ECLI:NL:RBNNE:2021:1908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
18/016465-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens marktplaatsoplichting, computervredebreuk en witwassen

Op 18 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van marktplaatsoplichting, computervredebreuk en witwassen. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. J.S. Jordan, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. R. Janssens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 september 2017 tot en met 1 december 2020 meermalen geldbedragen heeft gestort op bankrekeningen op naam van anderen, met als doel de werkelijke aard en herkomst van deze bedragen te verbergen. Daarnaast heeft hij in de periode van 12 mei 2020 tot en met 14 augustus 2020 opzettelijk en wederrechtelijk toegang verkregen tot verschillende geautomatiseerde systemen van derden, waarbij hij gebruik maakte van valse sleutels en identiteiten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door zich voor te doen als een bonafide verkoper op Marktplaats. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door crimineel verkregen gelden te gebruiken voor zijn levensonderhoud en verslaving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling voor zijn verslaving. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, die het gevolg zijn van de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/016465-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd in de [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Jordan, advocaat te Den Haag. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. Tevens was als deskundige aanwezig, mw. S. Elzer namens Reclassering Nederland.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 september 2017 tot en met 1 december 2020, te Hoogeveen en/of Gouda en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen geldbedragen, in totaal ten bedrage van 18.666,33 euro, althans 7.915,75 euro, althans een of meer geldbedragen, gestort op bankrekeningen op naam van anderen, te weten [benadeelde partij 1] en/of een of meer anderen, en/of overgeboekt naar de bankrekeningen met nummer [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] op naam van verdachte, onder vermelding van misleidende teksten, om de werkelijke aard en/of herkomst van die geldbedragen te verbergen en/of te verhullen en/of die geldbedragen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of heeft gebruik gemaakt door deze contant op te nemen en/of door er betalingen mee te verrichten
en/of goederen (elektronica en/of accessoires en/of dure kleding en/of meubilair ter waarde van 15.187,46 euro, althans 7.974,66 euro euro) afkomstig van enig misdrijf die werden besteld op naam van en/of via webshopaccounts van anderen en/of afgeleverd op het adres van een ander, te weten [straatnaam] te Gouda toebehorende aan (familielid) [benadeelde partij 2] om de werkelijke aard en/of herkomst van die goederen te verbergen en/of te verhullen en/of deze goederen voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze geldbedragen en/of goederen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij van het plegen van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2020 tot en met 14 augustus 2020 te Hoogeveen en/of Gouda en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de e-mailadressen en/of verschillende webshop accounts en/of Klarna accounts van:
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4] en/of
- [benadeelde partij 5] en/of
- [benadeelde partij 6] en/of
- [benadeelde partij 7] en/of
- [benadeelde partij 8] en/of
- [benadeelde partij 9] en/of
- [benadeelde partij 10] en/of
- [benadeelde partij 11] en/of
- [benadeelde partij 12] en/of
- [benadeelde partij 13]
is binnengedrongen, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toegang tot dat/die werk(en) heeft/hebben verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten de inlognamen en wachtwoorden van die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] en/of [benadeelde partij 11] en/of [benadeelde partij 13], voor het gebruik waarvan hem geen toestemming was verleend door de rechthebbenden en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid
(art 138ab lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2020 tot en met 1 december 2020 te Gouda en/of elders in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten een (grote) hoeveelheid e-mailadressen en wachtwoorden die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, voor zichzelf en/of voor een ander heeft overgenomen;
(art. 138c Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2018 tot en met 14 juni 2020 te Hoogeveen en/of Gouda en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- [benadeelde partij 14] tot afgifte van 130,30 euro en/of
- [benadeelde partij 15] tot afgifte van 206,95 euro en/of
- [benadeelde partij 16] tot afgifte van 260 euro en/of
- [benadeelde partij 17] tot afgifte van 257 euro en/of
- [benadeelde partij 18] tot afgifte van 154 euro en/of
- [benadeelde partij 19] tot afgifte van 175 euro en/of
- [benadeelde partij 20] tot afgifte van 407 euro en/of
- [benadeelde partij 21] tot afgifte 443,75 euro en/of
- [benadeelde partij 22] tot afgifte van 176,95 euro en/of
- [benadeelde partij 23] tot afgifte van 100 euro en/of
- [benadeelde partij 24] tot afgifte van 100 euro en/of
- [benadeelde partij 25] tot afgifte van 320 euro en/of
- [benadeelde partij 26] tot afgifte van 167 euro en/of
- [benadeelde partij 26] tot afgifte van 150 euro
door:
- via Marktplaats goederen aan te bieden tegen betaling en zonder (volledige) levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren en/of
- gebruik te maken van de/een (valse) identiteit(en), te weten: [benadeelde partij 27] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 28] en/of [benadeelde partij 29] en/of [benadeelde partij 30] en/of [benadeelde partij 31] en/of [benadeelde partij 32] en/of [benadeelde partij 33] en/of [benadeelde partij 34] en/of [benadeelde partij 35] en/of
- gebruik te maken van inloggegevens van een of meer (reeds langer bestaande)
Marktplaatsaccounts en/of zich voor te doen als de rechtmatige gebruikers van die accounts en/of
- zich (aldus) voor te doen als bonafide verkoper;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Hoogeveen en/of Gouda en/of Rosmalen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, ASR bank en/of [benadeelde partij 36] en/of [benadeelde partij 37] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het verlenen van toegang tot drie beleggingsrekeningen van de ASR bank met rekeningnummers [rekeningnummer], [rekeningnummer] en [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 36] en/of [benadeelde partij 37], een vervalst/valselijk opgemaakt formulier beëindiging rekening van de ASR bank met verzoek tot wijziging van de tegenrekening, een vervalst/valselijk opgemaakt bankafschrift van de ABN-AMRO bank en een kopie van de rijbewijzen van die [benadeelde partij 37] en [benadeelde partij 36] middels het valse e-mailadres [emailadres]@gmail.com aan de ASR bank heeft verzonden, en zich aldus heeft voorgedaan als de tenaamgestelden van voornoemde drie beleggingsrekeningen van de ASR bank terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Hoogeveen en/of Gouda en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, opzettelijk valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, en/althans valselijk heeft/hebben doen en/of laten opmaken en/of vervalsen door (een) ander(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s), valselijk in strijd met de waarheid
- een formulier beëindiging rekening van de ASR bank ingevuld en/of een nieuwe tegenrekening met nummer [rekeningnummer] opgegeven en/of een handtekening geplaatst als ware deze afkomstig van [benadeelde partij 36] en/of [benadeelde partij 37], (terwijl die [benadeelde partij 36] en/of [benadeelde partij 37] hem, verdachte, hiervoor geen toestemming/opdracht had gegeven) en/of
- een (kopie) van een ABN-AMRO bankafschrift opgemaakt op naam van [benadeelde partij 36] voor
rekeningnummer [rekeningnummer] (zijnde een bankrekeningnummer van medeverdachte [medeverdachte]) met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Hoogeveen en/of Gouda en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) een vervalst/valselijk opgemaakt formulier beëindiging rekening van de ASR bank in combinatie met een vervalst/valselijk opgemaakt bankafschrift van de ABN-AMRO bank (via een vals e-mailadres) aan de ASR bank heeft/hebben verzonden, teneinde toegang te verkrijgen tot de drie beleggingsrekeningen met rekeningnummers [rekeningnummer], [rekeningnummer] en [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 36] en/of [benadeelde partij 37];
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij er vanuit gaat dat anderen de betreffende formulieren hebben vervalst en de poging tot oplichting hebben gepleegd, maar dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze poging gelet op de omstandigheid dat verdachte de pinpas van de tegenrekening, genoemd op de vervalste formulieren, tot zijn beschikking had en dat hij de bankpasgegevens actief heeft gedeeld terwijl een bankpas een waardevol goed betreft. Voorts weet en beseft verdachte, gelet op zijn eigen handel en wandel, heel goed wat er met bankpasgegevens kan gebeuren en omdat hij de beschikking hield over de bankpas, was hij nodig voor het cashen dan wel overboeken als de oplichting geslaagd was geweest. Aldus is er sprake van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van feit 4 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 4
De rechtbank acht feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. In de eerste plaats is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zelf de in de tenlastelegging genoemde formulieren heeft vervalst dan wel bij de ASR bank heeft ingediend (het subsidiair ten laste gelegde). Daar is geen enkele aanwijzing voor in het dossier te vinden. Ook de rechtbank gaat er derhalve vanuit dat onbekend gebleven anderen de formulieren hebben vervalst en bij de ASR bank hebben ingediend. De vraag is of verdachte zich desalniettemin schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van die poging tot oplichting.
In het onderhavige geval is, zoals hierboven uiteengezet, geen sprake van een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit. Verdachte had geen enkele rol in de uitvoering van het delict. De bijdrage van de medepleger kan evenwel in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
De bijdrage van verdachte bestond uit het verspreiden van een foto van de bankpas van bankrekening [rekeningnummer] – de bankrekening die op beide vervalste formulieren wordt genoemd – met de bedoeling om op die manier geld te verdienen, wetende dat dat geen eerlijk geld zou zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is deze bijdrage van onvoldoende gewicht om – ondanks het ontbreken van een rol in de uitvoering van het delict – te kunnen spreken van medeplegen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat er zich geen bewijs in het dossier bevindt van verder contact tussen verdachte en de personen aan wie verdachte de foto had gestuurd over waar de pinpasgegevens voor gebruikt zouden worden. Evenmin bevindt zich bewijs in het dossier dat verdachte wist dat de gegevens na het versturen van de foto daadwerkelijk zijn gebruikt, laat staan dat ze zijn gebruikt voor de tenlastegelegde poging tot oplichting. Dat verdachte, omdat hij de beschikking had over de bankpas, nodig zou zijn geweest voor het cashen van het geld – zou de oplichting geslaagd zijn – staat bovendien niet vast. Gebleken is niet dat verdachte daarvoor is benaderd, noch dat daar afspraken over zijn gemaakt.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging tot oplichting van de ASR bank, noch aan het (medeplegen van het) vervalsen van formulieren dan wel het gebruiken van die formulieren, zal verdachte integraal worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring feiten 1, 2 en 3

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 mei 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2021, opgenomen op pagina 106 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020061219, onderzoek Mazda/NN3R020052, d.d. 17 maart 2021, inhoudend de verklaring van verdachte;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2021, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2021, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2020, opgenomen op pagina 466 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020061219, onderzoek Mazda/NN3R020052, d.d. 17 maart 2021, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 14];
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2020, opgenomen op pagina 481 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 15];
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2020, opgenomen op pagina 487 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 16];
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2020, opgenomen op pagina 517 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 17];
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2020, opgenomen op pagina 524 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 18];
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 november 2020, opgenomen op pagina 542 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 39];
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2020, opgenomen op pagina 581 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 20];
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2020, opgenomen op pagina 451 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 21];
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2020, opgenomen op pagina 457 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 22];
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2020, opgenomen op pagina 475 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 23];
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2020, opgenomen op pagina 501 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 24];
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 november 2020, opgenomen op pagina 509 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 25];
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2020, opgenomen op pagina 549 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 26];
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2020, opgenomen op pagina 575 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 26];
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juli 2020, opgenomen op pagina 625 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3];
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 september 2020, opgenomen op pagina 634 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4];
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2020, opgenomen op pagina 651 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 5];
22. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2020, opgenomen op pagina 646 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 6];
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 januari 2021, opgenomen op pagina 663 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 7];
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 janauri 2020, opgenomen op pagina 666 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 8];
25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2020, opgenomen op pagina 678 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9];
26. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 april 2020, opgenomen op pagina 684 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 10];
27. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juni 2020, opgenomen op pagina 694 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 11];
28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 mei 2020, opgenomen op pagina 704 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 12];
29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juni 2020, opgenomen op pagina 712 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 13];
30. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2021, opgenomen op pagina 364 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
31. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2021, opgenomen op pagina 395 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
32. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt pv verstrekking gevorderde gegevens d.d. 25 januari 2021, opgenomen op pagina 939 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
33. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2021, opgenomen op pagina 399 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
34. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2020, opgenomen op pagina 742 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant Hoogland;
35. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt pv vertrekking gevorderde gegevens d.d. 26 november 2020, opgenomen op pagina 778 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
36. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt pv vertrekking gevorderde gegevens d.d. 14 oktober 2020, opgenomen op pagina 786 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
37. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt pv vertrekking gevorderde gegevens d.d. 4 november 2020, opgenomen op pagina 804 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
38. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt pv vertrekking gevorderde gegevens d.d. 31 oktober 2020, opgenomen op pagina 859 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
39. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt pv vertrekking gevorderde gegevens d.d. 16 november 2020, opgenomen op pagina 889 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
40. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt pv vertrekking gevorderde gegevens d.d. 2 december 2020, opgenomen op pagina 915 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 8 september 2017 tot en met 1 december 2020, te Gouda of elders in Nederland, meermalen geldbedragen heeft gestort op bankrekeningen op naam van een ander, te weten [benadeelde partij 1] en overgeboekt naar de bankrekeningen met nummer [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en [rekeningnummer] op naam van verdachte, onder vermelding van misleidende teksten, om de werkelijke aard en herkomst van die geldbedragen te verbergen en te verhullen en die geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet en gebruik van heeft gemaakt door deze contant op te nemen en door er betalingen mee te verrichten
en goederen, afkomstig van enig misdrijf, die werden besteld op naam van en via webshopaccounts van anderen en afgeleverd op het adres van een ander, te weten [straatnaam] te Gouda toebehorende aan (familielid) [benadeelde partij 2] om de werkelijke aard en herkomst van die goederen te verbergen en te verhullen, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat deze geldbedragen en goederen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij van het plegen van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van 12 mei 2020 tot en met 14 augustus 2020 te Gouda of elders in Nederland, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de e-mailadressen en verschillende webshop accounts en Klarna accounts van:
- [benadeelde partij 3] en
- [benadeelde partij 4] en
- [benadeelde partij 5] en
- [benadeelde partij 6] en
- [benadeelde partij 7] en
- [benadeelde partij 8] en/of
- [benadeelde partij 9] en
- [benadeelde partij 10] en
- [benadeelde partij 11] en
- [benadeelde partij 12] en
- [benadeelde partij 13]
is binnengedrongen, waarbij hij, verdachte toegang tot die werk heeft verworven met behulp van een valse sleutel, te weten de inlognamen en wachtwoorden van die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] en [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] en [benadeelde partij 13], voor het gebruik waarvan hem geen toestemming was verleend door de rechthebbenden en door het aannemen van een valse hoedanigheid
en
hij in de periode van 12 mei 2020 tot en met 1 december 2020 te Gouda of elders in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten een grote hoeveelheid e-mailadressen en wachtwoorden die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, voor zichzelf en heeft overgenomen;
3.
hij in de periode van 12 maart 2018 tot en met 14 juni 2020 te Gouda of elders in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- [benadeelde partij 14] tot afgifte van 130,30 euro en
- [benadeelde partij 15] tot afgifte van 206,95 euro en
- [benadeelde partij 16] tot afgifte van 260 euro en
- [benadeelde partij 17] tot afgifte van 257 euro en
- [benadeelde partij 18] tot afgifte van 154 euro en
- [benadeelde partij 19] tot afgifte van 175 euro en
- [benadeelde partij 20] tot afgifte van 407 euro en
- [benadeelde partij 21] tot afgifte 443,75 euro en
- [benadeelde partij 22] tot afgifte van 176,95 euro en
- [benadeelde partij 23] tot afgifte van 100 euro en
- [benadeelde partij 24] tot afgifte van 100 euro en
- [benadeelde partij 25] tot afgifte van 320 euro en
- [benadeelde partij 26] tot afgifte van 167 euro en
- [benadeelde partij 26] tot afgifte van 150 euro
door:
- via Marktplaats goederen aan te bieden tegen betaling en zonder levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren en
- gebruik te maken van valse identiteiten, te weten: [benadeelde partij 27] en [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 28] en [benadeelde partij 29] en [benadeelde partij 30] en [benadeelde partij 31] en [benadeelde partij 32] en [benadeelde partij 33] en [benadeelde partij 38] en [benadeelde partij 35] en
- gebruik te maken van inloggegevens van een of meer reeds langer bestaande
Marktplaatsaccounts en zich voor te doen als de rechtmatige gebruikers van die accounts en
- zich aldus voor te doen als bonafide verkoper.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Van het plegen van witwassen een gewoonte maken
2. Computervredebreuk, meermalen gepleegd
en
Het opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens die zijn opgeslagen door
middel van een geautomatiseerd werk, voor zichzelf overnemen
3. Oplichting, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3 en 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting en het meewerken aan dagbesteding, zoals ter terechtzitting door de reclasseringswerker toegelicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en heeft – indien een straf conform het voorarrest te licht wordt geacht – de rechtbank in overweging gegeven om daarnaast een voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Reclassering Nederland d.d. 20 januari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan Marktplaatsoplichting, computervredebreuk en gewoontewitwassen. Hij heeft gedurende ruim twee jaar mensen opgelicht via Marktplaats door goederen aan te bieden en deze goederen na ontvangst van het afgesproken bedrag niet te leveren omdat de goederen niet bestonden. Verdachte is daarbij op een zeer listige en bedrieglijke manier te werk gegaan. Door lang bestaande Marktplaatsaccounts van anderen te gebruiken, een veelheid aan valse namen te gebruiken en de gelden veelal te laten storten op verschillende bankrekeningen op naam van iemand anders, heeft verdachte onopgemerkt te werk kunnen gaan. Door aldus te handelen heeft de verdachte de slachtoffers financieel benadeeld en ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (via het internet) goederen worden verkocht en gekocht. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij iemand anders als geldezel heeft gebruikt ter bescherming van zijn eigen anonimiteit.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk door een groot aantal e-mailadressen en wachtwoorden online te kopen en vervolgens te gebruiken om via Klarna goederen op naam en rekening van anderen te kopen. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op het recht van deze mensen op bescherming van gevoelige gegevens en het vertrouwen dat iedereen moet kunnen hebben in het gebruik van internet.
Door het aanschaffen van goederen middels deze computervredebreuk en door met de gelden afkomstig uit zijn Marktplaatsoplichtingen te voorzien in zijn dure levensstijl en softdrugsverslaving, heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Verdachte heeft zijn eigen criminele circuit draaiende gehouden en geleefd van crimineel geld. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Verdachte heeft telkens louter gehandeld uit eigen financieel gewin en om in zijn eigen softdrugsverslaving te kunnen voorzien, waarbij hij schade en overlast in de maatschappij heeft veroorzaakt.
Gelet op de lange periode waarin verdachte strafbare feiten heeft gepleegd en zichzelf heeft onderhouden met crimineel geld, het stelselmatige en listige karakter van verdachtes handelen en het grote aantal slachtoffers is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is gerechtvaardigd en dat niet volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan de duur dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, zoals bepleit door de raadsman.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het rapport van de reclassering d.d. 20 januari 2021 en de door de reclasseringswerker daarop gegeven aanvullingen ter terechtzitting. De reclassering constateert dat er problemen zijn op het gebied van
dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, middelengebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte. Het risico op recidive wordt ingeschat op gemiddeld-hoog. Gelet op de leeftijd van verdachte en de problematiek die er in zijn leven speelt, waarvan de reclassering het niet onaannemelijk acht dat deze van invloed zijn op de recidivekans, acht de reclassering hulp in gedwongen kader noodzakelijk.
Gelet op de problemen die spelen in het leven van verdachte, die gevaar voor recidive veroorzaken en een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van onderhavige feiten, acht de rechtbank het van belang dat verdachte de juiste hulp en ondersteuning krijgt. De rechtbank acht het met name wenselijk en noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt voor zijn softdrugsverslaving. Gebleken is immers dat verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd onder invloed van softdrugs alsook om zijn verslaving te kunnen bekostigen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij inziet dat er iets moet veranderen en dat hij hulp wil bij zijn softdrugsverslaving. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Ten aanzien van de duur van de gevangenisstraf zal de rechtbank voorts in hoge mate rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte. Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, feit 4 niet bewezen acht, komt de rechtbank tot een enigszins lagere gevangenisstraf dan geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Gelet op de lange periode waarin verdachte strafbare feiten heeft gepleegd en de problematiek die daar de aanleiding voor is geweest en waar de nodige aandacht aan besteed zal moeten worden, zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaren opleggen in plaats van 2 jaren zoals gevorderd door de officier van justitie.

Benadeelde partij

Feit 3 (marktplaatsoplichting)
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[benadeelde partij 24], tot een bedrag van € 100,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 39], tot een bedrag van € 175,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 17], tot een bedrag van € 275,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [benadeelde partij 18], tot een bedrag van € 154,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
5. [benadeelde partij 22], tot een bedrag van € 176,95 ter vergoeding van materiële schade en € 331,12 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
6. [benadeelde partij 23], tot een bedrag van € 100,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7. [benadeelde partij 21], tot een bedrag van € 443,75 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8. [benadeelde partij 40], tot een bedrag van € 177,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van alle vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 22]. De raadsman heeft bepleit dat als de vrije dag die [benadeelde partij 22] heeft opgevoerd als onderdeel van zijn proceskosten, door zijn werkgever wordt doorbetaald, die kosten niet voor rekening van verdachte dienen te komen.
Oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 40]
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat de door [benadeelde partij 40] geleden schade het gevolg is van één van de bewezen verklaarde feiten. Er zit weliswaar een aangifte van [benadeelde partij 40] in het dossier, maar hij is niet als slachtoffer opgenomen in de tenlastelegging en ook voor het overige is zijn aangifte en de door hem geleden schade onvoldoende te herleiden naar het handelen van verdachte. Deze benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De overige vorderingen
Ten aanzien van alle overige benadeelde partijen is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partijen de door hen gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 24], [benadeelde partij 39], [benadeelde partij 17], [benadeelde partij 18], [benadeelde partij 22], [benadeelde partij 23] en [benadeelde partij 21]zullen daarom volledig worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke pleegdata.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde toe te wijzen bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt – ten aanzien van [benadeelde partij 22] tot op heden begroot op € 331,12 en ten aanzien van de overige benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil – en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 22] is de rechtbank van oordeel dat ook de opgevoerde vrije dag voor vergoeding in aanmerking komt nu de benadeelde partij voldoende heeft onderbouwd dat indien hij de vrije dag wil compenseren die hij heeft moeten opnemen om de terechtzitting bij te kunnen wonen, een vrije dag zal moeten bijkopen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank zal de volgende goederen, zoals gevorderd door de officier van justitie, verbeurd verklaren op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht:
1. STK Computer – Apple Ipad 1336707
2 1 STK Computer – Apple MacBook Air – 1336709
3 1 STK GSM – Apple S, 1336712
4 1 STK GSM, Apple – zwart, 1336713
5 1 STK Bankcheque – 1336715
6 1 STK Enveloppe – 1336717
7 1 STK Bankpas – Rabobank 1352770
8 1 STK Bankpas – Triodos 1352772
9 1 STK Bankpas – 1352775
10 1 STK Bankpas – 1352778
11 1 STK Bankpas – Visa 1352785
12 1 STK Bankpas – 1352787
13 1 STK Bankpas – 1352789
14 1 STK Bankpas – Mastercard 1352790
15 1 STK Bankpas 1352793
16 1 STK Bankpas Visa 1352795
17 1 STK Pas 1352796
18 1 STK GSM – Witte Samsung

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 138ab, 138c, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 (primair en subsidiair) is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich meldt bij de Reclassering Nederland. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering en zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
3. dat veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden. Indien er sprake is van schulden, dient veroordeelde mee te werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen.
4. dat veroordeelde zich inzet om een passende dagbesteding, zulks ter beoordeling van de reclassering, te vinden en te behouden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen

Feit 3
[benadeelde partij 24]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,-(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 24], te betalen een bedrag van € 100,- (zegge: honderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 2 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 24] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 39]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 175,-(zegge: honderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 39], te betalen een bedrag van € 175,- (zegge: honderdvijfenzeventig euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 3 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 39] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 17]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 275,-(zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 17], te betalen een bedrag van € 275,- (zegge: tweehonderdvijfenzeventig euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 5 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 17] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 18]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 154,-(zegge: honderdvierenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 18], te betalen een bedrag van € 154,- (zegge: honderdvierenvijftig euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 3 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 18] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 22]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 176,95(zegge: honderdzesenzeventig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 331,12. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken kosten.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 22], te betalen een bedrag van € 176,95 (zegge: honderdzesenzeventig euro en vijfennegentig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 3 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 22] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 23]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,-(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 23], te betalen een bedrag van € 100,- (zegge: honderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 2 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 23] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 21]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 443,75,-(zegge: vierhonderddrieënveertig euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 21], te betalen een bedrag van € 443,75,- (zegge: vierhonderddrieënveertig euro en vijfenzeventig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 8 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 21] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 40]
Bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en de verdachte de eigen kosten dragen.

Beslag

Verklaart verbeurd:
1. STK Computer – Apple Ipad 1336707
2 1 STK Computer – Apple MacBook Air – 1336709
3 1 STK GSM – Apple S, 1336712
4 1 STK GSM, Apple – zwart, 1336713
5 1 STK Bankcheque – 1336715
6 1 STK Enveloppe – 1336717
7 1 STK Bankpas – Rabobank 1352770
8 1 STK Bankpas – Triodos 1352772
9 1 STK Bankpas – 1352775
10 1 STK Bankpas – 1352778
11 1 STK Bankpas – Visa 1352785
12 1 STK Bankpas – 1352787
13 1 STK Bankpas – 1352789
14 1 STK Bankpas – Mastercard 1352790
15 1 STK Bankpas 1352793
16 1 STK Bankpas Visa 1352795
17 1 STK Pas 1352796
18 1 STK GSM – Witte Samsung
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. R. Depping en mr. B.I. Klaassens, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2021.
Mr. B.I. Klaassens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.