ECLI:NL:RBNNE:2021:1935

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
LEE 21/778
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking van verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 mei 2021, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R.J. De Nekker, een verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf, waarin verzoekers werd gelast om gevelbeschieting op hun woning te verwijderen onder dreiging van een dwangsom van € 10.000,--. Na bezwaar van verzoekers heeft verweerder aangegeven bereid te zijn om te wachten met de invordering van de dwangsom totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.

Verzoekers hebben vervolgens verzocht om veroordeling in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor een proceskostenveroordeling is voldaan, aangezien verweerder tegemoet is gekomen aan de bezwaren van verzoekers. De voorzieningenrechter heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 534,--, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak benadrukt dat de griffier op grond van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb het griffierecht geheel of gedeeltelijk zal vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van de uitspraak, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/778

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoekers] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. R.J. De Nekker),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf, verweerder
(gemachtigde: J. van Weperen).

Procesverloop

In het besluit van 17 februari 2021 heeft verweerder onder oplegging van een dwangsom verzoekers gelast om voor 17 maart 2021 om 15:00 uur de gevelbeschieting op de voorgevel van hun woning aan de [adres] te [woonplaats] te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- ineens.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens hebben verzoekers bij brief van 1 april 2021 hun verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht om op de voet van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over te gaan tot veroordeling in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft bij brief van 2 april 2021 verweerder in de gelegenheid gesteld ter zake van dit verzoek een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij e-mailbericht van 15 april 2021 gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid van de Awb
uitspraak zonder zitting.
2. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb (dat krachtens artikel 8:84, vijfde
lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard in voorlopige voorzieningsprocedures) kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten veroordelen, indien daarom tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht.
3. Vastgesteld wordt dat verzoekers hun verzoek hebben ingetrokken, omdat
verweerder aan hun bezwaren is tegemoetgekomen. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder in zijn schrijven van 24 maart 2021 heeft aangegeven dat zij bereid is om te wachten met de invordering van de verbeurde dwangsom totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
4. Nu aan het in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb gestelde is voldaan acht de
voorzieningenrechter termen aanwezig verweerder op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek bij de voorzieningenrechter redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,-- (één punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 534,-- en een wegingsfactor 1).
5. Voor wat betreft de vergoeding van het gestorte griffierecht ten bedrage van
€ 181,-- merkt de voorzieningenrechter ten overvloede op, dat de griffier op grond van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb het griffierecht geheel of gedeeltelijk zal vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 534,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier, op 6 mei 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.