ECLI:NL:RBNNE:2021:1830

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
18/212770-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot doodslag of zware mishandeling van een kind na verdenking van shaken-baby syndroom

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de verdachte terecht op verdenking van poging tot doodslag of zware mishandeling van haar kind, geboren in 2016. De zaak kwam voort uit een incident op 28 augustus 2016, waarbij het kind in kritieke toestand werd aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat haar handelen zou leiden tot de dood of zwaar lichamelijk letsel van haar kind. De officier van justitie had veroordeling gevorderd op basis van medische rapportages die wezen op ernstige letsels bij het kind, maar de rechtbank oordeelde dat de conclusies van de deskundigen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, waarbij zij de omstandigheden van het gezin en de betrokkenheid van de ouders in overweging nam. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet of voorwaardelijk opzet van de verdachte, en dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de letsels van het kind. De uitspraak vond plaats op 7 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/212770-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 april 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 augustus 2016 te Nieuwehorne, gemeente Heerenveen ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] 2016) opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] (met kracht) tegen/op zijn hoofd
heeft geslagen en/of gestompt en/of op een hard oppervlak heeft laten vallen
en/of tegen een hard oppervlak heeft geslagen en/of gestoten, in elk geval (zeer
heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld tegen en/of op zijn
hoofd heeft uitgeoefend en/of
- meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of met kracht
door elkaar en/of op en neer heeft geschud, in elk geval anderzins geweld heeft
uitgeoefend op zijn lichaam en/of zijn hoofd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 augustus 2016 te Nieuwehorne, gemeente Heerenveen, aan
haar kind [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2016) opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer bloedingen en/of bloeduitstortingen
en/of hygromen onder het harde hersenvlies (ten gevolge waarvan bij [slachtoffer]
hersenfunctiestoornissen en/of hersenletsel en/of (epileptische)insulten
en/of ademhalingsproblemen zijn veroorzaakt),
heeft toegebracht door [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- ( met kracht) tegen/op zijn hoofd te slaan en/of te stompen en/of op een hard
oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of te stoten,
in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld
tegen en/of op zijn hoofd uit te oefenen en/of
- vast te pakken en/of met kracht door elkaar en/of op en neer te schudden, in elk
geval anderzins geweld uit te oefenen op zijn lichaam en/of zijn hoofd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 augustus 2016 te Nieuwehorne, gemeente Heerenveen ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar kind [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] 2016) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen
- meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] (met kracht) tegen/op zijn hoofd
heeft geslagen en/of gestompt en/of op een hard oppervlak heeft laten vallen
en/of tegen een hard oppervlak heeft geslagen en/of gestoten, in elk geval (zeer
heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld tegen en/of op zijn
hoofd heeft uitgeoefend en/of
- meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of met kracht
door elkaar en/of op en neer heeft geschud, in elk geval anderzins geweld heeft
uitgeoefend op zijn lichaam en/of zijn hoofd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde
poging tot doodslag. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er in augustus 2016 bij [slachtoffer] onder meer hersenfunctiestoornissen (met een ademstilstand en epileptische aanvallen), bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies over de grote en kleine hersenen en uitgebreide netvliesbloedingen zijn geconstateerd. Uit de rapportage van drs. W.A. Karst, forensisch arts KNMG en werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de diverse daaraan ten grondslag liggende rapportages van medisch-specialisten, volgt onder meer dat er geen medische oorzaak is gevonden voor deze bij [slachtoffer] aangetroffen combinatie van letsels. Verder blijkt uit het rapport dat deze niet zijn ontstaan door eigen handelen van [slachtoffer], bij gebruikelijke verzorgingshandelingen of bij de geboorte, maar dat sprake moet zijn geweest van een externe krachtsinwerking of een heftig schudincident of een combinatie van deze. Hiermee is volgens de officier van justitie komen vast te staan dat de letsels aan [slachtoffer] zijn toegebracht. Uit het rapport blijkt verder dat seconden voor het onwel worden van [slachtoffer] de substantiële impact op zijn hoofd moet hebben plaatsgevonden.
Uit de verschillende verklaringen in het dossier, waaronder die van verdachte zelf, blijkt verder dat er op 28 augustus 2016 niets met [slachtoffer] aan de hand was, dat het onwel worden van [slachtoffer] acuut ontstond en dat verdachte op dat moment alleen met [slachtoffer] in de woning was. Daarom kan het niet anders zijn dan dat verdachte verantwoordelijk is voor de aan [slachtoffer] toegebrachte letsels.
Gelet op het beeld van verdachte zoals dat naar voren komt uit het dossier en tijdens de zitting, is er volgens de officier van justitie geen sprake van vol opzet. Uit het rapport van het NFI blijkt echter dat voor het toebrengen van hersenletsel bij kleine kinderen sprake moet zijn geweest van dusdanig heftig schudden en /of een dusdanig heftige krachtsimpact dat dit door eventuele getuigen direct als heftig en gevaarlijk zou worden gekwalificeerd. Gelet hierop en nu het een feit van algemene bekendheid is dat het door elkaar schudden van een baby zeer gevaarlijk is voor de gezondheid van de baby en dit de dood tot gevolg kan hebben, heeft verdachte zich volgens de officier van justitie, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van haar handelen willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] als gevolg van haar handelen zou komen te overlijden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De in de rapportages veel gebruikte bewoordingen (“vrijwel”, “doorgaans”, “veelal”) laten de nodige ruimte voor andere conclusies. Ook het feit dat aan het NFI een groot deel van de door haar verzochte medische informatie niet is verstrekt, rechtvaardigt de conclusie dat het onderzoek gemankeerd is en noopt tot terughoudendheid om aan deze rapportages doorslaggevende bewijskracht toe te kennen. Bovendien heeft de conclusie “veel waarschijnlijker” van het NFI een relatief lage bewijskracht, te weten een ordegrootte van 100 tot 10.000 terwijl de bewijskracht ook boven de 1.000.000 kan uitstijgen. Ten slotte moet de deskundigheid van Karst niet worden aangenomen, zoals de rechter-commissaris heeft gedaan, maar worden vastgesteld, temeer nu in deze zaak aan het NFI-rapport dat door Karst is opgemaakt door het OM doorslaggevende bewijskracht wordt toegekend.
Volgens de raadsman is niet uit te sluiten dat bij de geboorte van [slachtoffer] schade is ontstaan die relevant kan zijn voor de toestand van [slachtoffer] op 28 augustus 2016, terwijl er ook medisch gezien iets anders aan de hand kan zijn geweest met [slachtoffer] maar dat geen diagnose kon worden gesteld. Vaststaat dat [slachtoffer] geen soepele start heeft gehad en dat dit ook bij verschillende deskundigen de aandacht heeft gehad. De raadsman heeft verder erop gewezen dat de epilepsie ook een andere oorzaak kan hebben gehad die buiten de invloedsfeer van verdachte ligt. Ook het krachtig schudden van de Maxi-Cosi door het zusje heeft blijkens de waarneming van Comfort Zorg vaker plaatsgevonden, zodat niet valt uit te sluiten dat dit op 28 augustus 2016 is gebeurd en het letsel bij [slachtoffer] daardoor is ontstaan.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat ook de overtuiging moet bestaan dat deze verdachte willens en wetens geweld heeft gebruikt dat geleid heeft tot letsel waaraan haar zoon zou kunnen komen te overlijden. Verdachte is consequent en stellig in haar ontkenning. De persoon van verdachte is atypisch in relatie tot het aan haar verweten gedrag. Blijkens onderzoek door Veilig Thuis en Comfort Zorg is er geen enkele aanwijzing voor kindermishandeling. Er zijn geen zorgen over de opvoedingsvaardigheden van beide ouders, zij zijn betrokken en liefdevol. Er is dus geen enkele aanwijzing voor een zorglijke thuissituatie en de uitkomst van de risico-taxatie wordt door Veilig Thuis dan ook als klein beoordeeld. Het past ook niet bij het gegeven dat beide ouders van meet af aan hebben willen weten wat de oorzaak is geweest van [slachtoffer] toestand op 28 augustus 2016. Allemaal contra-indicaties voor het verwijt dat verdachte wordt gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
28 augustus 2016
Op zondag 28 augustus 2016 aan het einde van de middag is verdachte samen met haar dochter en [slachtoffer] alleen thuis. De man van verdachte is - nadat verdachte terug kwam van boodschappen doen - op bezoek gegaan bij een jarige buurvrouw ([naam]). Verdachte was niet mee naar de verjaardag omdat [slachtoffer] wat onrustig was. Andere bijzonderheden aan [slachtoffer] zijn zowel verdachte als haar man die dag niet opgevallen.
Verdachte is op enig moment in paniek richting de woning van [naam] gelopen met [slachtoffer] in haar armen. [slachtoffer] is op een picknicktafel gelegd. Ondertussen is gebeld naar 112. De 112-melding is binnengekomen om 18:41 uur. Een op het verjaardagsfeest aanwezige verpleegkundige heeft [slachtoffer] gereanimeerd. [slachtoffer] is vervolgens met een ambulance naar het UMCG gebracht waar hij is opgenomen. In verband met een aanhoudende epileptische aanval lag [slachtoffer] van 31 augustus 2016 tot en met 2 september 2016 op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. [slachtoffer] is op 13 september 2016 ontslagen uit het ziekenhuis.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting het volgende verklaard. Verdachte was bezig met het opruimen van de boodschappen toen zij [slachtoffer] opeens hoorde krijsen. Verdachte heeft hierop getracht [slachtoffer] te troosten. Omdat [slachtoffer] niet stil werd heeft zij [slachtoffer] teruggelegd in de box en een flesje voor hem bereid. Verdachte heeft [slachtoffer] verschoond en vervolgens de fles gegeven. [slachtoffer] wilde echter de fles niet waarop verdachte [slachtoffer] naar boven heeft gebracht om te slapen. Op het moment dat verdachte weg wil lopen zou [slachtoffer] zijn weggevallen. Zij zag een dood kind liggen. Verdachte heeft [slachtoffer] opgepakt en tikjes op zijn kont gegeven. Ook heeft zij het raam geopend om te zorgen dat [slachtoffer] frisse lucht binnen kon krijgen. Toen dat allemaal niet werkte is verdachte naar de badkamer gelopen en heeft zij water in het gezicht van [slachtoffer] gespat en zijn hoofdje onder de kraan gehouden. Vervolgens is zij met [slachtoffer] in haar armen richting de buurvrouw gerend om haar man te halen. Verder heeft verdachte nog verklaard over een incident (op een andere dag) tussen haar dochter en [slachtoffer] waarbij verdachte zag dat haar dochter de Maxi-Cosi waarin [slachtoffer] zat hard heen en weer schudde.
Bevindingen forensisch arts NFI
Drs. W.A. Karst, forensisch arts van het NFI, is door de rechter-commissaris benoemd als deskundige. In zijn rapport van 26 juli 2018 bespreekt Karst alle bevindingen wat betreft de bij [slachtoffer] aangetroffen letsels eerst afzonderlijk en vervolgens in onderlinge samenhang. Bij [slachtoffer] was sprake van hersenfunctiestoornissen.
Bloeduitstorting onder het harde hersenvlies
Op verzoek van het NFI zijn de MRI-scans van het hoofd van [slachtoffer] van 28 augustus 2016 en 31 augustus 2016 nogmaals bekeken door prof. dr. Van Rijn. Van Rijn concludeert dat er op de MRI’s beiderzijdse bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies ter plaatse van de grote en kleine hersenen zijn. Karst gaat in zijn rapport dan ook uit van de aanwezigheid van in elk geval bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies bij [slachtoffer] bij de beeldvorming op 28 augustus 2016.
Uit de ontvangen medische gegevens blijken volgens Karst geen aanwijzingen voor een medische verklaring (zoals stollingsstoornissen en bepaalde stofwisselingsziekten) als oorzaak voor het ontstaan van bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies. Er is geen wetenschappelijke onderbouwing dat epilepsie leidt tot bloedingen onder het harde hersenvlies. Het omgekeerde geldt wel.
Karst concludeert dat de aangetroffen bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies waarschijnlijker zijn bij een letselmechanisme met impact (botsend geweld op of tegen het hoofd), bij een heftig schudincident (repeterend acceleratie-deceleratietrauma) of bij een combinatie van beide, dan bij een andere oorzaak (medisch of traumatisch zoals de geboorte). Krachten die ontstaan bij vallen van beperkte hoogte en bij ongelukken bij normaal uitgevoerde verzorgingshandelingen, zijn onvoldoende voor het oplopen van een dergelijke bloeding onder het harde hersenvlies.
Oogheelkundige bevindingen
Een oogarts constateerde op 31 augustus 2016 meerdere bloedingen rondom de blinde vlek en ter plaatse van de gele vlek in het netvlies van beide ogen. De daarbij gemaakte netvliesfoto's werden achtereenvolgens beoordeeld door een oogarts uit het UMCG, een LECK-oogarts en door prof. Schalij-Delfos. Aanvullend werd op de foto's gezien dat de bloedingen in het netvlies verspreid waren over meerdere (alle) kwadranten en dat zich in het rechteroog meerdere grote bloedingen vóór het netvlies bevonden. De blinde vlek van beide netvliezen was scherp begrensd.
Karst stelt dat op basis van de leeftijd van [slachtoffer] de geboorte als oorzaak van de bij [slachtoffer] geconstateerde netvliesbloedingen uitgesloten kan worden geacht. Daarnaast kunnen bij reanimatie, zij het zeer zeldzaam, netvliesbloedingen ontstaan. Het betreft altijd kleine puntvormige bloedingen in de achterste pool. Diffuse netvliesbloedingen in beide ogen zijn nooit het gevolg van een reanimatie.
In een groot literatuuronderzoek werd geconcludeerd dat valpartijen van beperkte hoogte een onwaarschijnlijke oorzaak zijn van netvliesbloedingen. Fysieke krachten die door acceleratie (versnelling) en deceleratie (vertraging) ontstaan, zoals door een heftig schudincident of door forse impact op of tegen het hoofd, leiden geregeld tot netvliesbloedingen. Een toenemende uitgebreidheid (in meerdere netvlieslagen en verspreid over het gehele netvlies) is daarbij in toenemende mate gecorreleerd met een niet-accidentele oorzaak.
Karst concludeert dat de uitgebreide bloedingen in de netvliezen van beide ogen en de bloedingen vóór de netvliezen van het rechter oog waarschijnlijker zijn bij een heftig acceleratie-deceleratie incident (zoals een schudincident) of door forse impact op of tegen het hoofd of bij een combinatie van beide, dan bij een andersoortige krachtsinwerking of een medische aandoening.
Conclusies van Karst
Bij [slachtoffer] zijn onder meer hersenfunctiestoornissen (met een ademstilstand en epileptische aanvallen), bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies over de grote en de kleine hersenen en uitgebreide netvliesbloedingen geconstateerd. Uit de ontvangen medische gegevens is geen medische aandoening gebleken die een verklaring kan vormen voor deze combinatie van bevindingen bij [slachtoffer]. De geconstateerde bevindingen zijn niet ontstaan door eigen toedoen of gedragingen van [slachtoffer], bij gebruikelijke verzorgingshandelingen, of bij de geboorte.
De gemelde toedracht - op zijn billen getikt en op zijn rug en zijn gezichtje op zijn wang, water in zijn gezichtje gespat, even met de bovenkant van zijn hoofdje onder de kraan gehouden - is geen passende verklaring voor de combinatie van bevindingen bij [slachtoffer] op 28 augustus 2016. De Maxi-Cosi met [slachtoffer] daarin heen en weer drukken, waarbij hij heen en weer klapte, is geen passende verklaring voor een combinatie van plotselinge ademstilstand, epileptische aanvallen, bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies over de grote en de kleine hersenen en uitgebreide netvliesbloedingen. Bovendien was er volgens de verklaring van verdachte "niks anders als anders met hem".
Karst concludeert dat de combinatie van bevindingen veel waarschijnlijker is bij een letselmechanisme met impact (botsend geweld op of tegen het hoofd), bij een heftig schudincident (repeterend acceleratie-deceleratietrauma) of bij een combinatie van beide, dan bij een andere oorzaak (eenvoudige val tot 150 cm hoogte, bij een medische aandoening, bij gebruikelijke verzorgingshandelingen en/of bij de geboorte).
Datering
Over de datering heeft Karst nog het volgende opgenomen in zijn rapport. Op basis van studies naar de tijdsduur tussen een traumatisch incident en het ontstaan van klinische verschijnselen bij toegebracht ernstig schedelhersenletsel, kan worden geconcludeerd dat
het traumatische incident juist voor (ordegrootte: seconden) het ontstaan van de klinische verschijnselen zoals bijvoorbeeld een onmiddellijke daling van het bewustzijnsniveau (lethargie of bewusteloosheid), onregelmatige ademhaling, moeilijkheden bij het ademen of ademstilstand en frequente insulten, moet hebben plaatsgevonden. Bovendien wordt aangenomen dat bij een kind dat direct na het ontstaan van hersenletsel gezond en normaal functioneert, het bijzonder onwaarschijnlijk is dat in latere instantie zonder nieuw incident alsnog ernstig (fataal of bijna-fataal) hersenletsel wordt geconstateerd.
Ter zitting is Karst bij voorgaande conclusies gebleven. In aanvulling op zijn rapport heeft Karst verklaard dat het ontbreken van bepaalde medische gegevens als consequentie heeft gehad dat met betrekking tot het vaststellen van de waarschijnlijkheidsfactor geen hogere mate van waarschijnlijkheid kon worden vastgesteld, maar dat deze gegevens niet zouden hebben geleid tot een lagere mate van waarschijnlijkheid.
Tussenconclusie van de rechtbank
Voor zover de verdediging de deskundigheid van Karst ter discussie heeft gesteld, overweegt de rechtbank dat door de raadsman zelf is aangegeven dat het (nog) niet mogelijk was om deskundigen op het gebied van de forensische geneeskunde bij het Nederlands Register voor Gerechtelijke Deskundigen aan te melden. De rechtbank overweegt voorts dat Karst als deskundige werkzaam is bij het NFI en een NFI-deskundige wordt opgeleid en getoetst door het NFI. De rechtbank ziet geen redenen te twijfelen aan de deskundigheid van Karst. Ook heeft de verdediging niets ingebracht waardoor twijfel over de deskundigheid van Karst zou kunnen ontstaan.
De rechtbank ziet in de overige door de verdediging aangevoerde argumenten geen redenen om de bewijswaarde van het rapport van Karst in twijfel te trekken. De rechtbank acht het door de verdediging aangevoerde enerzijds onvoldoende feitelijk en wetenschappelijk onderbouwd en anderzijds niet verklarend voor de combinatie van de bij [slachtoffer] aangetroffen letsels. Dit terwijl juist die combinatie de grondslag vormt voor de conclusies van Karst. Aan het scenario dat de geconstateerde letsels zouden kunnen zijn ontstaan bij de geboorte van [slachtoffer], een epileptische aanval of door een incident met de Maxi-Cosi, hecht de rechtbank dan ook geen geloof.
De rechtbank komt met overneming van de bevindingen en conclusies van Karst tot het oordeel dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel is veroorzaakt door een niet-accidenteel schudincident, forse impact of een combinatie van beide en volgt de bevindingen en conclusie van Karst ten aanzien van het ontbreken van een medische verklaring voor de aangetroffen letsels.
Uit het NFI-rapport kan verder worden opgemaakt dat het letsel moet zijn veroorzaakt kort na (ordegrootte: seconden) het laatste moment dat [slachtoffer] normaal functioneerde, met een normaal bewustzijn, met een normale ademhaling en met op gebruikelijke wijze reageren en drinken. Gelet op de verklaringen van verdachte zelf en haar man, was verdachte alleen op het moment dat [slachtoffer] de klinische verschijnselen gepaard gaande met hersenfunctiestoornissen vertoonde. Bij deze stand van zaken komt de rechtbank dan ook tot de slotsom dat op basis van het rapport van het NFI de conclusie getrokken zou kunnen worden dat de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels zijn toegebracht door verdachte toen zij zich alleen met [slachtoffer] in de slaapkamer bevond.
Oordeel ten aanzien van het opzet van verdachte
De rechtbank zal vervolgens moeten vaststellen of verdachte opzet heeft gehad dat haar zoontje door haar handelen zou kunnen komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat uit het bewijs niet kan niet voortvloeien dat er sprake is geweest van het zogenoemde vol opzet. Daarom ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte opzet in de zin van voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedragingen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de enkele omstandigheid dat de wetenschap van een aanmerkelijke kans bij de verdachte aanwezig is dan wel bij haar moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat zij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Wanneer uitgegaan wordt van de bevindingen van het NFI zou op zichzelf de conclusie getrokken kunnen worden dat verdachte met [slachtoffer] gedragingen heeft verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht zijn geweest op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat zij de aanmerkelijke kans op deze gevolgen heeft aanvaard.
De rechtbank acht in deze zaak echter onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook daadwerkelijk bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat haar zoontje, [slachtoffer], door haar handelen zou kunnen komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank baseert zich daarbij met name op de indruk die de rechtbank uit het dossier en de zitting van 23 april 2021 heeft gekregen van de persoon van verdachte, in combinatie met de waarnemingen en conclusies van Veilig Thuis, zoals opgenomen in het bij de stukken gevoegde rapport van 10 november 2016. De rechtbank acht daarbij het volgende in het bijzonder van belang.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] een gewenst kind was in het gezin dat tot dat moment werd gevormd door verdachte, haar man en hun dochter, van destijds anderhalf jaar oud. Het gezin stond bij hulpverlenende instanties niet bekend als disfunctionerend. Ook achteraf is op geen enkel vlak aanleiding tot zorg of problematiek geconstateerd, sociaal-maatschappelijk of anderszins. Verdachte heeft een blanco strafblad en de beschikbare informatie biedt geen aanwijzingen voor bij haar aanwezige problematiek op psychologisch gebied.
Veilig Thuis heeft geconcludeerd dat uit de informatie van betrokken hulpverleners, en in een eerder stadium kraamzorg, de verloskundige, huisarts en consultatiebureau is gebleken dat er geen zorgen zijn over de opvoedingsvaardigheden van ouders en heeft aangegeven dat ouders als zeer betrokken en liefdevol worden ervaren, die zich open opstellen, transparant zijn over hun emoties, adviezen ter harte nemen, adequaat handelen en gebruik (willen) maken van de ondersteuning en hulpverlening.
Concluderend vormt de persoon van verdachte of de situatie binnen het gezin naar het oordeel van de rechtbank geen enkele aanwijzing voor de in de tenlastelegging opgenomen toedracht.
De rechtbank is gelet op de omstandigheden van het gezin, de persoon van verdachte en haar gedragingen achteraf er niet van overtuigd geraakt dat verdachte bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat door haar handelen [slachtoffer] zou komen te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Nu de rechtbank niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het haar ten laste gelegde, zal zij integraal worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. K.A. de Groot en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2021.
mr. K.A. de Groot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.