ECLI:NL:RBNNE:2021:1936

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
18/188231-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en poging tot diefstal met braak, met schadevergoeding aan benadeelde partijen

Op 18 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. De verdachte werd veroordeeld voor het stelen van een aanzienlijk geldbedrag uit een kluisje van zijn pleegmoeder, het stelen van een scooter, en het inbreken in caravans en het stelen van goederen uit deze caravans. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak en dat hij meerdere keren had geprobeerd goederen te stelen uit caravans. De verdachte kreeg een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder de pleegmoeder van de verdachte en andere slachtoffers van de diefstallen. De rechtbank verlengde ook de proeftijd van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, gezien de recidive van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die sinds zijn aanhouding geen strafbare feiten meer had gepleegd en in behandeling was voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/188231-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/089214-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/084189-19 en 18/116048-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Kluiter, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/188231-20
1.
hij, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 12 januari 2020, in de gemeente Leeuwarden, (telkens) uit een kluisje een hoeveelheid geld (totaal ongeveer 15.000,--), in elk geval enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 20 december 2019 tot en met 21 december 2019, in de gemeente Leeuwarden, een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/089214-20
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 juni 2019 tot en met 7 juli 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een of meer
caravan(s) en/of /in/uit (een) disselbak(ken) van (een) caravan(s), welke caravan(s) stonden gestald bij de caravanstalling aan of bij de [adres 1] , aldaar, (telkens) een of meer gasfles(sen), althans (telkens)(een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval (telkens) enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] , weg te nemen,
(telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
zich (telkens) opzettelijk naar voornoemde caravanstalling heeft begeven en/of (vervolgens) over een hek is geklommen en/of (vervolgens) bij die caravan(s) en/of bij de disselbak(ken) van die caravan(s) een schroevendraaier, althans een hard en/of stevig voorwerp, tussen de/een deur(en) en/of het kozijn van die caravan(s) en/of tussen de/het slot(en) van die/een caravan(s) en/of de disselbakken van die caravan(s) heeft geplaatst teneinde die deuren en/of sloten van die caravan(s) en/of die disselbak(ken) open te wrikken en/of (een) deur(en) van (een) caravan(s) met kracht heeft opengetrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 juni 2019 tot en met 7 juli 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, een of meer goederen, te weten (een) gasfles(sen), heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 juni 2019 tot en met 7 juli 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (een) caravan(s) en/of (een) disselbak(ken) van caravan(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019, in elk geval in de maand juli 2019, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, vanaf een caravanstalling aan of bij de [adres 1] , aldaar,
- in/uit een caravan (te weten: Tourcaravan, merk/type Kip 47sgb), 2 Benegas-gasflessen (Benegas Light 10 kg) en/of een steeksleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 7] , en/of
- in/uit een caravan ( te weten: Tourcaravan, merk/type Hobby), 1 gasfles, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 8] en/of
- in/uit een disselbak van een caravan, 2 gasflessen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 9] en/of
- in/uit een caravan (merk/type Hobby 30), 2 gasflessen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 10] en/of
- in/uit (disselbak van) een caravan (merk/type Fendt 130), 2 gasflessen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 11] en/of
- in/uit (disselbak van) een caravan (merk/type Abi 370/2), een metalen gasfles, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] en/of
- in/uit (disselbak van) een caravan (merk/type Fendt 130), een gasfles, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 12] en/of
- in/uit (disselbak van) een caravan (merk/type Knaus), twee gasflessen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] en/of
- in/uit een caravan (merk/type Fendt 150), een accuboormachine en/of 2 gasflessen en/of een geluidsinstallatie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 13] ,
(telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019, in elk geval in de maand juli 2019, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een fietsendrager (merk Thule) en/of een disselbak van een caravan (merk/type Knaus 450), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 14] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2019 tot en met 21 februari 2019, in elk geval in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 1 maart 2019 te Koarnjum, in de gemeente Leeuwarden,
- in/uit een woning, gelegen aan of bij de [adres 2] , aldaar, een sleutel van een personenauto (merk Kia, type Picanto, voorzien van het kenteken: [kenteken 1] ) en (vervolgens)
- een personenauto (merk Kia, type Picanto, voorzien van het kenteken: [kenteken 1] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan (onder meer) [benadeelde partij 15] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen sleutel van die personenauto en/of die personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming, tijdens een vakantie van die [benadeelde partij 15] , zich met een huissleutel van de woning, toegang te verschaffen tot de woning van die [benadeelde partij 15] ;
5.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2019 tot en met 21 maart 2019, te Koarnjum, in de gemeente Leeuwarden,
-in/uit een woning, gelegen aan of bij de [adres 2] ,
aldaar, een sleutelbos en een reservesleutel van een personenauto (merk Seat, type Ibiza, voorzien van kenteken [kenteken 2] ),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan (onder meer) [benadeelde partij 15] , heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen sleutelbos en/of reservesleutel van die personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door oneigenlijk gebruik van de (huis)sleutel van die woning.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/089214-20 ter zake de feiten 4. en 5. vrijspraak gevorderd wegens onvoldoende wettig bewijs.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het in de zaak met parketnummer 18/188231-20 onder 1. en 2. en het in de zaak met parketnummer 18/089214-20 onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 18/188231-20 feit 2. is de officier van justitie van oordeel dat gelet op de uiterlijke verschijningsvorm diefstal bewezen verklaard kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is evenals de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/089214-20 onder 4. en 5. ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig bewijs.
In de zaak met parketnummer 18/188231-20 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte heeft erkend dat hij de scooter heeft weggesleept en om de hoek heeft gezet. Verdachte had echter niet het oogmerk zich de scooter toe te eigenen en uit de beschikkingsmacht van aangever te halen. Hij wilde alleen de scooter verplaatsen. Omdat geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening kan worden bewezen, dient een vrijspraak te volgen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/188231-20 onder 1. en het in de zaak met parketnummer 18/089214-20 onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/089214-20
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de onder 4. en 5. ten laste gelegde feiten te kunnen komen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken
parketnummer 18/188231-20
feit 1.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 mei 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 januari 2020, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020188915Z d.d. 22 juli 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] .
feit 2.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 mei 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de scooter van [benadeelde partij 2] gepakt en op het plein neergezet. Ik wilde het contactslot eraf halen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 december 2019, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn scooter van het merk Peugeot type Vclic, kleur wit, voorzien van kenteken [kenteken 3] . De scooter heb ik dankzij een oplettende buurman gelukkig weer terug, maar de scooter is helaas wel flink beschadigd.
Op 20 december 2019 heb ik omstreeks 17:00 uur voornoemde scooter geparkeerd aan de voorzijde van de flat, ter hoogte van de lifttoren en de fietsenhokken onder de galerij. Ik heb voornoemde scooter middels het daarvoor bestemde stuurslot, slotvast achtergelaten. Op het moment dat ik voornoemde scooter heb geparkeerd was deze onbeschadigd en zonder enig spoor van vernieling.
Op zaterdag 21 december 2019 vond ik omstreeks 14:00 uur een briefje in mijn brievenbus. Het briefje was afkomstig van een buurman van mij, [getuige 2]. De strekking van het verhaal op het briefje was dat mijn buurman de avond ervoor iemand met mijn scooter zag weglopen, terwijl hij wist dat deze aan mij toebehoorde. De persoon kreeg mijn scooter echter niet aan de praat en liet deze vooreerst op straat achter waarna mijn buurman voornoemde scooter met een slot weer heeft vastgezet aan het fietsenrek bij de galerij van onze flat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2020, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Op 20 december 2019 omstreeks 23:40 uur liep ik met mijn hond aan de kant van de snackbar, naast [naam flat]. Ik zag een scooter zonder voorkap staan, wat ik vreemd vond.
Na enkele minuten liep ik richting huis en zag ik dat diezelfde scooter weg was. Ik liep een rondje in de buurt waar de scooter was. Deze scooter is van bewoner 38:5, [naam]?
Toen zag ik iemand met die scooter aan de hand, lopend naar het winkelcentrum hiernaast.
Ik zag dat hij die scooter neerzette. Ik heb deze man gevolgd naar zijn huis. Ik herkende hem wel al als een bekende van de flat. Hij heeft wel een sleutel van de portiek. Ik zag hem in 38:3 lopen. Ik weet niet zeker of hij daar woont. Hij ziet eruit als: blond haar, kort, stekelig haar. Beetje zelfde lengte als ik, 1.80, zelfde leeftijd, 30, blank, normaal postuur, geen bril.

Bewijsoverweging rechtbank

Ten aanzien van het betoog van de raadsvrouw dat een diefstal niet kan worden bewezen, omdat er geen sprake zou zijn geweest van het oogmerk van toe-eigening, overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich de feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft door de scooter vanaf de parkeerplaats mee te nemen zonder toestemming van de eigenaar. Door aldus te handelen heeft verdachte als heer en meester over de scooter beschikt en deze uit de beschikkingsmacht van de eigenaar gebracht. Daarmee is de wegneming voltooid. Dat verdachte daarmee mogelijk een ander doel had, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het feit dat sprake is van wegnemen door verdachte van de scooter en het zich toe-eigenen daarvan, terwijl daarvoor geen toestemming was gegeven. De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
parketnummer 18/089214-20
De rechtbank acht de feiten 1. primair, 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 mei 2021;
2. een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019 opgenomen op pagina 90 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019071645 d.d. 22 november 2019, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juni 2019, opgenomen op pagina 94 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juni 2019, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 5] .
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 7] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 120 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 8] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] namens [benadeelde partij 9] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10] ;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 11] ;
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2019, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 12] ;
12. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2019, opgenomen op pagina 138 ev. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
13. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2019, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 13] ;
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2019, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 14] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/188231-20 onder 1. en 2. en het in de zaak met parketnummer 18/089214-20 onder 1. primair, 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/188231-20
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 12 januari 2020 in de gemeente Leeuwarden, telkens uit een kluisje een hoeveelheid geld (totaal ongeveer 15.000,--), dat aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft weggenomen, telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij in de periode van 20 december 2019 tot en met 21 december 2019 in de gemeente Leeuwarden, een scooter, die aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/089214-20
1. primair
hij in de periode van 3 juni 2019 tot en met 4 juni 2019 te Leeuwarden, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit caravans welke stonden gestald bij de caravanstalling aan de [adres 1] , aldaar, telkens goederen van zijn gading, die toebehoorden aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] , weg te nemen,
telkens met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van verbreking, zich opzettelijk naar voornoemde caravanstalling heeft begeven en over een hek is geklommen en bij die caravans een schroevendraaier tussen de deur en het kozijn van die caravans heeft geplaatst teneinde die deuren van die caravans open te wrikken en/of deuren van caravans met kracht heeft opengetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019 te Leeuwarden, vanaf een caravanstalling aan de [adres 1] , aldaar,
- uit een caravan (te weten: Tourcaravan, merk/type Kip 47sgb), 2 Benegas-gasflessen (Benegas Light 10 kg) en een steeksleutel, die behoorden aan [benadeelde partij 7] , en
- uit een caravan (te weten: Tourcaravan, merk/type Hobby), 1 gasfles, die toebehoorde aan [benadeelde partij 8] en
- uit een disselbak van een caravan, 2 gasflessen, die toebehoorden aan [benadeelde partij 9] en
- uit een caravan (merk/type Hobby 30), 2 gasflessen, die toebehoorden aan [benadeelde partij 10] en
- uit een disselbak van een caravan (merk/type Fendt 130), 2 gasflessen, die toebehoorden aan [benadeelde partij 11] en
- uit een disselbak van een caravan (merk/type Abi 370/2), een metalen gasfles, die toebehoorde aan [benadeelde partij 3] en
- uit een disselbak van een caravan (merk/type Fendt 130), een gasfles, die toebehoorde aan [benadeelde partij 12] en
- uit een disselbak van een caravan (merk/type Knaus), twee gasflessen, die toebehoorden aan [benadeelde partij 4] en
- uit een caravan (merk/type Fendt 150), een accuboormachine en 2 gasflessen en een geluidsinstallatie, die toebehoorden aan [benadeelde partij 13] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij in de periode van 6 juli 2019 tot en met 7 juli 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een fietsendrager (merk Thule) en een disselbak van een caravan (merk/type Knaus 450), die toebehoorden aan [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 14] , heeft vernield;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/188231-20
1. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
2. Diefstal.
parketnummer 18/089214-20
1. primair
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
2. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
3. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/188231-20 onder 1. en 2. en het in de zaak met parketnummer 18/089214-20 onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van drie jaren op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een ambulante behandeling en een alcohol- en drugsverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor matiging van de straf zoals deze door de officier van justitie is geëist. Zij heeft daarbij onder meer verwezen naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het voortgangsverslag van Verslavingszorg Noord Nederland van 19 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een aanzienlijk geldbedrag uit een door hem opengebroken kluisje, dat toebehoort aan zijn pleegmoeder die hem – tot op heden – steunt bij zijn problemen. Daarnaast heeft hij een scooter gestolen. Tot slot heeft hij bij een caravanstalling op verschillende momenten meerdere caravans en disselbakken opengebroken en een groot aantal gasflessen en andere goederen weggenomen. Hierdoor heeft verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen, ook heeft hij voor schade en ergernis bij de slachtoffers gezorgd. Dergelijk gedrag wakkert gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan. Verdachte heeft alleen maar gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen van dergelijke delicten voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Blijkens het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden opnieuw tot het plegen van deze strafbare feiten over te gaan. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten liep verdachte nog in twee proeftijden.
Uit het voortgangsverslag van 19 februari 2021 uitgebracht in het kader van een voorwaardelijke veroordeling, blijkt dat verdachte sinds december 2019 geen alcohol en drugs meer gebruikt. Daarvoor stond zijn middelengebruik centraal in zijn leven. Verdachte woont bij zijn pleegmoeder en zij beheert ook zijn financiën. Sinds februari 2020 is verdachte in behandeling bij het NPI en hij komt zijn afspraken trouw na. De reclassering adviseert bij een veroordeling de proeftijd te verlengen met continuering van de huidige bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de reclasseringswerker aangegeven dat ook de periode vanaf februari 2021 goed is verlopen. De behandeling van verdachte bij het NPI zal nog ongeveer een half jaar duren. Oplegging van een onvoorwaardelijke detentie zou het hulpverleningstraject doorkruisen. Een voorwaardelijke detentie met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod zou een goede stok achter de deur zijn.
Gelet op de aard, ernst en hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten als ook verdachtes strafrechtelijk verleden, acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Verdachte heeft echter verantwoordelijkheid genomen voor de bewezenverklaarde feiten en een positieve wending aan zijn leven gegeven. Hij is afgekickt en sinds zijn aanhouding niet meer met politie of justitie in aanraking gekomen. De rechtbank wil verdachte de kans bieden om de ingeslagen weg voort te zetten.
Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de goede weg die verdachte heeft ingeslagen doorkruisen, wat voor zowel verdachte als de maatschappij onwenselijk is.
Alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf, die bij het advies van de reclassering aansluit, passend en geboden. De rechtbank zal daarom verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd van drie jaren, met bijzondere voorwaarden opleggen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
parketnummer 18/188231-20, feit 1.
1. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 14.400,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

parketnummer 18/089214-20

2. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 57,85 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 12] , tot een bedrag van € 185,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 7], tot een bedrag van € 389,15 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan
5. [benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 245,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 4] , vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en gijzeling.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12] heeft de officier van justitie toewijzing van een bedrag van € 25,00 gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en gijzeling. Voor het overige dient de vordering van deze benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en
[benadeelde partij 3] kunnen worden toegewezen. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12] toegewezen kan worden tot een bedrag van € 25,00 voor het vullen van een gasfles omdat dit rechtstreekse schade betreft. De stallingskosten en het vervoer betreffen geen rechtstreekse schade en die posten moeten afgewezen worden. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de vordering van deze benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze onvoldoende duidelijk is.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/188231-20
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018.
parketnummer 18/089214-20
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 juni 2019.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 12]overweegt de rechtbank het volgende. De vordering bestaat uit drie posten, te weten € 30,00 aan vervoerskosten,
€ 130,00 aan kosten voor de winterstalling en € 25,00 voor het vullen van een gasfles. De rechtbank is van oordeel dat de post kosten winterstalling geen rechtstreekse schade betreft. Verder is de post vervoerskosten onvoldoende onderbouwd. De vordering van de benadeelde partij zal voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank acht de post vullen gasfles van € 25,00 toewijsbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 12]de gestelde schade tot een bedrag van € 25,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 juli 2019. De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]overweegt de rechtbank het volgende. De vordering bestaat uit twee posten, te weten € 255,15 voor een fietsendrager en € 134,00 voor twee gasflessen. Uit het procesdossier is de rechtbank gebleken dat één gasfles aan de benadeelde partij is teruggeven. De rechtbank zal daarom
€ 67,00 in mindering op de vordering brengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]de gestelde schade tot een bedrag van € 322,15 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 juli 2019. De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de hiervoor genoemde benadeelde partijen voorts
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schades zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2. bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/084189-19

Bij onherroepelijk vonnis van 19 juli 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 augustus 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 april 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gewijzigd in die zin dat hij thans verlenging van de proeftijd met één jaar heeft gevorderd.
De raadsvrouw heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een verlenging van de proeftijd.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1. en 2. in de zaak met parketnummer 18/188231-20 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/116048-19

Bij onherroepelijk vonnis van 23 september 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 oktober 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 april 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gewijzigd in die zin dat hij thans verlenging van de proeftijd met één jaar heeft gevorderd.
De raadsvrouw heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegeneen verlenging van de proeftijd.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1. en 2. in de zaak met parketnummer 18/188231-20 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/089214-20 onder 4. en 5. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/188231-20 onder 1. en 2. en het in de zaak met parketnummer 18/089214-20 onder 1. primair, 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.

een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak
meldt bij Verslavingszorg Noord-Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden.
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van het NPI voor zijn psychosociaal functioneren, onderdeel van Arkin te Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van Castle Craig Nederland voor zijn verslavingsproblematiek, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, geen alcohol en drugs gebruikt en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en/of ademonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van parketnummer 18/188231-20, feit 1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 14.400,00 (zegge: veertienduizend vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van € 14.400,00 (zegge: veertienduizend vierhonderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2018. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 107 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van parketnummer 18/089214-20
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 57,85 (zegge: zevenenvijftig euro en vijfentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] , te betalen een bedrag van € 57,85 (zegge: zevenenvijftig euro en vijfentachtig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 12]toe tot na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 25,00 (zegge: vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12] , te betalen een bedrag van € 25,00 (zegge: vijfentwintig euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]toe tot na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 322,15 (zegge: driehonderd tweeëntwintig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] , te betalen een bedrag van € 322,15 (zegge: driehonderd tweeëntwintig euro en vijftien cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 6 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/084189-19:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 19 juli 2019 vastgestelde proeftijd met één jaar.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/116048-19:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 23 september 2019 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2021.
Mr. Krijger en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.