In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 26 mei 2021 een beschikking gegeven over de voogdij en het ouderlijk gezag van een minderjarige. De vader van het kind verzocht de rechtbank om het gezag over zijn dochter, die in 2011 geboren is, te verkrijgen. De moeder van het kind is na de geboorte verdwenen en de grootmoeder had tot haar overlijden op 25 augustus 2019 de voogdij over het kind. In haar testament had de grootmoeder de tante van het kind aangewezen als voogd, maar de rechtbank oordeelde dat deze testamentaire aanwijzing geen rechtsgevolg had, omdat de wet niet toestaat dat een derde, zoals een tante, voogdij aanwijst. De vader had nog nooit het gezag over zijn dochter uitgeoefend en de rechtbank had gegronde vrees dat de belangen van het kind verwaarloosd zouden worden als het verzoek van de vader zou worden ingewilligd. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde dat de tante met de voogdij belast moest blijven. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis Groningen tot voogd te benoemen, omdat er op dat moment geen ouderlijk gezag werd uitgeoefend. De rechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier gelast om de wijziging in het gezag in te schrijven in het gezagsregister.