ECLI:NL:RBNNE:2021:192

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
18/068856-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor vrijheidsberoving en mishandeling van zijn zoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader, die samen met zijn echtgenote zijn zoon gedurende twee dagen en nachten van zijn vrijheid heeft beroofd. De verdachte heeft zijn zoon vastgebonden aan een stoel met tiewraps en hem meerdere keren mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezen verklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, gezien zijn psychische stoornis en de narcistische persoonlijkheidstrekken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden, een taakstraf van 240 uur en bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de noodzaak voor behandeling van de verdachte. De rechtbank heeft de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/068856-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 januari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
7 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Scheffers, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats] , gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- [slachtoffer] op een stoel te zetten, althans op een stoel te laten zitten, en/of (vervolgens)
- [slachtoffer] zijn armen en/of handen (met tiewraps, althans een sjaal) aan elkaar en/of aan die stoel vast te binden en/of vastgebonden te houden en/of (vervolgens)
- constant bij [slachtoffer] in de buurt te zijn en/of te blijven, in ieder geval door [slachtoffer] , gedurende een periode van ongeveer 26 uren, in elk geval gedurende enige tijd, te belet(ten) om zich vrij te bewegen en/of om zich aldaar te verwijderen;
2.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 10 augustus 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats] , gemeente Westerkwartier zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- met een schroevendraaier, althans een scherp en puntig voorwerp, in het kuit/been van [slachtoffer] te steken/prikken en/of
- met (de achterkant van) een schroevendraaier, althans een hard voorwerp, op het hoofd van [slachtoffer] te slaan en/of
- met een metalen stang, althans een hard voorwerp, op/tegen het been van [slachtoffer] te slaan;
3.
hij op of omstreeks 14 november 2017 te Groningen, zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (een) knietje(s) in/tegen het gezicht/hoofd van [slachtoffer] te geven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 2 en 3. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte deze feiten van meet af aan heeft ontkend en dat de geneeskundige verklaring de aangifte van [slachtoffer] niet stellig bevestigt. Met betrekking tot
feit 1 heeft de raadsman betoogd dat verdachte zijn zoon tegen zichzelf wilde beschermen en ook zichzelf en zijn medeverdachte wilde beschermen tegen de agressie van zijn zoon. Beide verdachten en hun dochter [getuige 1] hebben verklaard dat [slachtoffer] is vastgebonden met een sjaal en niet met tiewraps. De precieze duur van de vrijheidsberoving wordt uit het dossier niet duidelijk. [slachtoffer] was in ieder geval vrij toen de politie kwam en is daarna ook niet meer vastgebonden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 7 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] op zondag 11 augustus 2019 op een fauteuil in de woonkamer vastgebonden. Mijn echtgenote, [medeverdachte] , en ik hebben bij hem gezeten en gepraat. Wij hebben allebei op zondag- en maandagavond bij [slachtoffer] in de woonkamer geslapen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 augustus 2019, opgenomen op pagina 69 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019222496 d.d. 21 november 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik woon in [woonplaats] , samen met mijn moeder [medeverdachte] , mijn vader [verdachte] en mijn zusje [getuige 1] . Twee jaar geleden ben ik wel eens bij de dokter geweest nadat ik mishandeld was door mijn vader. Wij waren toen op de atletiekbaan in Groningen. Wij hadden net getraind. Mijn vader drukte mij voorover. Ik stond op dat moment dus voorover gebogen. Vervolgens gaf hij mij 3 of 4 keer een knietje in mijn gezicht. Zo van tak tak tak. Ik hoefde (de rechtbank leest: voelde) een hevige pijn aan mijn neus. Mijn neus werd na die knietjes helemaal dik en opgezwollen en onder mijn ogen zwol mijn gezicht toen ook op. Toen we thuis kwamen werd er toch besloten dat ik naar de dokter moest. Voordat we er heen gingen hebben we samen bedacht wat er gebeurd was waardoor mijn gezicht zo opgezwollen was. We hadden bedacht dat ik gevallen was met de mountainbike, in het donker, zonder helm en dat ik toen gevallen ben op een boomstronk. Ik ben toen met mijn moeder naar de dokterspost gegaan. De dokter concludeerde dat mijn neus zwaar gekneusd was.
Ik ben op zaterdag 10 augustus 2019 omstreeks 23:00 uur uit mijn raam geklommen. Ik was rond 6.00 uur thuis. Ik moest mee komen naar de woonkamer. Toen heeft mijn vader mij vastgebonden op de stoel waarop ik zat. Ik moest mijn armen naar achteren doen, tussen de spijlen van de rugleuning van de stoel heen steken en vervolgens bond hij mijn beide armen bij de handen aan elkaar vast met tiewraps. Ik kreeg om elke pols een tiewrap en vervolgens maakt hij de beide tiewraps om mijn polsen aan elkaar vast met een andere tiewrap. In totaal heb ik zo 26 uren op die stoel gezeten. In de uren dat ik vastgebonden zat werd ik door mijn ouders ondervraagd over wat er op de telefoon stond. Ik kwam soms niet goed uit mijn woorden of ik haperde een beetje in mijn verhaal, dan werd hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) boos. Hij heeft mij toen gestoken met een schroevendraaier in mijn rechterbeen in mijn kuit. Hij heeft ook met de achterkant van de schroevendraaier op mijn achterhoofd geslagen. Hij heeft mij ook met een metalen stang op mijn linker bovenbeen geslagen. De klap met de stang deed mij behoorlijk pijn. Nadat hij mij op mijn hoofd had geslagen, heb ik heel veel hoofdpijn gekregen. Een half uur nadat ik gestoken was, zag ik dat ik behoorlijk bloedde aan mijn been. Ik voelde toen ook wel pijn. De volgende dag kon ik bijna niet lopen van de pijn. Ik heb de hele nacht op de stoel gezeten en daar moest ik ook op slapen. Mijn vader en mijn moeder waren constant bij mij in de kamer. Voordat de politie kwam mocht ik los. Nadat de tiewraps losgemaakt waren door mijn vader kon ik amper mijn armen bewegen. Ik had pijn over mijn gehele bovenlichaam. Ik had ook pijn aan mijn rug omdat ik uren lang gedwongen was om in dezelfde houding te zitten. Ik zag toen ook dat er op mijn polsen striemen zaten van de tiewraps en dat mijn hele rechterhand opgezwollen was. Toen is de politie weggegaan. Toen mocht ik wat drinken en toen hebben ze mij weer vastgebonden op de stoel. Mijn moeder wilde graag dat ik weer vastgebonden werd. Mijn vader heeft mij toen weer vastgebonden met tiewraps. Maar hij heeft toen eerst heel strak een doek om mijn polsen gebonden, en vervolgens daar de tiewraps over heen. Tussen de tiewraps om mijn polsen bond hij ook weer een tiewrap. Na het eten heeft mijn vader mij losgemaakt. Ik mocht mijn handen gaan wassen. Toen ben ik weer op de houten stoel vastgebonden door mijn vader op dezelfde manier; eerst een strakke doek en dan de tiewraps. Ik ben toen gaan slapen. De volgende ochtend, het was toen dinsdag, zijn ze gaan bellen met allemaal instanties. Dinsdagmiddag hebben ze [getuige 1] weer opgehaald. Toen [getuige 1] thuis kwam moest zij mij losmaken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 22 augustus 2019, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
V: Wanneer was dit, dit wat je nu vertelt?
A: Zondag, 11 augustus.
V: Wie heeft hem vast gemaakt aan de stoel?
A: Papa.
V: Hoe laat was het toen je broer werd vast gemaakt?
A: Negen uur denk ik. Het kan ook eerder geweest zijn.
V: Hoe laat ben je naar je opa en oma gegaan?
A: De volgende dag in de ochtend, om 09:45 uur ongeveer.
V: Hoe laat ben jij naar bed gegaan?
A: Om 24:00 uur.
V: Waar was je broer toen?
A: Hij was beneden. Stoel. Hij zit op de stoel. Hij zat te slapen.
V: Waar was je broer toen jij naar je opa en oma ging?
A: Thuis.
V: Waar?
A: Stoel.
O: Dus als ik het goed begrijp heeft je broer zondag 11 augustus vanaf de morgen totdat jij naar bed bent gegaan in de stoel gezeten. Hij mocht los wanneer hij naar de wc moest.
A: Ja. Af en toe mocht hij ook de benen strekken.
V: Als je broer uit de stoel is geweest. Wie maakt hem dan weer vast?
A: Zelfde.
V: Wat bedoel je met zelfde?
A: Zelfde antwoord als ik eerst heb gegeven.
O: Dus als ik het goed begrijp maakt je vader hem weer vast.
O: [getuige 1] knikt "ja" met haar hoofd.
V: Als dit gebeurt, waar is je moeder dan?
A: Bij. […] Toen ik thuis kwam, maakte ik hem los.
4. Een geneeskundige verklaring, op 26 september 2019 opgemaakt en ondertekend door
drs. T. Naujocks, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend, als haar verklaring (pagina 33 e.v. van voornoemd dossier):
Op 22 augustus 2019 heb ik betrokkene, [slachtoffer] , onderzocht.
Lokalisatie van de letsels:
1. Behaarde achterhoofd
5. Polsen beiderzijds
6. Buitenzijde kuit rechts
Beschrijving per lokalisatie (foto's ter illustratie bijgevoegd):
1. Grillig gevormde, rond-ovale, oppervlakkige huidbeschadiging van ca 0,5 cm, net boven de plek waar betrokkene aangeeft geraakt te zijn (foto 1).
5. Aan zowel de duim- als de pinkzijde van beide polsen onregelmatig begrensde, zowel streepvormige als rond-ovale huidbeschadigingen, niet circulair verlopend. Lengte/doornsnede variërend van 0,5-1,5 cm en met (vooral links) enige korstvorming (foto's 7 t/m 10).
6. Ronde huidbeschadiging met korstvorming, diameter ca. 0,5 cm en ogenschijnlijk van wat oudere datum (foto's 11 en 12).
Soort verwonding:
1. Vrijwel genezen schaafwond.
5. Genezende schaaf-/scheurverwondingen
6. Genezende wond van onduidelijke origine.
Opgegeven toedracht:
Betrokkene vertelt het volgende: hij wordt al sinds 2005 mishandeld. De laatste keer is dat ca. 10 dagen geleden gebeurd. Toen werd hij met tiewraps om beide polsen (rechts strakker dan links) en zijn armen achter de rug vastgebonden op een stoel. Daar moest hij gedurende ca. 26 uur blijven zitten. Hij heeft niet geprobeerd zich te bevrijden maar heeft wel bewogen om de meest prettige houding te vinden. Af en toe heeft hij eten gekregen (gevoerd door zijn zusje). Hij werd kortdurend losgemaakt toen de politie aan huis kwam n.a.v. een verhaal over vermeende drugshandel. Na vertrek van de politie werd hij opnieuw vastgemaakt. Terwijl hij vastgebonden was, werd hij met een schroevendraaier in zijn rechter kuit gestoken. Hij weet niet hoe diep maar wel dat het fors heeft gebloed. Ook kreeg hij met de handgreep van een schroevendraaier een klap op het achterhoofd en met een stang een klap op zijn linker bovenbeen. Gevolgen hoofd: een bult en een inmiddels genezen wondje; gevolgen linker bovenbeen: een inmiddels verdwenen blauwe plek.
Mate van overeenkomst tussen opgegeven toedracht en verwonding:
De gevonden afwijkingen sluiten de door betrokkene geschetste toedracht niet uit.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 23 augustus 2019, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
We wonen in [woonplaats] .
V: Zat [slachtoffer] nadat de politie geweest was nog vast op de stoel?
A: Ja, we hebben hem weer vastgezet.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 23 augustus 2019, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: [slachtoffer] geeft in zijn aangifte aan dat hij heeft vastgezeten op een stoel.
A: Klopt. Ik heb hem op de stoel gezet samen met mijn vrouw totdat de politie kwam. De politie kwam, maar nam hem niet mee. Hierna hebben we hem weer vastgezet op de stoel.
V: Wie heeft hem vastgebonden?
A: Ik heb dat samen met mijn vrouw gedaan.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten patiëntgegevens betreffende aangever, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Oproepnummer 12531, ontvangen op nov-14-2017 22:42
Consult/advies:
Subjectief: Gevallen met mountainbike.
Objectief: Pijn bij palpatie os nasale, in neus iets bloed en lichte zwelling, geen groot hematoom
Evaluatie: neustrauma, mgl recidief fractuur maar redelijk rechte stand.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 9 september 2019, opgenomen op pagina 113 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Twee of drie jaar geleden kwam [slachtoffer] terug op school met een blauw oog. [slachtoffer] had als excuus dat hij was gevallen met de mountainbike. [slachtoffer] deed er heel vaag over. Hij heeft ook geen mountainbike. Hij heeft mij later nog verteld dat zijn vader hem een knietje had gegeven in zijn gezicht. Ik vroeg aan [slachtoffer] , dat blauwe oog hoe kwam dit nou? Toen zei hij dat zijn vader hem een knietje had gegeven.
V: Wat was de aanleiding, heeft [slachtoffer] hier nog iets over gezegd?
A: Iets met atletiek of zo. Dat hij niet hard genoeg trainde en dat hij beter zijn best moest doen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 26 september 2019, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Aangever heeft meerdere geluidsopnames van gesprekken tussen zijn ouders en hem opgenomen om zijn vriendin te laten horen hoe het thuis gaat. Op 9 augustus 2019 heeft [slachtoffer] meerdere berichten gestuurd. Geluidsopname met de duur van 1:42:43. Gesprek tussen vader en [slachtoffer] . Om 39:17 zegt vader: Als ik jou geschopt heb dan weet ik het wel waarom doe ik, [..] dus neem ik het op mijn rekening. […] Ik heb jou geschopt en geslagen. Denk je dat ik zeg dat ik het niet gedaan heb. Ik heb er geen spijt van.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van de opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] , zijn zoon in de ten laste gelegde periode van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
[slachtoffer] heeft zelf verklaard dat hij vanaf zondagmorgen in totaal 26 uur heeft vastgezeten, en vervolgens, met tussenpozen, tot het moment dat [getuige 1] hem op dinsdag los moest maken. Zijn verklaring vindt steun in de verklaring van [getuige 1] , die hem op diverse momenten in deze periode inderdaad vastgebonden heeft gezien. Op een aantal punten vindt zijn verklaring tevens steun in die van zijn ouders, die beiden hebben erkend dat [slachtoffer] door hen op een stoel is vastgebonden, en ook dat hij na het bezoek van de politie opnieuw is vastgemaakt. De rechtbank heeft dus geen aanleiding om aan de – ook overigens gedetailleerd en authentiek overkomende – verklaring van [slachtoffer] te twijfelen, ook niet aan zijn verklaring dat hij vastgemaakt was tiewraps. Dit laatste vindt immers ook steun in het in de geneeskundige verklaring omschreven letsel aan de polsen.
Reeds de duur van de vrijheidsberoving en de wijze waarop deze is uitgevoerd (met gebruikmaking van tiewraps) maakt deze naar het oordeel van de rechtbank wederrechtelijk, ongeacht de argumenten die verdachten als verklaring voor hun handelen hebben aangevoerd. Los daarvan acht de rechtbank ook niet aannemelijk dat er daadwerkelijk sprake was van een noodsituatie zoals verdachten die beschreven hebben. Dat sprake was van agressie van [slachtoffer] gericht op zijn ouders meldden de ouders op zitting ook voor het eerst. In hun verhoren bij de politie noemen zij alleen de vrees dat hun zoon zichzelf iets zou aandoen. Dat baseren zij op uitspraken van hun dochter, maar in de verklaring van [getuige 1] ontbreekt iedere verwijzing daarnaar. Uit de verklaring van [slachtoffer] , zijn vlucht uit de woning en de verklaring van de buurvrouw, getuige Doller, blijkt dat bij [slachtoffer] juist sprake was van een doorleefde angst voor zijn ouders. Uit het dossier komt naar het oordeel van de rechtbank dan ook eerder een beeld naar voren dat [slachtoffer] is vastgebonden als straf, om hem te ondervragen en om te voorkomen dat hij zich daaraan zou onttrekken.
De rechtbank acht op grond van de aangifte en het door de forensisch arts geconstateerde letsel ook feit 2 bewezen. Zoals hiervoor reeds overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen.
De rechtbank acht ook feit 3 bewezen. De verklaring met betrekking tot deze mishandeling door verdachte wordt ondersteund door de door de huisarts verstrekte patiëntgegevens. [slachtoffer] had al eerder aan getuige [getuige 2] verklaard dat hij niet was gevallen met zijn fiets, wat hij in overleg met zijn ouders tegen de arts heeft gezegd, maar dat zijn blauw oog was veroorzaakt door een knietje van zijn vader. Daar komt bij dat verdachte in een door [slachtoffer] opgenomen geluidsfragment heeft erkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt. Dit fragment is ter terechtzitting beluisterd en verdachte heeft bevestigd dat hij op het fragment te horen is. Dit draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat [slachtoffer] door verdachte is mishandeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats] , gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- [slachtoffer] op een stoel te laten zitten, en vervolgens
- [slachtoffer] zijn armen en/of handen met tiewraps aan elkaar en aan die stoel vast te binden en vastgebonden te houden en vervolgens
- constant bij [slachtoffer] in de buurt te zijn of te blijven;
2.
hij in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 12 augustus 2019 te [plaats] , gemeente Westerkwartier zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- met een schroevendraaier in het been van [slachtoffer] te steken/prikken en
- met de achterkant van een schroevendraaier op het hoofd van [slachtoffer] te slaan en
- met een metalen stang op/tegen het been van [slachtoffer] te slaan;
3.
hij op 14 november 2017 te Groningen zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door knietjes in het gezicht van [slachtoffer] te geven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
2. mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind;
3. mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld een meldplicht en een ambulante behandeling bij de AFPN als bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is en dat het belang moet liggen bij een behandeling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van drs. J.P.M. van der Leeuw en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn echtgenote, zijn zoon gedurende twee dagen en nachten van zijn vrijheid beroofd. Nadat de medeverdachte bij het slachtoffer een geheime telefoon heeft aangetroffen, is het slachtoffer met tiewraps om de polsen aan een stoel vastgebonden. Het slachtoffer werd vervolgens ondervraagd over hetgeen op zijn telefoon stond. Af en toe werd hij losgemaakt om te eten, douchen of naar het toilet te gaan en tijdens een bezoek van de politie. Iemand gedurende een dergelijke periode in één houding laten zitten veroorzaakt niet alleen angst en ongemak, maar ook pijn en letsel, zoals hier ook is gebleken. Verdachte heeft gedurende deze periode zijn zoon ook mishandeld door hem met een schroevendraaier in het been te steken en op het hoofd te slaan, en met een metalen stang tegen het been te slaan. Twee jaar eerder heeft verdachte zijn zoon mishandeld door hem knietjes in het gezicht te geven. Verdachte heeft met zijn handelen een onveilige thuissituatie gecreëerd en het vertrouwen dat een kind in zijn ouders mag hebben, ernstig geschaad. Deze feiten hebben een behoorlijke impact op het slachtoffer gehad, zoals hij ook in een slachtofferverklaring uiteen heeft gezet. De rechtbank acht daarom in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
Betreffende de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het psychologisch rapport van 5 december 2020, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw. De psycholoog stelt in dit rapport dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis, dat sprake is van narcistische persoonlijkheidstrekken en een ouder-kind relatieprobleem. Deze stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. De onderzoeksbevindingen wijzen op een denkinhoud bij verdachte waarbij er sprake is van een niet te corrigeren overtuiging dat hij (als buitenlander) benadeeld zou worden waarbij hij er tevens van overtuigd is dat zijn zoon zich ook benadeeld voelt en benadeeld wordt. Door zijn narcistische problematiek kan verdachte wellicht niet begrijpen dat zijn zoon zich anders gedraagt dan hij wil en voelt verdachte zich mogelijk gekrenkt in zijn trots nu zijn zoon kennelijk niet voldoet aan bepaalde idealen. Daardoor hielden de gijzeling en mishandeling aan omdat er in de narcistisch vertekende perceptie van verdachte weinig ruimte was om te komen tot alternatieve pedagogische ingrepen.
Zolang de door de psycholoog beschreven denkinhoud blijft bestaan, is zijn klinische inschatting van het recidiverisico hoog.
De psycholoog heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal hiermee in strafmatigende zin rekening houden.
Evenals de psycholoog, adviseert de reclassering in het rapport van 22 december 2020 een ambulante behandeling, alsmede een meldplicht bij de reclassering.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk wordt behandeld. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij hieraan mee wil werken.
De rechtbank zal daarom, mede gelet op het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf opleggen van negen maanden voorwaardelijk en daarnaast een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Daarnaast acht de rechtbank een maximale taakstraf van 240 uur op zijn plaats.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 282, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 272 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 270 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich, na een uitnodiging daartoe, meldt bij reclassering Leger des Heils op het adres [straatnaam] te Groningen en zich hierna blijft melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. J. van Bruggen en
mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 januari 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.