ECLI:NL:RBNNE:2021:182

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
18/730026-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte rade en diefstal van gereedschap

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte is beschuldigd van zware mishandeling en diefstal. De verdachte is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 28 op 29 september 2019, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte een man naar de woning van de medeverdachte hebben gelokt. Dit gebeurde onder het voorwendsel dat de man betrokken zou zijn bij een seksadvertentie die in de krant was geplaatst. De verdachte heeft het slachtoffer met een bahco geslagen, wat leidde tot ernstig letsel, waaronder een gebroken pols en verwondingen aan het hoofd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte rade, aangezien de verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan de komst van het slachtoffer hadden besproken wat ze met hem wilden doen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een gereedschapskist heeft gestolen uit een bedrijfsbus, die toebehoorde aan een ander. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730026-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 januari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatuum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
12 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 september 2019 tot en met 29 september 2019 te Grou, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer 1] meermalen met een (zwaar) stuk gereedschap (te weten een bahco / moersleutel) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de armen en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 28 september 2019 tot en met 29 september 2019 te Grou, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten polsletsel (os scaphoid-lunatum dissociatie) heeft toegebracht door tezamen en in vereniging, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] met een (zwaar) stuk gereedschap (een bahco / moersleutel) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de armen en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te slaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 28 september 2019 tot en met 29 september 2019 te Grou, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer 1] met een (zwaar) stuk gereedschap (een bahco / moersleutel) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de armen en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 tot en met 29 september 2019 te Grou, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een bedrijfsbestelbus/auto, een gereedschapskist, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , (uit diens bedrijfsbestelbus/auto) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen gereedschapskist onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals nader omschreven in zijn schriftelijk requisitoir, veroordeling gevorderd voor de onder 1. primair (medeplegen poging tot moord) en onder 2 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord dan wel de onder 1 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde (poging tot) zware mishandeling met voorbedachte raad. Van voorbedachte raad is geen sprake geweest. Verdachte heeft onvoldoende nagedacht over zijn handelen en de consequenties daarvan. De avond verliep in een sfeer van drank- en drugsgebruik. Verdachte was niet nuchter en deed zich stoerder voor dan hij in werkelijkheid is. Er is, gelet op deze omstandigheden, evenmin sprake geweest van opzet of voorwaardelijk opzet op de dood. Wel kan worden bewezen dat sprake is van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel een poging daartoe, gelet op het letsel aan de pols, waarvoor kennelijk een operatie was aangewezen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Aanloop
Medeverdachte [medeverdachte] (verder ook: [medeverdachte] ) is, terwijl verdachte bij haar op bezoek was, in de nacht van 28 september 2019 op 29 september 2019 gebeld door een persoon die zich ‘Geile [naam 1] ’ noemde. Deze persoon wilde een grap met haar uithalen (een zogeheten ‘
prank call’). Zij vertelde dat in de Kollumer Courant een seksadvertentie was geplaatst, waarin de naam en telefoonnummer van [medeverdachte] zouden zijn vermeld. De seksadvertentie bestond feitelijk niet. Omdat aangever [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) uit de buurt van Kollum afkomstig was en in de week voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten toenadering tot [medeverdachte] had gezocht, raakten [medeverdachte] en verdachte ervan overtuigd dat [slachtoffer 1] deze seksadvertentie had geplaatst. [medeverdachte] en verdachte vonden hierin aanleiding [slachtoffer 1] te vragen om langs te komen. [medeverdachte] heeft met Facebook Messenger aan [slachtoffer 1] laten weten dat zij dronken en eenzaam was.
[slachtoffer 1] is op de uitnodiging van [medeverdachte] ingegaan en is rond half vier 's nachts bij haar woning aangekomen. Zoals besproken tussen [medeverdachte] en verdachte was verdachte op dat moment buiten de woning. Hij is kort na de komst van [slachtoffer 1] (opnieuw) binnengelaten door [medeverdachte] . Na een verblijf van ongeveer een half uur in de woning van [medeverdachte] is gesproken over de seksadvertentie. [slachtoffer 1] gaf daarbij aan dat hij dit in het geheel niet kon plaatsen en dat hij door het gebruik van drugs hoe dan ook niet goed kon nadenken.
De geweldshandelingen
Vervolgens heeft verdachte onverhoeds een bahco van ongeveer 25 centimeter gepakt en [slachtoffer 1] daarmee geslagen. Dit leidt de rechtbank onder meer af uit het feit dat [slachtoffer 1] direct tegen de ter plaatste gearriveerde verbalisanten heeft gezegd dat een man, naar later bleek verdachte, opeens een bahco pakte en hem daarmee tegen de linkerkant van zijn hoofd ter hoogte van zijn oog sloeg en dat hij, [slachtoffer 1] , deze man vervolgens naar de grond heeft geslagen [1] . [slachtoffer 1] heeft dit daarna tegen de later ter plaatste gearriveerde verbalisanten herhaald [2] . Bij zijn verhoor op het politiebureau heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij met verdachte op de bank zat, dat er werd gesproken over een krantenknipsel waar hij, [slachtoffer 1] , niets van afwist, dat verdachte in een keer uit het niets ging staan, een bahco uit zijn jaszak of mouw toverde en daarmee op hem, [slachtoffer 1] , in begon te meppen. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] dat hij eerst door [verdachte] met de bahco is geslagen dan ook voldoende consistent en voldoende betrouwbaar.
De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat [slachtoffer 1] , als rechtshandige, onder andere zijn linkerpols heeft verwond, hetgeen past bij hetgeen [slachtoffer 1] daarover bij de politie heeft verklaard, namelijk dat dit letsel is veroorzaakt doordat hij een afweerbeweging heeft gemaakt [3] . Daarnaast was sprake van verwondingen in het gezicht van [slachtoffer 1] [4] .
Geen vol opzet op de dood van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet had op de dood van aangever. Dat volgt, anders dan door de officier van justitie is betoogd, niet uit de audiofragmenten van de tussen verdachte en [medeverdachte] gevoerde gesprekken. De woorden "een lesje leren", "in elkaar meppen" en "een paar kopstoten" wijzen er veeleer op dat verdachte en [medeverdachte] (ernstig) wilden mishandelen maar niet wilden doden. Anders dan de officier heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de opmerkingen van verdachte en [medeverdachte] dat [slachtoffer 1] van hen lekker mag ‘afsterven’ en dat ze hem bij het 'grofvuil' zullen laten, ook als (slechte) grappen kunnen zijn bedoeld gelet op de context van de avond, met aanzienlijk drugs- en alcoholgebruik en ‘stoerpraterij’ van verdachte jegens [medeverdachte] . Ook het gekozen wapen, een relatief kleine bahco wijst niet direct op opzet dat gericht is op het doden van aangever. Als sprake zou zijn geweest van vol opzet op het doden van [slachtoffer 1] dan zou het veel meer voor de hand hebben gelegen dat daartoe een meer geschikt wapen, zoals bijvoorbeeld een hamer of een mes ter hand was genomen
Geen voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1]
De rechtbank ziet zich vervolgens, nu vol opzet niet kan worden vastgesteld, voor de vraag gesteld of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake als een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] door het handelen van [medeverdachte] en verdachte zou kunnen overlijden. Vast kan worden gesteld dat [slachtoffer 1] op zijn hoofd is geslagen met een bahco van ongeveer 25 cm met een gebruikelijk gewicht. De rechtbank stelt voorop dat het slaan met een dergelijke bahco op zichzelf niet reeds de aanmerkelijk kans op overlijden in het leven roept. Ook niet indien daarmee op het hoofd wordt geslagen. Onder omstandigheden zou dat anders kunnen zijn, maar nu uit het proces-verbaal niet kan worden afgeleid, hoe vaak [slachtoffer 1] op zijn hoofd is geslagen, op welke wijze is geslagen en met hoeveel kracht dit is gebeurd, is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] bewust heeft aanvaard.
Verdachte zal dan ook van de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot moord en de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag worden vrijgesproken. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar letsel op zou lopen. Uit de uitlatingen van verdachte en [medeverdachte] valt ook af te leiden dat hun opzet hier op gericht was.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag in hoeverre sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 1] is meerdere keren met een bahco geslagen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] daarbij geraakt op zijn hoofd/gezicht en op zijn linkerpols. [slachtoffer 1] heeft hierdoor een scheur opgelopen in een bandje tussen twee botjes in zijn linkerpols, en voorts een bloedende hoofdwond, wondjes in zijn gezicht en een mogelijke neusfractuur.
Blijkens het overzichtsarrest van 3 juli 2018 van de Hoge Raad zijn algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de stukken blijkt dat operatief ingrijpen vereist is geweest voor het door [slachtoffer 1] opgelopen polsletsel. Hoewel een geneeskundige verklaring ontbreekt, blijkt uit de onderbouwing van door [slachtoffer 1] ingestelde vordering benadeelde partij dat bij het operatief ingrijpen een tweetal pinnen in zijn pols zijn ingebracht, die na ongeveer 7 weken weer zijn verwijderd. Verder wordt daarin vermeld dat [slachtoffer 1] nog steeds last heeft van zijn pols. Hij kan nog steeds maar weinig doen met zijn linkerhand en wordt in zijn dagelijkse leven daardoor behoorlijk gehinderd,.
De combinatie van de hiervoor genoemde letsels, de operatie en de duur van het herstel van [slachtoffer 1] , maken dat de rechtbank van oordeel is dat zijn letsel te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel.
Voorbedachten raad (op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel)
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat hierbij bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte] besproken dat zij [slachtoffer 1] te pakken wilden nemen, naar aanleiding van de vermeende geplaatste seksadvertentie. Zij hebben [slachtoffer 1] daarom in de nacht van 28 september op 29 september 2019 naar het huis van [medeverdachte] gelokt. Op de vraag van verdachte wat zij met [slachtoffer 1] zouden doen antwoordt [medeverdachte] tot twee keer toe “in elkaar meppen”. Nadien spreekt verdachte meerdere keren nog over wat hij zou doen (“Ik sla hem neer, dan ligt ie daar”, “ik kan hem met twee handjes wel aan he.. misschien ook wel een paar kopstoten”) en wijst [medeverdachte] verdachte er nog op dat [slachtoffer 1] groot en sterk is (“hmm, ik zit te denken wie eh, wie hem even een lesje kan leren want die kerel is focking lang eind […] is ook niet de smalste”). Zij spraken er ook over dat zij [slachtoffer 1] vervolgens zouden dumpen bij het grofvuil.
Om [slachtoffer 1] in de woning te krijgen, heeft [medeverdachte] contact met hem opgenomen en hem gevraagd om bij haar te komen. Zij deed dit onder de valse voorwendselen dat zij "dronken en eenzaam" was. Omdat zijn komst lang op zich liet wachten, werd [slachtoffer 1] meerdere malen door [medeverdachte] gebeld en gevraagd waar hij bleef. Met een aanzienlijke mate van vasthoudendheid trachtten [medeverdachte] en verdachte [slachtoffer 1] derhalve naar de woning van [medeverdachte] te lokken.
In de tussentijd hebben verdachte en [medeverdachte] afgesproken dat, kort voordat [slachtoffer 1] zou arriveren, verdachte de woning zou verlaten om vervolgens in aanwezigheid van [slachtoffer 1] te doen alsof hij spontaan bij [medeverdachte] op bezoek kwam. [slachtoffer 1] zou worden geconfronteerd met de door hem geplaatste seksadvertentie en daarna door verdachte onder handen worden genomen. Daartoe had verdachte reeds "een doosje gereedschap" klaar staan dat hij vlak voor de komst van [slachtoffer 1] nog snel uit het zicht heeft gezet.
Ongeveer 30 tot 40 minuten nadat [slachtoffer 1] in de woning was gearriveerd, en verdachte met [slachtoffer 1] in gesprek was, pakte verdachte onverhoeds een bahco en sloeg [slachtoffer 1] .
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte en [medeverdachte] het vooropgezette plan hadden om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Medeplegen van zware mishandeling
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte is degene geweest die aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen, nadat deze in onderling overleg met [medeverdachte] naar haar woning was gelokt. Verdachte en [medeverdachte] hebben voorafgaande aan de komst van [slachtoffer 1] uitgebreid besproken wat zij met [slachtoffer 1] wilden doen. Er is daardoor sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte, het aantreffen van de gereedschapskist in de woning van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van haar dat verdachte degene is geweest die de gereedschapskist heeft weggenomen, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht daarbij niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de onder 1. subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 december 20919, opgenomen op pagina 258 - 260 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1RO19103 d.d. 20 december 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van poging tot doodslag c.q. zware mishandeling, gepleegd in de vroege ochtenduren van 29 september 2019 door [verdachte] . Dit incident heeft plaats gevonden in de woning van [medeverdachte] , wonende te [woonplaats].
Nadat ik de woning van [medeverdachte] had betreden, kwam daar ook een andere manspersoon op bezoek.
Deze manspersoon kende ik niet. Deze blijkt te zijn genaamd [verdachte] . Terwijl ik samen met [verdachte] op de bank in de woning van [medeverdachte] zat, ging het ineens mis. Zoals ik eerder op 2 oktober 2019 heb verklaard.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 281 - 301 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Ik zei heb je even een momentje want ik ben onder invloed. Ik krijg het nu even niet mee goed. Heb ik tot drie, vier keer gezegd. En in één keer gaat die staan en hij tovert in één keer een bahco uit zijn jaszak of uit een mouw. En in één keer begint hij mij daarmee te meppen.
[…]
V1 Maar dan, ja je hebt hem te grazen genomen maar behoorlijk.
A Ja ik ben even behoorlijk door het lint gegaan ja omdat ik ook veel pijn had en het bloed stroomde echt door mijn ogen heen ik zag niks met dit oog. Ik zag helemaal niks.
[…]
V2 Ja, ja. Jij zegt dan kreeg ik een waas.
A Ja door die drie, vier, vijf klappen wat ik heb gehad ik heb . .. .(stukje niet goed te verstaan) gedaan.
Om mijn hoofd te dekken.
[…]
V2 En met de linkerhand heb je die afwering gemaakt.
A Ja en daarop is die bahco waarschijnlijk opgekomen ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2019, opgenomen op pagina 120 - 122 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de woning van [medeverdachte] werd een laptop aangetroffen. Dit was de laptop van [medeverdachte] . Ik zag dat de internet browser was geopend en op één van de tabbladen de inloggegevens van het Facebookprofiel van [slachtoffer 1] waren ingevuld. Ik opende het tabblad. Ik zag in de gesprekken van Facebook Messenger dat [medeverdachte] op 29 september 2019 omstreeks 01.51 uur contact had gezocht met [slachtoffer 1] en hem had gevraagd om langs te komen.
" [slachtoffer 1] ,
kom je langssss????
ik ben dronmlkeen en eenzaam
tooeeee".
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2019 opgenomen op pagina 138 - 151 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De mobiele telefoon van [medeverdachte] , geboren op [geboortedatuum] 1991 in [geboorteplaats], wonende [straatnaam] te [woonplaats], is inbeslaggenomen en de gegevens zijn door digitale specialisten van de politie Noord Nederland veiliggesteld en deze gegevens zijn vervolgens nader onderzocht.
Bij het doorzoeken van de gegevens is gebleken dat [medeverdachte] veel gesprekken opneemt, deze
gesprekken logt. De onderstaande audio gesprekken zijn nagenoeg woordelijk uitgewerkt.
[medeverdachte] heeft deze audio opname opgeslagen onder de naam " [slachtoffer 1] .mp3" d.d. 29-09-2019 02.05.04 creation time.
In verband met de duur van het gesprek tussentijds tijdstippen genoteerd, waardoor het
gemakkelijker wordt een opname te beluisteren. [medeverdachte] en [slachtoffer 1] hebben die zaterdagavond telefonisch contact. Dit blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] en uit de gegevens van de telefoon van [medeverdachte] . Na dit telefonische contact blijkt dat de lijn nog open staat en [medeverdachte] heeft dat gesprek opgenomen.
[medeverdachte] ( [medeverdachte] ) praat tegen [verdachte] ( [verdachte] ) tijdens het gesprek
[medeverdachte] Hij zei dat hij zou komen
[verdachte] Doe m maar uit, heh doe m nou uit...lok m hier maar heen.
[medeverdachte] Zo gaat ie dus met vrouwen om hé...
[verdachte] Wat wil Je met hem.. wat wil je met die vent
[medeverdachte] In elkaar meppen
[verdachte] Heh
[medeverdachte] In mekaar meppen
[verdachte] Laat hem hier nu maar komen....
Ik sla hem neer dan ligt ie daar....
6.45
op geluidsopname
[verdachte] Bel hem maar even waar hij blijft...
[verdachte] Hij zet jou in de krant he
9.4
op geluidsopname
[medeverdachte] accent die ...
[verdachte] (met luidere stem): Maakt niet uit, je laat je niet....je laat je niet je laat je even niet ...kant zetten...
[medeverdachte] Zonde van het geld....van dat geld had een hitmen(fonetisch) in kunnen huren voor hem
[verdachte] ...mut zelf es aan de kant gaan, die gast....
[medeverdachte] wit ik nijt, wit ik nijt
[verdachte] Dit zijn geen grapjes meer ja....vieze debiel is het eigenlijk....hij mag van mij lekker afsterven...
11
op geluidsopname
[verdachte] .... deze gasten, hij mag van mij wel lekker afsterven en als je hem hierheen lokt en je zegt van hey zet je mij nu in de krant?.. nou?
[medeverdachte] ....gaat dan een heel zielig verhaaltje ophangen, tegen hem (veel lawaai) en dan.....ja ik denk dat het die en die is wil jij hem asjeblieft in elkaar slaan [slachtoffer 1] ?
[verdachte] als ie hier maar eerst...als hij hier maar of een beetje in de buurt is..
[verdachte] Bel jij hem nog een keer dan
[medeverdachte] Ik ben al aan het bellen op dit moment
[verdachte] hoeft ook niet zo te wezen.... als iemand jou zo aanspreekt he, maakt niet uit wie, als iemand jou in de krant zet,... deze gasten he......om te sterven
[medeverdachte] Hij weet het alleen niet
[verdachte] Maar je kunt hem wel stop zetten en dan eventjes opnieuw bellen toch…
[medeverdachte] Maar straks hebben ze het over de advertentie ofzo.
[verdachte] maar als hij hier maar komt, als hij hier maar komt toch, dan is het toch goed
16
op geluidsopname
[medeverdachte] Kom zo met taxi. Haha. Hij komt met de taxi zegt ie.
[verdachte] Dat is goed toch, als hij hier maar komt
[verdachte] Moet jij eens kijken hoe verrassend het gaat worden straks.
22.13
op geluidsopname
[medeverdachte] Wat zeg je
[verdachte] Let maar op hoe ik ermee om ga. Let nu maar op ik zeg toch niet voor niks dat ie hier moet komen. Let maar op wat er gaat gebeuren. Ik heb een doosje een doosje gereedschap staan.
[verdachte] Let maar op, heb ik niet eens nodig dadelijk. Alleen het feit al dat ie jou in de krant zet, moet je us kijken wat t gaat eeeh. Ik kan hem met twee handjes wel aan he..misschien ook wel een paar kopstoten.
[verdachte] als ie hier maar is, let maar op wat er gebeurt
[medeverdachte] Ik wil eigenlijk even allemaal hier...bree brede bredere stoere boys uitnodigen, maar ja die ken ik.
[medeverdachte] ..dat ie in mekaar gemept wordt
[verdachte] ..Let maar op wat ik met hem doe...
[verdachte] Hij komt hier niet meer weg, abs ..komt niet meer weg, komt niet weg ja..wat zeg je nou zelf.
In verband met de duur van het gesprek tussentijds tijdstippen genoteerd, waardoor het
gemakkelijker wordt een opname te beluisteren
[slachtoffer 1] en [medeverdachte] bellen met elkaar
Het is nu 02.47 uur. Over ongeveer 3 kwartier is hij ( [slachtoffer 1] ) bij haar.
Hij mag niet teveel G (GHB) achter over tikken van [medeverdachte] . Hij zegt dat hij ook "schijven" (pillen) bij zich heeft, pillen, XTC een stuk of 100 bij zich heeft.
Na het telefoongesprek blijft de opname opnemen:
vanaf 08.40 weer stemmen wat luider, beter verstaanbaar
Gaat weer over [slachtoffer 1] . [verdachte] vraagt haar of hij weet waar ze woont. Dat weet hij, [slachtoffer 1] uit Buitenpost, Leeuwarden.
[medeverdachte] praat weer over het te toevallig zijn van de advertentie uit de hoek waar [slachtoffer 1] vandaan
komt/telefoontje van [naam 1] .
De tabbladen moeten wel dicht voor hij komt (gezocht in computer?) "Straks ziet ie het"
[verdachte] deze die er nou aankomt die heeft heel wat anders op zijn kerfstok
[verdachte] Hoeveel pillen had hij bij zich
[medeverdachte] Wat
[verdachte] Hij had ook 100 pillen bij zich
[medeverdachte] Jaa, maar die zijn straks van ons
[verdachte] huhu ( [verdachte] lacht/gniffelt)
15.4
op geluidsopname
[verdachte] Waar laten we hem straks?
[medeverdachte] Bij het grofvuil
[verdachte] huhu (gniffelt)
[medeverdachte] Moet ik even met mijn milieupas bij eh chemisch afval. Door al die GHB natuurlijk.
16.3
op geluidsopname
[verdachte] begint weer over de advertentie en dat dat niet normaal is dat ze er zo op is gezet. Daar gaat het hem om zegt hij. [medeverdachte] denkt dat het komt omdat hun iemand kennen die haar ook kent en ze erover gepraat hebben en die heeft dan denkt ze iets gezegd van " o [medeverdachte] die GHB hoer uit Grou" en daar gaat hij nou even heen en daar gaat het mij om zegt [verdachte] . 22.30 op geluidsopname
[verdachte] Waar blijft die vent dan?
[medeverdachte] Taxi, iets van half vier, kwart voor vier
[verdachte] Mooi dat we hem hebben. Wil je nog wil je. Weet je zeker dat hij het is of wil je eerst nog horen.
23.08
op geluidsopname
[slachtoffer 1] en [medeverdachte] bellen. [slachtoffer 1] geeft aan dat de taxi er nog niet is. Hij heeft de taxi weer gebeld want hij staat al 20 minuten te wachten en die focking taxi is er nog niet.
[medeverdachte] moet hem opwarmen. Hij denkt dat de taxi eraan komt. Ja dit is de taxi.
[medeverdachte] direct na het gesprek met [verdachte] .
26.37
op geluidsopname
[medeverdachte] Dat bedoel ik dus, ik kan niet liegen, ja ja ja ja ja
[verdachte] ...onverstaanbaar....hij heeft jou op internet gezet hey en daar gaat hij straks voor boeten. Dat hebben we toch afgesproken?
[medeverdachte] Ik ga even kijken of het kan kloppen qua tijd hoelang hij onderweg is met de taxi of die ook echt nou in Leeuwarden is
[verdachte] Nou al meer dan een half uur dan
[verdachte] Laten we vast die deur open staan dan, dan zetten we hem aan de kant, een beetje slijmen
[medeverdachte] Waarom zeg je niet even dat ik overal mascara heb hangen
Ik zal me even eh
[verdachte] Maak je maar even mooi ja
[medeverdachte] Even eh even,even, even opmaken voor [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] zegt ze op een sarcastische toon)
[verdachte] Doe dat maar. Voor mij, voor mij hoef je niet hoor
[verdachte] Ik zit even te denken, waar moeten we hem straks laten, waar zullen we hem laten.
[medeverdachte] dacht bij het grofvuil
[verdachte] Huh
[medeverdachte] Bij het grofvuil
[verdachte] Het is de beste ...toch niet meer hoor
[medeverdachte] Achter de Lidle is dat
31.05
op geluidsopname
[medeverdachte] Maar moet ik er nou helemaal niet over beginnen of
[verdachte] Waarover...., nee, helemaal nergens over beginnen
[medeverdachte] Kan ik dat wel
[verdachte] Tuurlijk, je hebt niks verkeerds gedaan meiske
[medeverdachte] Ik za tabbladen even dicht doen, alles wat over eh nogge
[verdachte] Ja alles wegdoen ofzo?
[medeverdachte] Ja alles wat erover gaat. Straks ziet ie dat.
32.3
op geluidsopname
[medeverdachte] Die kerel denkt van Oei nou krijg ik een romantische date met jou en dan komt ie hier en ben jij hier ten eerste en ten tweede wil ik hem het liefst in elkaar meppen en dan denkt hij Oe ik word direct opgewarmd door [medeverdachte] en ze is dronken
[verdachte] Niks van te merken. Jij gaat gewoon meespelen,
[medeverdachte] Ja
[verdachte] Jij jij jij weet nergens van ja
[medeverdachte] en jij bent er net he, jij bent er net twee minuten
[verdachte] Ik kom net binnen
[verdachte] Anders kan..ik kan ook wel binnen komen als hij binnen komt toch . om te laten merken dat jij er bent...onverstaanbaar... snap je
[medeverdachte] als ie binnenkomt kom jij voor de voordeur staan
[verdachte] We kijken wel even hoe lang hij hier zit
[medeverdachte] hmm
[verdachte] ..vast onverstaanbaar, mieger.. ja precies, dan kom ik later even binnen dan, misschien wel verstandig.
[medeverdachte] De tuindeur ff op slot
38.11
op geluidsopname
[verdachte] dat hele busje was leeg, toen dacht ik, ik pak die zwaarste gereedschapskist eruit.
[medeverdachte] en dan eh en dan eh wacht je even twee minuten
[verdachte] dan bel ik aan ja
[medeverdachte] doe maar niet anders flip ik hier al helemaal, doe maar hard kloppen. Doe maar hard kloppen dan denkt hij dat het politie is, kijken hoe die reageert
[verdachte] Noh. Straks rent ie weg he
[medeverdachte] Klop maar als politie en dan moet ik even kijken hoe hij reageert ja
[verdachte] Nee, maar hij moet niet wegrennen
[medeverdachte] Dat doet ie niet joh
[medeverdachte] oo oo, ...dat is politie ik durf niet open te doen (zegt ze op een aanstellerige/gemaakt toon)
43.5
op geluidsopname
Geklop, deurgeluiden, [slachtoffer 1] komt binnen
45.1
op geluidsopname
[slachtoffer 1] stelt zich voor aan [verdachte] . [medeverdachte] doet net of ze alleen was en nu ineens twee man in huis heeft.
[medeverdachte] Toen was ik alleen en toen had ik ineens twee kerels over de vloer
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 29 september 2019, opgenomen op pagina 339 - 350 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[medeverdachte] :
V: Hoe ken je [verdachte] ?
A: Via [naam 2] . We kunnen goed met elkaar over weg. Ik werd gebeld door een vrouwspersoon zichzelf noemende Geile [naam 1] . Ze vertelde dat ze een advertentie in de Kollumer krant had gezien. Er stond: [medeverdachte] was op zoek naar een geile date, met mijn 06-nummer er bij. Ik had de telefoon op luidspreker staan, dus [verdachte] kon het gesprek horen. Ik ben gaan zoeken op internet naar de Kollumer Krant en naar [naam 1] op facebook. Ik ben gaan zoeken naar wie die advertentie geplaatst zou kunnen hebben. Vorig weekend was [slachtoffer 1] bij me geweest. Ik koppelde dat aan elkaar.
Ik zat te denken: "Ik had Kollum opgezocht op google maps. Ik zag dat dit vlakbij Buitenpost was. Ik vond dit toevallig. Vorig weekend zocht [slachtoffer 1] opeens uit het niets contact. Ik dacht dat het heel goed zou kunnen zijn, dat [slachtoffer 1] die advertentie had geplaatst. Op een gegeven moment zei [verdachte] dat hij hem wel even zou pakken of de les zou lezen. Ik hoorde van [slachtoffer 1] dat hij onderweg was. Ik ging mezelf fatsoeneren en een beetje opruimen. [slachtoffer 1] kwam via de tuin. Ik had de tuindeur op slot. [verdachte] is de voordeur uitgegaan. Toen [slachtoffer 1] l of 2 minuten binnen was, deed [verdachte] net alsof hij spontaan bij mij langs kwam. Ineens waren ze dus beide bij mij in huis en zaten naast elkaar op de bank. [verdachte] zei opeens dat hij in de kroeg had gehoord, dat er een advertentie over mij in de krant was gezet. Omdat hij deed, alsof hij spontaan langs kwam, moest ik dus doen alsof hij niet al een paar uur bij me had gezeten. Toen begon hij opeens tegen [slachtoffer 1] te zeggen:
"Wat vind je daar nu van." Hij zei dit 3 keer tegen [slachtoffer 1] . [verdachte] zei toen met een boze stem: "Vind je het normaal om een advertentie in de krant te zetten." Het begon toen lichamelijk te worden. Vanaf dat moment ging het heel snel. [slachtoffer 1] ging er tegen in. [slachtoffer 1] zei iets in de trant van: "Waarom zeg je zoiets over mij." Voordat ik het wist stonden ze recht tegen over elkaar. Toen ging het heel snel. Binnen no time vlogen ze met elkaar door de kamer.
V: Wie heeft die baco daar neergelegd?
A: Kyra moest uitgelaten worden en we zijn met zijn 2-en naar buiten gegaan. [verdachte] kwam
opeens aan lopen met een grote gereedschapskist. Ik wilde dat ding niet in mijn huis hebben.
Hij nam die verrijdbare gereedschapskist mee naar mijn huis. Hij heeft hem eerst in de
woonkamer gezet en voordat [slachtoffer 1] kwam, heeft hij hem in de keuken gezet. Die gereedschapskist had hij weggenomen uit zo'n werkmansbusje. Hij trok de deur van dit busje open en heeft de kist eruit gehaald. Dit is gisteravond, dus de nacht van 28 september 2019 op 29 september 2019, geweest.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 114 - 116 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 oktober 2019 gaf de verdachte toestemming om medische gegevens op te vragen bij artsen die de verwondingen hebben behandeld.
Op 13 november 2019 ontving ik van P.S. van Brave, arts in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) de volgende informatie:
Bij deze alsnog antwoord op uw vraag. Dhr [slachtoffer 1] is bij ons (JCvSZScheveningen) opgenomen geweest van 29-9-2019 tm 15-10-2019. Initieel voor GHB-detoxificatie, maar hij bleek die nacht/vroege ochtend (van 29-9-2019) betrokken geweest bij een vechtpartij. Naar eigen zeggen had hij klappen gehad met een baco (Engelse sleutel) op oa zijn hoofd en linker arm/pols. Waarschijnlijk ten gevolge daarvan had hij een (bloedende) hoofdwond, wandjes in het aangezicht, een mogelijke neusfractuur en een os scaphoid-lunatum dissociatie links. Er waren geen aanwijzingen voor intracranieel letsel. De wonden zijn nagenoeg genezen en geven geen blijvend letsel. De os scaphoid-lunatum dissociatie dient operatief gecorrigeerd te worden, om blijvend letsel (pijnklachten en instabiliteit van polsgewricht) te voorkomen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 oktober 2019, opgenomen op pagina 263, 264 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2] :
In de nacht van 28 september 2019 op 29 september 2019 om 01:00 uur hoorde ik een deur dicht slaan. Mijn bestelbus stond aan de zijkant van mijn woning aan de [straatnaam] te Grou. Zondagmorgen vond ik een hoeveelheid gereedschap op mijn tuinbank. Ik herkende dit gereedschap als mijn gereedschap. Op 30 september 2019 rond 18:30-19:00. Hij zei tegen mij, dat hij bij mij dat gereedschap op de bank had gelegd. Hij had dit op straat gevonden.
Ik ben daarop naar mijn eerdergenoemde bestelbus gelopen. Ik opende de achterdeur van de bus en ik zag, dat mijn gereedschapstrolley weg was. De bestelbus was niet afgesloten.
U toont mij mijn gereedschapstrolley. Ik kan zien dat er een baco uit mijn gereedschaps-trolley mist.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, inhoudende:
Plaats: [straatnaam] , binnen de gemeente Leeuwarden.
Datum: 2 oktober 2019.
Beslagene: [medeverdachte] .
Object: Gereedschapswagen.
Bijzonderheden: 1 rijdende trolley met diverse gereedschap.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een bij de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] gevoegde brief, d.d. 6 januari 2021, voor zover inhoudende:
Cliënt heeft door toedoen van verdachte een scheur opgelopen in een bandje tussen twee botjes in zijn linkerpols. Daaraan is cliënt geopereerd. Er zijn twee stalen pinnen in de pols van cliënt gezet welke er na ongeveer zeven weken uitgehaald zijn. Cliënt heeft nog steeds last van zijn pols. Hij is minder mobiel met de pols en hij voelt een koud en ‘doof’ gevoel in zijn linker pink en ringvinger. Cliënt kan nog maar weinig doen met zijn linkerhand en wordt daardoor in zijn dagelijks leven behoorlijk belemmerd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. Subsidiair.
hij in de periode van 28 september 2019 tot en met 29 september 2019 te Grou, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte raad, zwaar lichamelijk letsel, onder meer polsletsel (os scaphoid-lunatum dissociatie) heeft toegebracht door tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, die [slachtoffer 1] met een stuk gereedschap (een bahco) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de armen en/of een of meer andere delen van het lichaam te slaan.
2.
hij in de periode van 28 tot en met 29 september 2019 te Grou, in de gemeente Leeuwarden, uit een bedrijfsbestelbus/auto, een gereedschapskist, die geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , uit diens bedrijfsbestelbus/auto heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Subsidiair. Medeplegen van zware mishandeling, gepleegd met voorbedachte raad.
2. Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1. primair
(medeplegen poging tot moord) en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot vijf jaren gevangenisstraf onvoorwaardelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit bij bewezenverklaring van het subsidiair dan wel meer subsidiair ten laste gelegde tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering voorgesteld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de psychologische rapportage, de voorlichtingsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan zware mishandeling met voorbedachte raad. Daarnaast heeft verdachte een gereedschapskist weggenomen, met daarin onder andere een bahco.
De aanleiding van de zware mishandeling was gelegen in het feit dat een persoon met een zogeheten ‘prank call’ een grap met [medeverdachte] wilde uithalen. [medeverdachte] had telefonisch gehoord dat er van haar een seksadvertentie in de Kollumer krant zou zijn geplaatst. [medeverdachte] en verdachte raakten er echter – ten onrechte – van overtuigd dat een kennis van [medeverdachte] , [slachtoffer 1] , deze – niet bestaande – advertentie had geplaatst. Verdachte en [medeverdachte] wilden hem daar met harde hand mee confronteren.
[medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] daarop in samenspraak met verdachte onder valse voorwendselen naar haar woning gelokt. Het slachtoffer is in de woning van [medeverdachte] , door [verdachte] onverhoeds met een bahco meerdere keren geslagen, onder meer tegen zijn hoofd, neus en pols. Door dit handelen moest [slachtoffer 1] aan zijn pols een operatie ondergaan. Hij heeft nog steeds last van zijn pols en wordt daardoor gehinderd zijn dagelijkse dingen te kunnen doen, zoals hij ook ter terechtzitting heeft verklaard. Ook had [slachtoffer 1] verwondingen aan zijn hoofd. De rechtbank tilt zwaar aan het planmatig karakter van deze daad. Een dergelijk ernstig feit rechtvaardigt dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Nadat verdachte [slachtoffer 1] aanviel, heeft [slachtoffer 1] zich verweerd. Daarbij is verdachte ernstig gewond geraakt. Verdachte heeft ten gevolge van de mishandeling door aangever [slachtoffer 1] geruime tijd in het UMC Groningen gelegen en nadien lange tijd in een revalidatiecentrum gerevalideerd. Door de geweldsuitbarsting van aangever [slachtoffer 1] heeft verdachte nog steeds fysieke problemen en heeft hij daarnaast ernstig hersenletsel opgelopen, waardoor hij zich niets meer van die bewuste nacht kan herinneren.
Blijkens de psychologische rapportage is bij verdachte sprake van een uitgebreide neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel, zonder gedragsstoornissen en een stoornis in het gebruik van cannabis, in vroege remissie na hersenletsel. Mogelijk heeft het traumatisch hersenletsel tevens geleid tot een persoonlijkheidsverandering. Voor het hersenletsel was er sprake van antisociaal gekleurde persoonlijkheidsproblematiek bij een man met een langdurige verslavingsproblematiek.
Omdat verdachte zich niets kan herinneren is het niet mogelijk om vast te stellen of er sprake is van een eventuele doorwerking van zijn stoornis in het ten laste gelegde, en zo ja, wat dezer doorwerking behelst. Er kon geen delict scenario met verdachte worden opgesteld.
Echter indien de ten laste gelegde feiten worden bewezen lijkt het aangewezen dat er nader onderzoek naar zijn cognitief functioneren en een toezicht zal gaan plaatsvinden.
Blijkens de voorlichtingsrapportage was verdachte voor het delict een ander persoon. Er was sprake van middelenproblematiek en een negatief sociaal netwerk. Na het delict heeft er mogelijk een persoonlijkheidsverandering bij verdachte plaatsgevonden, vermoedelijk veroorzaakt door het opgelopen hersenletsel. Het recidiverisico op geweldsdelicten wordt als laag ingeschat. De reclassering is met de psycholoog van mening dat bij een veroordeling het gewenst is dat er nader onderzoek naar verdachtes cognitief functioneren zal gaan plaatsvinden. In dat kader is een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling aangewezen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met gebruikmaking van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, zeven maanden gevangenisstraf. Gelet op de omstandigheid dat in het onderhavige geval sprake is van voorbedachte raad, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in sterke mate rekening met het feit dat verdachte, nadat hij aangever [slachtoffer 1] had geslagen, door aangever [slachtoffer 1] zeer zwaar is mishandeld. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman is voorgesteld. Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 498,95 ter zake van materiële schade en € 15.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 714,78 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij op grond van een onevenredige belasting van het strafproces. De officier van justitie heeft betoogd dat de buitensporige reactie van [slachtoffer 1] zelf, waar hij ook voor veroordeeld is, meegewogen dient te worden in het bepalen van de hoogte van de schade. De vordering is door deze verwevenheid complex. Daarnaast zal de schuld tussen verdachte en zijn medeverdachte moeten worden vastgesteld in percentages, nu het strafrechtelijk medeplegen niet één op één te spiegelen zal zijn met een civiele verdeling van schuld. Dit alles lukt niet binnen het strafproces.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich geconformeerd aan de stelling van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. subsidiair bewezen verklaarde. Deze materiële schade staat in zodanig verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend, met dien verstande dat de rechtbank de gevorderde schade ad
€ 498,95, gebruik makend van haar schattingsbevoegdheid, naar redelijkheid en billijkheid zal beperken tot € 200,--, nu niet bekend is hoe oud de gedragen kleding van de benadeelde was en de thans gevorderde vergoeding betrekking heeft op de nieuwwaarde van de kleding.
De rechtbank is met betrekking tot de gevorderde immateriële schade van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat het bewezenverklaarde feit aanzienlijke impact heeft gehad op de benadeelde partij. De benadeelde partij is geslagen door verdachte en heeft zich vervolgens verweerd. Blijkens het vonnis van de rechtbank van 16 juli 2020 heeft benadeelde als verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces gedaan. Hij is wel veroordeeld voor door hem gepleegde geweldshandelingen jegens verdachte die daarná plaatsvonden. Bij die stand van zaken komt aan een eigen schuld-verweer door verdachte geen betekenis toe: de benadeelde partij heeft, gelet op het chronologische verloop immers geen schuld aan de schade die verdachte hem daarvóór al had toegebracht. De laatste, aan [slachtoffer 1] toe te rekenen geweldshandelingen waardoor verdachte schade heeft geleden, kunnen een eigen schuld-verweer dus niet dragen.
Gelet op de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing komt hem een vergoeding terzake immateriële schade toe. Deze immateriële schade staat in zodanig verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht de gevorderde schadebedrag te hoog en zal deze, gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid, naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 2.500,--. Daarbij acht de rechtbank van belang dat zij een poging moord c.q. doodslag niet bewezen acht. Voorts is van belang dat de benadeelde partij aan de vordering mede ‘eventuele neurologische schade’ ten grondslag heeft gelegd, maar dergelijke schade – in het licht van het verweer van verdachte – onvoldoende is aangetoond. De rechtbank acht de vordering tot de genoemde bedragen gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2019.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 613,49 (zijnde het gevorderde bedrag ad € 714,78 minus de BTW ad € 91,77 en BTW ad € 9,52), te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, met uitzondering van de in rekening gebrachte BTW ad
€ 101,29 (zijnde € 91,77 + € 9,52), nu dit een voor de benadeelde verrekenbare voorbelasting betreft. Dit deel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 september 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Bevel gevangenneming
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat ingeval van een veroordeling terzake het primair ten laste gelegde feit, de gevangenneming van verdachte zal worden bevolen.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte toe te wijzen, aangezien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming van verdachte dan ook afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 303 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de Reclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden.
De reclassering zal contact opnemen met veroordeelde voor de eerste afspraak.
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal laten behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
Veroordeelde dient zich daarbij te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/730026-20, feit 1. subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.700,-- (zegge: tweeduizendzevenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 2.700,-- (zegge: tweeduizendzevenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 37 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 200,-- aan materiële schade en € 2.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of medeverdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of medeverdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/730026-20, feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 613,49 (zegge: zeshonderddertien euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 613,49 (zegge: zeshonderddertien euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 12 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en
mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2021.

Voetnoten

1.
2.
3.
4.