ECLI:NL:RBNNE:2021:181

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
18/244085-20 en 18/194127-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van twee fietsen met betrekking tot verdachte in Assen

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van twee fietsen op 28 september 2020 in Assen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, op die datum een elektrische damesfiets van het merk Popal en een damesfiets van het merk Batavus heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij rekening is gehouden met eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel niet zijn vervuld, zoals verduidelijkt in een arrest van de Hoge Raad van 15 december 2020. De verdachte heeft tijdens het proces zijn betrokkenheid bij de diefstallen bekend, maar zijn verdediging stelde dat hij ten tijde van de feiten in een verwarde toestand verkeerde. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling behandeld, waarbij de proeftijd is verlengd en de bijzondere voorwaarden zijn aangepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/244085-20 en 18/194127-17 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 januari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.E.J. Torny, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Assen
een electrische (dames)fiets (merk Popal), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Assen,
een goed te weten een electrische (dames)fiets (merk Popal) heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
2
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Assen
een (dames)fiets (merk Batavus), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Assen,
een goed te weten een (dames)fiets (merk Batavus) heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde in een verwarde toestand. Hij herinnert zich er weinig van. Dat verdachte de beide diefstallen tijdens het verhoor door de
rechter-commissaris in het kader van de bewaring en bij de raadkamer gevangenhouding heeft bekend, is enkel de invulling achteraf van verdachte geweest van het feit dat hij met de fiets(en) is aangetroffen. Uit de inhoud van het strafdossier kan echter niet worden afgeleid dat verdachte zelf de beide fietsen heeft gestolen. De diefstallen zijn immers niet feitelijk waargenomen door getuigen. Ook de beschrijvingen van de camerabeelden zijn te summier om de conclusie te dragen dat het verdachte was die de fietsen heeft gestolen. De verbalisanten hebben bovendien bij de herkenning van verdachte verzuimd weer te geven op basis van welke uiterlijke kenmerken zij verdachte hebben herkend.
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met Zaakregistratienummer PL0100-2020269356 d.d. 9 oktober 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :

Op maandag 28 september 2020, omstreeks 07.30 uur, parkeerde ik mijn fiets voor het gebouw "de nieuwe Kolk" aan de Weiersstraat 1 te Assen. Ik zette mijn fiets op slot, ik gebruikte hiervoor het slot dat bevestigd is op de fiets zelf. Omstreeks 10.30 uur zag ik dat mijn fiets niet meer op zijn plaats stond. Ik zag dat mijn fiets was gestolen. Ik ben toen vervolgens weer bij de Kolk naar binnen gegaan, ik weet namelijk dat er camera's in het pand aanwezig zijn. Op de beelden zag ik vervolgens dat een mannelijk persoon mijn fiets weg nam. Ik zag dat hij mijn fiets weg sleepte. Ik zag dat het een man was met een lange donkere jas.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2020, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op dinsdag 29 september 2020 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 1] , de camerabeelden van De
Nieuwe Kolk. De beelden betroffen drie korte opnames.
1: Een opname waarbij de hoofdingang vanaf de buitenzijde in beeld was.
2: Een opname waarbij de hoofdingang vanuit de binnenzijde in beeld was.
3: Een opname vanuit de binnenzijde waarbij een deel van het raam naast de hoofdingang zichtbaar was.
1: Het tijdstip bovenin beeld geeft 07.42 uur weer. Er loopt een persoon naar een fiets, welke links van de hoofdingang staat. De persoon staat enkele seconden bij de fiets. De persoon pakt de fiets en loopt met de fiets aan de hand het beeld uit, in de richting van de Vaart.
2: Hierop is een manspersoon te zien, die naar de hoofdingang loopt, waardoor de
automatische deuren open gaan. De manspersoon draagt een donkere halflange jas en heeft een rossig uiterlijk.
3: Hierop is een fiets te zien die aan de buitenzijde van een raam staat, vanuit deze positie, rechts van de hoofdingang. Een persoon met een halflange jas loopt naar de fiets en staat er enkele seconden bij. De persoon pakt de fiets, draait 180 graden naar rechts, met de fiets aan de hand en loopt in de richting van de Vaart.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2020, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op dinsdag 29 september te 15:09 uur werd mij gevraagd of ik beelden wilde uitkijken ter herkenning. Ik zag dat het hier ging om videobeelden zonder audio welke ik herkende als de ingang van theater De Nieuwe Kolk te Assen.
Ik zag in beeld komen een manspersoon welke ik direct herkende voor 100% als zijnde verdachte [verdachte] . Ik herken verdachte [verdachte] van eerdere aanhoudingen en onderzoeken waarbij ik de identiteit heb vastgesteld via de Progris van verdachte.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2020, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :

Op maandag 28 september 2020 omstreeks 08.14 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant 4] en
[verbalisant 3] , de melding dat er een man met één fiets wegliep. Hij liep op het moment van de melding in de Torenlaan te Assen. Terwijl wij, verbalisanten aanrijdend waren, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat hij in de richting van de Brink te Assen liep. Toen wij, verbalisanten, op de Brink aan kwamen rijden zagen wij een man staan bij een zwarte damesfiets. Om deze man stonden vier werknemers van een bouwbedrijf. Ik hoorde dat een van deze mannen vertelde, dat hij had gezien dat deze man een fiets gestolen had. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , vroeg aan de man die de zwarte damesfiets vasthield, naar later bleek verdachte [verdachte] , of hij een fietssleutel bij zich had van die zwarte damesfiets. Ik verbalisant [verbalisant 3] , zag dat het slot van die fiets nog dicht was. Tevens zag ik, dat het een elektrische fiets was. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Die fietssleutel ben ik daar ergens verloren". Ik zag dat hij in de richting van de Torenlaan wees. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 3] , verdachte [verdachte] aangehouden.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 september 2020, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :

Op maandag 28 september 2020, omstreeks 08.10 uur, was ik aanwezig in de Kerkstraat
in Assen om hier te werken. Hier zag ik een man lopen welke nabij restaurant Manolitos
twee fietsen weg pakte. Ik zag dat de man met deze fietsen weg liep over de Kerkstraat in de richting van de Torenlaan. Ik zag dat beide fietsen nog op slot stonden. Dit zag ik omdat de achterwielen van beide fietsen constant blokkeerden toen de man deze over de grond sleepte. Tevens raakte het slot constant de spaken van de fietsen. Ik zag dat de man met beide fietsen de Torenlaan in ging. Ik zag dat hij een van de fietsen, de Batavus, in de Torenlaan liet staan en met de andere, zwarte fiets in de richting van de Brink liep. Op de Brink is de man door de politie aangehouden.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2020, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2] :

Op maandag 28 september 2020, omstreeks 6.45 uur heb ik mijn damesfiets van het merk Batavus, type Mambo, kleur crème, afgesloten geplaatst in de nabijheid van de Kruidvat en bij het pand van voormalig Didi aan het Koopmansplein 10 te Assen.
Vanmorgen tegen 9.00 uur zag ik dat mijn fiets er niet meer stond. Vervolgens ben ik naar werklui gegaan die bezig waren op het Koopmansplein. Eén van die mannen vertelde mij, dat hij tegen zeven uur een man richting de oude V&D had zien lopen. Deze man kwam vervolgens met een fiets terug, die hij bij het achterwiel omhoog hield, sleepte.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2020, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op woensdag 30 september 2020 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 1] , de camerabeelden van
Plein 10. Datum weergave: 28 september 2020.
1: Opname gericht op de ingang van winkelcentrum het Forum.
06.59.53: Rechts in beeld verschijnt een persoon. De persoon komt vanuit het Forum en
loopt via de stilstaande draaideur naar buiten, in de richting van het Koopmansplein.
06.59.59: De persoon is hier duidelijk in beeld. Het betreft een man met een lange donkere jas en een rossig uiterlijk.
07.00.04: De man loopt naar de gevel van Didi en loopt even de hoek om, waar een
fiets staat. Daar pakt de man de fiets.
07.00.08: De man heeft de fiets vast en draait 180 graden linksom en loopt links het
beeld uit in de richting van de trap van het Koopmansplein.
2: Opname gericht op de buitenzijde. In het midden van het beeld is de brede trap
naar het Koopmansplein te zien. Rechts van het midden, bovenin beeld, is een deel van de gevel van het Kruidvat en van de voormalige kledingwinkel DiDi te zien.
07.00.25: Rechts bovenin beeld verschijnt een persoon met een donkere jas. De persoon
staat tussen het Kruidvat en DiDi. De persoon pakt iets vast, wat lijkt op een fiets.
07.00.28: De persoon loopt richting de trap. De persoon heeft een fiets vast. De
persoon loopt links van de fiets. De koplamp van de fiets is aan.
07.00.32: De persoon loopt met de fiets de trap af, richting het Koopmansplein.
07.00.34: De persoon tilt met de rechterhand de achterkant van de fiets omhoog,
terwijl hij de trap afloopt.
07.00.47: De persoon loopt via het Koopmansplein in de richting van de Hema.

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2020, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op woensdag 30 september 2020 omstreeks 11.00 uur bekeek ik de camerabeelden van
plein 10 te Assen. Op deze camerabeelden zag ik het volgende:
28/09/2020 06.59.59 uur:
Ik zag op dat tijdstip verdachte [verdachte] lopen ter hoogte van de Didi. Ik herkende
hem 100% als zijnde de verdachte die ik had aangehouden op maandag 28 september 2020 om 08.17 uur.

9. Een schriftelijk bescheid, te weten het proces-verbaal van verhoor verdachte door de rechter-commissaris van 30 september 2020, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :

U vraagt mij of ik de fietsen heb meegenomen, terwijl ze niet van mij waren. Ja.

10. Een schriftelijk bescheid, te weten het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 14 oktober 2020, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :

Ik heb bij de rechter-commissaris verklaard dat ik die fietsen heb meegenomen. U vraagt of
ik daarmee heb bedoeld dat ik ze heb gestolen. Dat klopt. Ik beken de twee fietsendiefstallen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde, te weten diefstal van een tweetal fietsen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is blijkens voornoemde bewijsmiddelen door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op de camerabeelden herkend als de persoon die op 28 september 2020 bij het gebouw de Nieuwe Kolk en in de omgeving van het Koopmansplein 10 te Assen de fietsen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Kort na de fietsendiefstallen hebben diverse getuigen verdachte gezien met (de twee) fiets(en) in de directe omgeving van de plaatsen delict, langs de route van deze plaatsen naar de plaats waar verdachte is aangehouden en bij de aanhouding Verdachte heeft bij de rechter-commissaris en de raadkamer gevangenhouding de twee fietsendiefstallen ook eenduidig en consistent bekend. Tegenover die consistente bekentenissen acht de rechtbank de door verdachte eerst ter terechtzitting van 12 januari 2021 afgelegde verklaring, dat hij ten tijde van de fietsendiefstallen mogelijk psychotisch was en dat zijn bekennende verklaringen bij de rechter-commissaris en de raadkamer gevangenhouding enkel een invulling achteraf is geweest, niet geloofwaardig.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
verdachte op 28 september 2020 te Assen
een elektrische (dames)fiets (merk Popal),
die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
2
verdachte op 28 september 2020 te Assen
een (dames)fiets (merk Batavus),
die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal
2. diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en heeft daarbij verzocht in het bijzonder rekening te houden met de specifieke persoonlijke problematiek van verdachte en het gegeven dat verdachte probeert zijn leven te beteren. Dit gaat evenwel met vallen en opstaan. Verdachte geeft zelf aan dat hij vaak onder druk werd gezet door zijn, eveneens verslaafde, broer die hem onderdak en hulp beloofde, maar hem ondertussen aanzette tot het plegen van delicten. Verdachte heeft inmiddels aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan behandeling en opname in een kliniek.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsadviezen van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van respectievelijk 15 december 2020 en 6 januari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 december 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van twee fietsen. Dit zijn vervelende feiten, die overlast veroorzaken bij de slachtoffers. Verdachte heeft met zijn handelen aangegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 3 december 2020 blijkt dat verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van voormelde adviezen van de reclassering VNN van respectievelijk 15 december 2020 en 6 januari 2021.
In het advies van 15 december 2020 is -onder meer- vermeld, kort weergegeven:
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte staat op de veelplegerslijst van de regio Drenthe. Alle leefgebieden zijn zorgelijk en er zijn geen beschermende factoren te benoemen. Het verstandelijk functioneren van verdachte, zijn verslavingsproblematiek, het ontbreken van een beschermend netwerk, zijn houding en het psychosociaal functioneren (het eigen functioneren in relatie met en tot anderen) zijn vooral delict gerelateerd.
Verdachte is in het verleden, in het kader van verschillende voorwaardelijke veroordelingen, meermalen, klinisch opgenomen geweest. Tevens heeft verdachte (vrijwillig) in verschillende woonvoorzieningen gewoond. Zoals uit een eerder uitgebracht TUL-advies is gebleken kon verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden houden, waarmee de reclassering geen uitvoering kon geven aan het toezicht. De reden waarom alle trajecten zijn mislukt heeft naar ons oordeel te maken met het psychiatrisch ziektebeeld (schizofrenie) van verdachte en zijn zwakbegaafdheid, in combinatie met beïnvloedbaarheid, impulsiviteit en fors middelenafhankelijkheid. Verdachte uit momenteel wederom de wens voor een opname in een kliniek of een beschermde woonvorm. Dit is een herkenbaar terugkerende wens als er een rechtszitting nadert. De reclassering zag het inzetten van justitiële interventies gericht op klinische zorg of toewerken naar een beschermde woonvorm op een gegeven moment niet meer als haalbaar, omdat dit de afgelopen twee jaar meermalen mislukte en dit ook de reden was waarom de bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar waren.
Omdat de eerder opgelegde trajecten en behandelingen door verdachte voortijdig zijn
afgebroken en/of niet het gewenste effect hadden, ziet de reclassering een ISD-maatregel voor de toekomst als enig haalbaar traject.
In het aanvullend advies van 6 januari 2021 is -onder meer- vermeld, kort weergegeven:
Onze voorkeur gaat nog steeds uit naar het opleggen van een ISD-maatregel.
Mocht de rechtbank besluiten dat het opleggen van een ISD-maatregel wegens de nieuwe jurisprudentie niet mogelijk is, dan adviseren wij om over te gaan tot afstraffing voor de nieuwe feiten en een algehele tenuitvoerlegging van de vordering voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 18/194127-17.
Wij blijven bij ons standpunt en zien binnen een eventuele voorwaardelijke veroordeling geen
mogelijkheden voor een traject of gedragsverandering. Wegens de aanwezige problematiek, is het niet haalbaar gebleken om verdachte voor een langere periode in beeld of in traject te houden. Daarnaast lukt het hem niet om binnen een ambulant kader of zelfstandig, zich staande te houden. Wij stellen dat de ‘voorwaardelijke veroordeling’ te veel vrijheid geeft om de complexe problematiek van verdachte te kunnen stabiliseren en behandelen.
Doordat verdachte geen druk ervaart vanuit een voorwaardelijke straf, zou juist het lik-op-stuk beleid binnen de ISD-maatregel de mogelijkheid bieden om hem in beeld te houden.
Met oog op de nieuwe jurisprudentie, is het in deze casus ook van belang om over voldoende afgehandelde zaken te beschikken om verdachte in een nieuwe zaak passende zorg binnen een ISD-maatregel te kunnen bieden.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 38m Sr is voor oplegging van een ISD-maatregel -onder meer- vereist dat het feit is begaan nadat van drie veroordelingen de straffen of maatregelen geheel ten uitvoer zijn gelegd. In zijn arrest van 15 december 2020, ECLI:NL:PHR:2020:829 heeft de Hoge Raad verduidelijkt dat met het woord “geheel” wordt bedoeld dat zowel het onvoorwaardelijk als het voorwaardelijk gedeelte van die eerdere straf ten uitvoer moet zijn gelegd. Tegen die achtergrond is er niet voldaan aan het vereiste dat van drie veroordelingen de straffen of maatregelen geheel ten uitvoer zijn gelegd. Oplegging van een ISD-maatregel is daarom niet aan de orde.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de eerdere veroordelingen wel sprake van stelselmatigheid en dit rechtvaardigt dan ook een gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de straf die door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden passend is.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 25 januari 2019 van de politierechter in de rechtbank
Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 februari 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 4 december 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gelet op de specifieke omstandigheden van verdachte gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk toe te wijzen, te weten voor de duur van twee maanden.
Ten aanzien van de resterende maand heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd te verlengen met één jaar, en over te gaan tot wijziging van de bij voornoemd vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, in die zin dat nog slechts als bijzondere voorwaarde zal gelden de meldplicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen en te volstaan met een verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering na voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk toe te wijzen en voor de resterende voorwaardelijke straf te volstaan met een verlenging van de proeftijd en een wijziging van de bijzondere voorwaarden, in die zin dat thans enkel als bijzondere voorwaarde zal gelden de meldplicht. Verdachte redt het niet alleen. Verdachte heeft baat bij een vangnet en de meldplicht bij de reclassering biedt een begeleidingskader, zodat verdachte -onder meer- ondersteuning kan krijgen bij het vinden van passende geestelijke gezondheidszorg.
Oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf, te weten voor de duur van 2 maanden. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld en gelet op de specifieke persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank het evenals de officier van justitie niet wenselijk de gehele tenuitvoerlegging te gelasten.
Voor de resterende voorwaardelijke straf, te weten één maand, zal de rechtbank de proeftijd met één jaar verlengen en de bij voornoemd vonnis gestelde bijzondere voorwaarden wijzigen, in die zin dat nog slechts de meldplicht zal gelden als bijzondere voorwaarde.
Hiermee heeft verdachte een vangnet en een begeleidingskader bij een mogelijke terugval in probleemgedrag.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/194127-17:
Gelast de gedeeltelijk tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 januari 2019, te weten: 2 maanden gevangenisstraf.
Verlengt de in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 januari 2019 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Gaat over tot wijziging van de bij voornoemd vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, zodat deze komt te luiden als hierna vermeld:
stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering van de
GGZ-verslavingszorg Noord Nederland te Assen, [straatnaam] (telefoonnummer: [telefoonnummer]) en dat veroordeelde zich hier zal moeten blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt voornoemde reclassering op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P. Hoekstra, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. M.A.A. van Capelle, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2021.
Mr. M.A.A. van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.