ECLI:NL:RBNNE:2021:1922

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
18/018865-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en wapenbezit met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs en het bezit van een omgebouwd vuurwapen. De verdachte heeft in de periode van 21 november 2020 tot en met 21 januari 2021 meermalen cocaïne en heroïne verkocht en op 21 januari 2021 werd hij aangehouden met ongeveer 9,60 gram cocaïne en 29,54 gram heroïne in zijn bezit. Tevens werd een omgebouwd vuurwapen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bijzondere voorwaarden zijn een meldplicht, ambulante behandeling en dagbesteding. De rechtbank overwoog dat het gebruik van harddrugs schadelijk is voor de volksgezondheid en dat de combinatie van drugshandel en wapenbezit zeer zorgelijk is. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke veroordeling en de rechtbank rekende het hem aan dat hij opnieuw strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van een eerdere veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/018865-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/750022-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in de periode 10 november 2020 tot en met 21 januari 2021 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelhe(i)den cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (telkens) een hoeveelhe(i)d(en) heroïne gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, (telkens) zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,60 gram cocaïne (63 bolletjes cocaïne), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 29,54 gram heroïne (64 bolletjes heroïne + residu in zakje), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Leeuwarden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, van het merk Ekol, type Firat Compact, kaliber .380 auto (9 mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, welk wapen is getransformeerd/omgebouwd naar een semi-automatisch centraal pistool, geschikt om projectielen door een loop af te schieten
en/of
vijf stuks (bijbehorende) centraalvuur kogelpatronen .380 auto (9 mm kort), althans munitie van de categorie III Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1., 2. en 3. Ten aanzien van feit 1. heeft hij daartoe het volgende aangevoerd. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Zo heeft hij verklaard dat iemand anders de drugs aan verdachte leverde en dat hij de drugs vervolgens heeft verspreid. Nu sprake is van medeplegen, kan ook 10 november 2020 als begindatum worden bewezenverklaard. Op 10 november 2020 is er een sms-bom verstuurd. Doordat er sprake is van medeplegen, maakt het voor het bepalen van de begindatum niet uit of verdachte of één van zijn medeplegers deze sms-bom heeft verstuurd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vooropgesteld dat op zich een bewezenverklaring kan volgen voor feiten 1., 2. en 3.
Ten aanzien van feit 1. heeft de raadsman echter aangevoerd dat verdachte het feit dat hem ten laste is gelegd, enkel heeft gepleegd in de periode twee maanden voorafgaand aan 21 januari 2021.
Ten aanzien van feit 3. heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling was dat het wapen een nepwapen betrof.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1., 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2021;
2. een schriftelijk stuk, inhoudende een proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgenomen op pagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021003934 / 2021018701 – 2021055422 van 26 februari 2021, inhoudend het relaas van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking van 21 januari 2021, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen van 24 februari 2021, opgenomen op pagina 192 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2021, opgenomen op pagina 196 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2021, opgenomen op pagina 206 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2021, opgenomen op pagina 208 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2021, opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 23 februari 2021, opgenomen op pagina 14 e.v. van het aanvullend dossier van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer PL0100-2021003934-38, inhoudend het relaas van verbalisanten.
Bewijsoverwegingen rechtbank
Ten aanzien van feit 1.
Verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 10 november 2020 tot en met 21 januari 2021 tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gedeald in cocaïne en heroïne. Verdachte heeft verklaard dat hij zich twee maanden voorafgaand aan zijn aanhouding op 21 januari 2021 bezig heeft gehouden met het dealen van cocaïne en heroïne. Hij heeft hierover verklaard dat hij door twee andere personen werd benaderd om voor hen drugs te dealen. Van deze personen zou verdachte onder andere een telefoon hebben meegekregen met daarin de adressen van afnemers. Deze afnemers belden verdachte en hij bracht hen vervolgens de drugs. Elke dag kon verdachte een zakje drugs ophalen bij zijn mededaders.
Op grond van de verklaring van verdachte en de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 21 november 2020 tot en met 21 januari 2021 tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk cocaïne en heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander of anderen al voor deze delictsperiode schuldig heeft gemaakt aan het dealen in harddrugs. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij de telefoon met nummer [telefoonnummer] heeft gebruikt als dealtelefoon, maar dat hij deze op 10 november 2020 - het moment waarop vanaf deze telefoon een sms-bom werd verstuurd naar ongeveer 250 unieke telefoonnummers - nog niet in zijn bezit had. Uit geen van de andere bewijsmiddelen volgt dat verdachte al voor de bewezen geachte delictsperiode gebruik heeft gemaakt van de dealtelefoon. Evenmin blijkt uit de verklaringen van de diverse afnemers dat zij eerder dan genoemde periode van maximaal twee maanden, cocaïne en heroïne bij verdachte hebben gekocht. De rechtbank ziet in het dossier dan ook onvoldoende aanknopingspunten om met voldoende zekerheid aan te kunnen nemen dat verdachte in de periode van 10 november 2020 tot 21 november 2020 op de hoogte was van het in gebruik nemen van de dealtelefoon, laat staan (verder) betrokken was bij de handel in cocaïne en heroïne.
Ten aanzien van feit 3.
Bij de aanhouding van verdachte op 21 januari 2021is een zilverkleurig pistool met zwart handvat in zijn broeksband aangetroffen. Bij het wapen zat een bijpassend patroonmagazijn, gevuld met vijf patronen. Uit onderzoek is gebleken dat het een tot vuurwapen getransformeerd gaspistool betrof. Oorspronkelijk had het een open loop voorzien van een sper. Deze sper is volledig verwijderd, waardoor het mogelijk is gemaakt kogelpatronen met het wapen te verschieten. De kamer van het pistool is dusdanig aangepast dat deze kogelpatronen van het kaliber .380 auto kan bevatten. Vastgesteld is dat dit pistool een vuurwapen is in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat het een nepwapen was. Hij zou het wapen en de munitie ter zelfverdediging hebben meegekregen en hem zou zijn verteld dat het een nepwapen betrof, dat hij, indien nodig, als dreigmiddel kon inzetten. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er vijf kogels in het wapen zaten. Hij stelt dat hij dacht dat als hij het magazijn met de kogels kon laten zien, dat mensen zou afschrikken.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte. Zij gaat ervan uit dat verdachte wist dat het een echt vuurwapen was, gelet op de omstandigheden waaronder het wapen bij hem is aangetroffen en de omstandigheid dat hij wist dat er vijf kogelpatronen in het wapen zaten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1., 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 21 november 2020 tot en met 21 januari 2021 te Leeuwarden, meermalen, op verschillende tijdstippen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 21 januari 2021 te Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad 9,60 gram cocaïne (63 bolletjes) en 29,54 gram heroïne (64 bolletjes + residu in zakje), zijnde cocaïne en heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij op 21 januari 2021 te Leeuwarden een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Ekol, type Firat Compact, kaliber .380 auto, 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, welk wapen is getransformeerd naar een semi-automatisch centraal pistool, geschikt om projectielen door een loop af te schieten
en
vijf stuks, bijbehorende centraalvuur kogelpatronen .380 auto, 9 mm kort, munitie van de categorie III Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1., 2. en 3. wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, dagbesteding en een locatiegebod. Ten aanzien van het locatiegebod heeft de officier van justitie gevorderd dit zodanig te formuleren dat verdachte zich moet laten inschrijven op een adres in de Basisregistratie Personen, dat adres kenbaar moet maken aan de reclassering en dat het adres aan de [straatnaam] kan worden vervangen door het adres waarop verdachte zich in de Basisregistratie Personen heeft laten inschrijven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht op te leggen, met daarbij een voorwaardelijk deel met de geadviseerde bijzondere voorwaarden en eventueel een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 2 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 21 november 2020 tot en met 21 januari 2021 schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs en op 21 januari 2021 aan het bezit daarvan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen met bijbehorende munitie. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs schadelijk is voor de volksgezondheid, gepaard gaat met overlast in de samenleving en leidt tot vele vormen van criminaliteit. De combinatie van het dealen in drugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie, acht de rechtbank zeer zorgelijk. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Voor dergelijke feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling in strafverzwarende zin rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor, onder andere, verboden wapenbezit. Daarnaast heeft de rechtbank bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte in de proeftijd van een eerdere veroordeling liep en onder toezicht van de reclassering stond. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich door deze voorwaardelijk opgelegde straf niet heeft laten weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en van deze veroordeling kennelijk niets heeft geleerd en dat hij het vertrouwen dat de reclassering in hem heeft gesteld, heeft geschonden.
Uit het reclasseringsrapport leidt de rechtbank af dat er bij verdachte sprake is van antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Er is tevens sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling en verdachte heeft een verhoogde behoefte aan status en erkenning bij leeftijdsgenoten. Een lopend reclasseringstoezicht heeft niet kunnen voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten is gaan plegen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, een locatiegebod en dagbesteding.
Gelet op het advies van de reclassering en de relatief lage leeftijd van verdachte ziet de rechtbank, ondanks het mislukken van een eerdere proeftijd, aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met de geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van een locatiegebod. Gelet op de omstandigheid dat verdachte een aanzienlijke periode gedetineerd zal raken acht de rechtbank een locatiegebod met elektronische monitoring gedurende een proeftijd van drie jaren onevenredig zwaar. Bovendien staat niet op voorhand vast dat verdachte na detentie woonachtig zal zijn op een adres waar elektronische monitoring mogelijk is.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Als bijzondere voorwaarden zal de rechtbank een meldplicht, een ambulante behandeling en dagbesteding opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen auto, weegschaal, telefoons van het merk Apple en het geld verbeurd te verklaren en de wapens, munitie en drugs te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor teruggave van de auto. Ten aanzien van de wapens en drugs heeft de raadsman aangevoerd dat deze goederen, conform de vordering van de officier van justitie, kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een personenauto van het merk Renault met kenteken [kenteken], de weegschaal, twee telefoons van het merk Apple en het geld vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit geld en deze voorwerpen uit (baten van) het strafbare feit zijn verkregen en/of het strafbare feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het wapen met munitie en alle inbeslaggenomen drugs vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat de feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 23 mei 2019 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 juli 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 19 maart 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf en heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij deze vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen. Hij heeft aangevoerd dat er een te ver verwijderd verband is tussen de feiten uit de hoofdzaak en die van de voorwaardelijke veroordeling. Daarnaast is verdachte niet geholpen bij een tenuitvoerlegging en moet bekeken worden hoe verdachte uit de criminaliteit gehouden kan worden. Ook heeft de reclassering beoordeeld dat de kans dat verdachte zicht onttrekt aan de voorwaarden laag is. De raadsman heeft dan ook aangevoerd eventueel de proeftijd te verlengen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1., 2. en 3. heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vijf maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich, nadat de reclassering contact met hem heeft opgenomen, meldt bij de reclassering van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op door de reclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig acht, onder behandeling en begeleiding zal stellen van GGZ Friesland en Stay Focused, of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling door de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling en begeleiding zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zal meewerken aan het hebben van een passende dagbesteding.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Inbeslaggenomen goederen
Verklaart verbeurdde in beslag genomen:
  • 1 STK Personenauto van het merk Renault met kenteken [kenteken]
  • 1 STK Weegschaal
  • 1 STK GSM (Apple Se)
  • 1 STK GSM (Apple S)
  • Geld, 1200 EURO
  • Geld, 1145 EURO
  • Geld, 80,20 EURO
  • Geld, 746,58 EURO
  • Geld, 67,30 EURO
  • Geld, 87 EURO

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:

  • 1 STK Heroïne
  • 64 STK Heroïne
  • 63 STK Cocaïne
  • 1 STK Hashish
  • 1 STK Pistool (inclusief vijf kogelpatronen)

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/750022-18:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 23 mei 2019, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P. Hoekstra, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. M. Brinksma, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2021.
Mr. Velvis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.