ECLI:NL:RBNNE:2021:1828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
18/066512-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht

De meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 30 april 2021 een verdachte veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De aangeefster heeft de situatie als zeer bedreigend ervaren en was bang dat de verdachte de bedreiging daadwerkelijk zou uitvoeren. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van één week opgelegd. Dit vonnis volgt op een eerdere veroordeling in december 2020, waarbij de verdachte onder andere een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden kreeg opgelegd. Aangezien de verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden hield, werd de voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd.

Tijdens de zitting op 16 april 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.R. Rauwerda. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema. De tenlastelegging betrof bedreiging van de aangeefster, waarbij de verdachte dreigende woorden via voicemail had geuit. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was, omdat een lichtere straf de ernst van het bewezen verklaarde feit niet zou recht doen. De rechtbank heeft het bewezen verklaarde gekwalificeerd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/066512-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R. Rauwerda, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 februari 2021 te Zwolle en/of Leeuwarden, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (via voicemail) dreigend de woorden toe te voegen "En als ik vrij kom en mijn dochter is niet bij mij. Dan maak ik jullie allemaal af.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 februari 2021, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021048786 d.d. 11 maart 2021, inhoudend de verklaring van [naam];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 februari2021, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 16 februari 2021 te Zwolle [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer] (via voicemail) dreigend de woorden toe te voegen "En als ik vrij kom en mijn dochter is niet bij mij. Dan maak ik jullie allemaal af.".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Aangeefster heeft deze situatie als zeer bedreigend ervaren en is bang geweest dat verdachte deze bedreiging ook echt ten uitvoer zou leggen. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte op 17 december 2020 onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer bedreigingen tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn volgens de rechtbank niet aanwezig.
Alles afwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Aan verdachte zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van één week worden opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals deze ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van één week.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2021.
Mr. De Groot en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.