ECLI:NL:RBNNE:2021:1920

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
18/750073-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennep in een boerderij te Raard

Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2017 tot en met 20 juli 2017 samen met een medeverdachte een hennepkwekerij heeft opgezet in een boerderij te Raard. De verdachte werd op 20 juli 2017 betrapt toen de politie een professioneel opgezette hennepkwekerij aantrof met ongeveer 1482 hennepplanten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, ondanks zijn ontkenning. De medeverdachte heeft belastende verklaringen afgelegd over de rol van de verdachte in de kwekerij, wat de rechtbank als betrouwbaar beschouwde. De rechtbank achtte het medeplegen bewezen en legde een taakstraf op van 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen bij niet-naleving. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750073-17

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

12 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 maart 2021, en, na het tussenvonnis van de rechtbank van 19 maart 2021, het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 april 2021.
Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot
en met 20 juli 2017 te Raard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een boerderij, althans een pand op of aan het perceel [straatnaam], heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 1482 hennepplanten, althans
1087 hennepplanten en/of 395 hennepstekken, althans delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte vanaf oktober 2016 in de boerderij verbleef. Samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte de hennepkwekerij opgezet.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
22 juli 2017, opgenomen op pagina 360 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2017099999 d.d. 30 december 2017 inhoudende de verklaring van
[verdachte], onder meer:
Op enig moment - medio september 2016 - nam mevrouw [naam] met mij telefonisch
contact op en zei vertelde mij, dat ze een pand gekocht had. Ze vroeg aan mij of het wat was en of ik er wat mee kon. Hiermee bedoelde zij: of ik een deel van het pand wilde gaan huren. Daar aangekomen op het adres [straatnaam] in Raard zag ik dat mevrouw [naam] er was met [medeverdachte].
V: Wanneer ging u de ruimtes in de boerderij, adres [straatnaam] in Raard huren?
A: Volgens mij ging ik op l november 2016 de boerderij huren.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 22 juli 2017 opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, onder meer:
Het bleek dat op [straatnaam] te Raard een hennepkwekerij met planten aanwezig was.
Het pand betreft een boerderij met woning.
Kweekruimte l
Deze ruimte had de afmetingen 1.30 meter bij 5.00 meter. Ik zag in deze ruimte een soort van tafel staan met daarop een bak voorzien van vijverfolie. Hierop stonden er 395 hennepstekken. Onder deze tafel bevond zich een bak met water voor bewatering van de planten en een doos vol met gebruikte plastic bakjes.
Kweekruimte 2
Deze ruimte had de afmetingen 3.20 meter bij 6.80 meter. Hierop stonden er 312
hennepplanten. Ik zag dat het op het slakkenhuis welke in de ruimte bevond een datum staan van 9 februari 2017. Ik zag dat op de assimilatielampen een laagje stof lag, maar ook groen residu. Achter de ophanging van het koolstoffilter zag ik dat deze witter was dan het doek dat bloot lag.
Kweekruimte 3
Deze ruimte had de afmetingen 5.00 meter bij 6.00 meter. Hierop stonden er 375 hennepplanten.
Kweekruimte 4
Deze ruimte had de afmetingen 4.00 meter bij 6.00 meter. Hierop stonden er 400 hennepplanten.
Vaststelling hennep
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en
vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten
betroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2017, opgenomen op pagina 167 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, onder meer:
Hennepkwekerij te Raard aan de [straatnaam].
Ik, verbalisant, trof in het schuurgedeelte welke aan de woning vastzat een viertal ruimtes met hennepplanten/stekjes. Ik zag dat op het slakkenhuis welke in de ruimte(1) bevond een datum staan van 9 februari 2017. Ik zag dat op de assimilatielampen een laagje stof lag, maar ook groen residu. Achter de ophanging van het koolstoffilter zag ik dat deze witter was dan het doek dat bloot lag. In de ruimte hiernaast zag ik een doos op de grond liggen. In deze doos zag ik ongeveer 10 knipscharen. Ik zag op deze scharen een groen residu zitten welke overeenkomt met die van hennep. In diezelfde ruimte zag ik een handmatige knipmachine met aan de binnenzijde groen residu. In deze ruimte achter schuifdeuren welke open stond zag ik een 20-tal droogrekken opgestapeld. Ik zag bij de droogrekken dat het midden van de droogrekken groen verkleurd waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2017, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, onder meer:
In de boerderij-woning/-schuur, adres [straatnaam] te Raard, werd een professionele in werking zijnde hennepkwekerij ontdekt.
Tijdens de doorzoeking werd er een agenda gevonden, waarvan de eigenaar verdachte [medeverdachte] was. De agenda werd in beslaggenomen.
Tijdens mijn onderzoek in de agenda zag ik handgeschreven vermeldingen- in blauwe inkt
staan bij de maand Januari, week 3, boven 17 Dinsdag: 1-1 (en de volgende weken):
  • 24 Dinsdag: 2-1, l -2 en 30029142
  • Bij de maand Februari zag ik boven 25 Zaterdag; 1-3
  • De cijfers eindigden bij: 12-1, 12 - 2 en 12 - 3.
  • Vanaf 18 juni zijn er weer soortgelijke vermeldingen: 2-2 en 1-5 en 3-1
  • Deze cijfers eindigden bij: 2-11, l - 11 en 11 - 3
Na - ontcijfering - van deze vermeldingen heb ik hiervan in Excel een overzicht
gemaakt. Het is mij ambtshalve bekend, dat deze beschrijving voldoet aan een voltooide
hennepteelt cyclus van 12 weken met oogst. In het overzicht wordt het aannemelijk, dat
er sprake was van een eerdere oogst uit 3 ruimten in de periode van 17 januari tot 13
mei 2017. Deze perioden worden met gekleurde vakken: groen, paars en geel vermeld.
Cijfers staan voor aantal kweekweken van de hennepplanten tot aan de oogstdatum:
  • 2-1 staat voor 2e kweekweek hennepplanten uit ruimte l
  • 1-2 staat voor Ie kweekweek hennepplanten uit ruimte 2
  • 1-3 staat voor Ie kweekweek hennepplanten uit ruimte 3
Aangetroffen hennepplanten
De datum 20 juli 2017 van binnentreden was in week 29 van dit jaar. Verder komen de
cijfers, die vermeld staan in de agenda vanaf 18 juni, overeen met de "grote" van de
aangetroffen hennepplanten tijdens het binnentreden op 20 juli 2017 in van de
boerderij-woning /-schuur.
Verdachte [medeverdachte] vermeldde de volgende cijfers in week 29 van zijn agenda: 2-3,
l - 9 en 2 - 6. In het Excel overzicht heb ik de gegevens vermeld vanuit de agenda in
de periode van 19 mei tot 17 september 2017. Deze perioden worden met gekleurde vakken
rood, licht blauw en zwart vermeld.
Resumé
Agenda staan vermeldingen van aantal weken hennepteelt, met oogstdata
In het Excel overzicht wordt het duidelijk, dat de wekelijkse vermeldingen, waarin de kweek van de hennepplanten vanaf de startdatum met de ruimte - cijfermatig - beschreven werden zoals: 1-1 opvolgend tot 12-1.
Aannemelijk is, dat er eerdere oogst(en) waren in de periode januari t/m mei 2017
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
21 juli 2017, opgenomen op pagina 403 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte], onder meer:
V: Hoe lang woont [verdachte] nu in dat pand?
A: Ik geloof iets om en nabij de 6 maanden.
V: Wie is huurder van het pand?
A: [verdachte] is huurder van het hele pand.
V: Wie is de bedenker van het opzetten van een hennepkwekerij.
A: [verdachte] en ik hebben er gesprekken over gehad en de hennepkwekerij is hier het
gevolg van.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 juli 2017, opgenomen op pagina 415 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte], onder meer:
O: Wij tonen u een foto (SKDB foto van verdachte [verdachte]).
A: Deze foto herken ik. Dit is [verdachte].
[verdachte] heeft mij af en toe geholpen.
V: Van welke persoon kreeg u geld om de hennepkwekerij op te zetten?
A: [verdachte] en ik hebben samen wat geld in de kwekerij gestoken.
V: Wie zou u gaan helpen bij het oogsten/henneptoppen knippen?
A: Dit zou [verdachte] zijn. We zouden dat samen doen.
V: Met wie zou u bij verkoop van de henneptoppen, de opbrengsten gaan delen?
A: Met [verdachte].
V: Wat was de verdeelsleutel van de opbrengst?
A: Dat lag er een beetje aan wat de opbrengst zou zijn. [verdachte] zou rond de 25.000 euro
krijgen. Plus zijn investering.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 20 juli 2017 is door verbalisanten een professioneel opgezette hennepkwekerij aangetroffen in een pand aan de [straatnaam] te Raard. Verdachte huurde vanaf november 2016 het pand, te weten een oude boerderij. Hij ontkent iets met de hennepkwekerij te maken te hebben gehad.
Daarentegen heeft medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) bij de politie een belastende verklaring afgelegd over verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 30 april 2021 verklaard dat hij ongeveer halverwege april 2017 het vermoeden kreeg dat een hennepkwekerij was opgezet in het pand en vervolgens elders woonruimte heeft gezocht en zijn persoonlijke spullen in eerste instantie heeft achter gelaten. Ter onderbouwing van deze verklaring heeft verdachte ter zitting een huurovereenkomst overlegd van een bedrijfsruimte aan de [straatnaam] in Dokkum. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niets met de hennepkwekerij heeft te maken onaannemelijk. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de hennepkwekerij in januari 2017 in werking is gesteld en dat de hennepgeur in het woongedeelte merkbaar was. [1] Niet aannemelijk is dat verdachte hier niet eerder dan april 2017 iets van zou hebben vernomen. Voorts betreft de door verdachte overlegde huurovereenkomst geen andere woonruimte, maar een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst van de bedrijfsruimte is bovendien al op 28 maart 2017 opgemaakt, zijnde een paar weken voordat verdachte naar eigen zeggen een vermoeden kreeg dat een hennepkwekerij was opgezet. Daar komt bij dat verdachte destijds bij zijn verhoor bij de politie niets heeft gezegd over het voorgaande en hij pas ter zitting met deze verklaring is gekomen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en gaat uit van de verklaring van [medeverdachte]. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar, omdat [medeverdachte] ook belastend over zichzelf heeft verklaard. Verdachte heeft [medeverdachte] geholpen met de opbouw van de hennepkwekerij en het onderhouden van de hennepkwekerij.
Met betrekking tot het medeplegen stelt de rechtbank voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
[medeverdachte] heeft bekend dat hij de hennepkwekerij heeft opgezet waarbij verdachte hem af en toe heeft geholpen. Verdachte woonde in de boerderij. Hij zou [medeverdachte] helpen met het oogsten en een deel van de opbrengst ontvangen. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling tussen de verdachten. Met het bewonen van de woning, het helpen met de opbouw van de hennepkwekerij en het maken van afspraken over het oogsten van de hennep en het verdelen van de opbrengst heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een zodanig aandeel in de hennepkweek gehad, dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen.
Daarmee acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen in de periode van 1 april 2017 tot en met 20 juli 2017.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 20 juli 2017 te Raard, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk, in een boerderij op het perceel [straatnaam], heeft geteeld een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1482 hennepplanten,
zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennep. Het gebruik van softdrugs is schadelijk voor de volksgezondheid. Daarnaast is algemeen bekend dat hennepkwekerijen de nodige (brand)gevaren met zich meebrengen. Er was sprake van een professioneel opgezette hennepkwekerij in een oude boerderij met ruim 1400 planten.
Verdachte heeft bij zijn handelen kennelijk enkel oog gehad voor zijn financieel gewin. De rechtbank acht het handelen van verdachte dan ook kwalijk.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) tot uitgangspunt genomen. Voor het kweken van 500 tot 1000 hennepplanten met als doel verkoop van de geoogste planten geldt als oriëntatiepunt een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Dit oriëntatiepunt ziet op één oogst. In onderhavige zaak betroffen het 1482 hennepplanten.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 3 februari 2021 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het lange tijdverloop tussen het feit en de zitting.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 180 uren te vervangen door 90 dagen hechtenis, passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen hechtenis zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2021.

Voetnoten

1.Pagina 170 van het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 25 juli 2017, inhoudende de verklaring van verbalisant F.S. Mandema: Ik rook dat de geur van hennep in alle woonruimtes te ruiken was.