al omdat verdachte zelf over de gebeurtenissen wisselend en ongeloofwaardig heeft verklaard. Daarnaast is door de verdediging slechts aangevoerd dat verdachte in paniek is geraakt bij het zien van het gevecht tussen aangever en [naam] en het horen van de woorden ‘ik ga je vermoorden!’, hetgeen onvoldoende grond oplevert voor een geslaagd beroep op noodweerexces.
De rechtbank verwerpt ook het beroep op noodweerexces.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder oplegging van enkele door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak en ontslag van alle rechtsvervolging. In het geval dat de rechtbank een gevangenisstraf aan verdachte oplegt, verzoekt de raadsman deze deels voorwaardelijk te laten zijn, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis zit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op klaarlichte dag in een drukke winkelstraat te Groningen in een gevecht verwikkeld geraakt, waarbij hij aangever op een wilde en ongecontroleerde manier met een mes te lijf is gegaan. Het is naar het oordeel van de rechtbank slechts een kwestie van geluk geweest dat de fysieke schade beperkt is gebleven tot een snee van 10 tot 12 centimeter over de rechterslaap van aangever en dat er geen dodelijk slachtoffer te betreuren is geweest. Hoewel het daarmee bij een poging tot doodslag is gebleven, zal de rechtbank er in de straftoemeting rekening mee houden dat het handelen van verdachte ook veel ergere gevolgen had kunnen hebben. De rechtbank zal verder rekening houden met het feit dat in het medisch rapport wordt aangegeven dat de snee na herstel een litteken zal achterlaten. Aangever zal dus dagelijks herinnerd worden aan deze aanval op zijn leven.
De rechtbank slaat in strafverzwarende zin ook acht op de omstandigheden waaronder verdachte het geweld uitoefende. De hoeveelheid getuigenverklaringen en camerabeelden geeft aan dat veel mensen deze explosie van excessief geweld, overdag in een drukke straat in het centrum van Groningen, hebben gezien. Uit de geluidsopnamen die deel uitmaken van de door enkele getuigen gemaakte camerabeelden blijkt van de ontzetting die het handelen van verdachte hebben veroorzaakt. Verdachte heeft door zijn handelen zonder meer een gevoel van onveiligheid in de maatschappij teweeg gebracht.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan. De rechtbank is van oordeel dat het geweld dat verdachte heeft toegepast zonder meer weerzinwekkend is en fors dient te worden bestraft. De rechtbank zal een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die hoger is dan door de officier van justitie gevorderd, omdat die eis naar het oordeel van de rechtbank geen recht doet aan de ernst van het geweld.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 53.427 ter vergoeding van materiële schade en € 9.000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De materiële schade bestaat uit schade aan kleding, gemaakte medische kosten, eigen risico van de zorgverzekering, reiskosten, inkomensverlies en toekomstige medische kosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering kan worden toegewezen voor een bedrag van € 927 aan materiële schade en € 9.000 aan immateriële schade, nu de vordering tot deze bedragen voldoende is onderbouwd.
De materiële schade voor zover dit inkomensverlies ad € 50.000 en toekomstige medische kosten ad € 2.500 betreft is niet onderbouwd en dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
Gelet op het gevoerde verweer dient volgens de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. In het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, dient bij de hoogte van het toe te wijzen bedrag rekening te worden gehouden met de eigen bijdrage van aangever aan het geweld en daarmee zijn eigen schuld aan het ontstaan van de schade.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade tot een bedrag van € 927 en de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Een grond om enige vorm van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek aan de zijde van aangever aan te nemen ziet de rechtbank niet. De enkele omstandigheid dat aangever eerst in gevecht was met [naam] , betekent immers niet dat hij eigen schuld heeft aan schade die ontstaat doordat verdachte hem vervolgens op buitenproportionele wijze met een mes te lijf gaat. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist en de rechtbank als redelijk voorkomt, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 november 2020.
De overige materiële schade, groot € 52.500 en bestaande uit het inkomensverlies en de toekomstige medische kosten, is niet onderbouwd en dus zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 9.927,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2020.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 9.927,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2020. Dit bedrag bestaat uit € 927,00 aan materiële schade en € 9.000,00 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 85 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2021.
Mrs. Brouwer en Hoedt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Ter terechtzitting zijn de camerabeelden die hier worden beschreven getoond.