Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is voor een verkeerscontrole staande gehouden. Dit was volstrekt legitiem. Tijdens deze controle kon verdachte geen rijbewijs tonen en had hij een warrig verhaal, waarna hij naar zijn identiteitsbewijs is gevraagd. Ook deze kon verdachte niet overhandigen. Het is daardoor rechtmatig dat de politieambtenaren vervolgens in het voertuig hebben gekeken om zijn identiteit vast te stellen. Hierbij is de hennep en zijn later de XTC-pillen aangetroffen.
Verdachte heeft zich in eerste instantie beroepen op zijn zwijgrecht en alleen aangegeven dat hij de auto geleend had. Pas ter zitting heeft hij verklaard dat hij het voertuig had geleend en dat de tas waarin de hennep is aangetroffen reeds op de passagiersstoel lag en dat hij niets van de hennep wist. Hij wist ook niets van de onder die stoel aangetroffen XTC-pillen. Gelet op alle omstandigheden is de verklaring van verdachte dat hij van niets wist ongeloofwaardig. De auto stond op naam van [naam] . [naam] is gehoord en de verklaring van verdachte komt niet overeen met de verklaring van [naam] . Volgens [naam] had verdachte het voertuig al langer in gebruik en had hij ook de mogelijkheid om er een verborgen ruimte in de maken. De waarde van de aangetroffen hennep is ongeveer 16.000 euro en hierbij komt nog 22,35 gram aan XTC-pillen. Het is niet geloofwaardig dat iemand een auto te leen geeft waarin drugs ter waarde van deze bedragen aanwezig zijn. Tevens zijn in de auto twee telefoons aangetroffen. Uit de gesprekken op een van deze telefoons blijkt dat wordt gedeald in drugs. Volgens verdachte zijn ook deze telefoons niet van hem. Een telefoon is echter een goed dat iemand bij zich houdt en niet in het voertuig laat liggen wanneer hij deze uitleent. Hij is dan immers niet bereikbaar. Gelet op het voorgaande kan het volgens de officier van justitie niet anders zijn dan dat verdachte bekend was met de aangetroffen drugs, zodat het onder 1. en 2. ten laste gelegde kan worden bewezen. De combinatie van het aanwezig hebben van de drugs met de gesprekken aangetroffen op een van de telefoons maakt ook dat het dealen in drugs, het onder 3. ten laste gelegde, kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het proces-verbaal volgt niet duidelijk op grond van welke feiten en omstandigheden het noodzakelijk was om verdachte staande te houden en inzage van een identiteitsbewijs te vorderen. Het proces-verbaal is hieromtrent ook tegenstrijdig. Aan de ene kant wordt gesteld dat het was in verband met een algemene verkeerscontrole, maar uit het relaas van de verbalisanten blijkt nergens dat zij bezig waren met een algemene verkeerscontrole, maar juist dat zij bezig waren met een actie tegen inbraken. Bovendien was er geen sprake van een algemene verkeerscontrole nu de verbalisanten bewust zijn gekeerd om achter het voertuig in gebruik bij verdachte aan te gaan. Uit het relaas volgt dat verbalisanten hebben besloten het voertuig te controleren nadat zij dit voertuig zagen rijden. Dit enkele gegeven is onvoldoende om aan te nemen dat het voor de politie in het kader van haar taakuitoefening in zake van een actie tegen inbraken redelijkerwijs noodzakelijk was om het identiteitsbewijs van verdachte te controleren. Van het afslaan van het voertuig op een doorgaande weg kan niet worden gezegd dat het een zodanig ongebruikelijke situatie was die de identiteitscontrole door de politie rechtvaardigde. Van overige bezwaren die in de richting van verdachte of de auto wezen is niet gebleken. Dit brengt met zich mee dat onder deze omstandigheden het vorderen van verdachtes identiteitsbewijs onrechtmatig was en dat de verbalisanten niet bevoegd waren om de auto van verdachte ter vaststelling van zijn identiteit te doorzoeken. De doorzoeking van de auto was derhalve onrechtmatig. Dit is een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waarvan het rechtsgevolg niet uit de wet blijkt. Verdachte heeft als gevolg van dit vormverzuim nadeel geleden doordat hij zonder enige noodzaak aan de autoriteiten zijn naam heeft moeten onthullen en onderzoek aan kleding, tas en auto heeft moeten dulden. Het gevolg van het vormverzuim moet daarom zijn dat de resultaten daarvan niet tot het bewijs gebruikt mogen worden. Dit betekent dat de aangetroffen drugs niet tot het bewijs mogen worden gebezigd, waardoor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
De rechtmatigheid van de doorzoeking van het voertuig
Om de vraag te beantwoorden of verbalisanten het voertuig waarin verdachte reed ter vaststelling van zijn identiteit mochten doorzoeken zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. In het relaas proces-verbaal is aangegeven dat tijdens een algemene verkeerscontrole het voertuig aan een verkeerscontrole is onderworpen. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de verbalisanten in de briefing waren gevraagd voertuigen en inzittenden in hun werkgebied te controleren in verband met inbraken. Vervolgens zien ze een voertuig hen tegemoet komen rijden. Wanneer ze willen keren om het voertuig te controleren, slaat de bestuurder van het voertuig onlogisch af en parkeert hij het voertuig. De bestuurder stapt gelijk uit het voertuig. Verbalisanten zien op dat moment dat de verlichting van het voertuig nog aan staat. De bestuurder geeft aan te hebben gedronken en hij kan (meermalen) desgevraagd geen rijbewijs of identiteitsbewijs tonen. Na bevraging in de diensttelefoon van de door de bestuurder opgegeven gegevens door verbalisant [verbalisant 1] , lijkt de foto die uit het RDW-register bij de naam van de bestuurder te voorschijn komt een oude foto te zijn en niet passend bij de bestuurder. Nadat de bestuurder een laatste kans wordt gegeven om een legitimatiebewijs te overhandigen alvorens tot aanhouding wordt overgegaan, lijkt hij vluchtig, niet grondig, naar een identiteitsbewijs te zoeken. Op de daarop volgende vraag wie de eigenaar is van het voertuig kan bestuurder enkel de voornaam van de eigenaar noemen. Verbalisanten relateren verder dat de bestuurder een warrig verhaal vertelt over een verhuizing.
Gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde processen-verbaal is de rechtbank van oordeel dat verbalisanten het voertuig waar verdachte in reed hebben onderworpen aan een algemene verkeerscontrole, immers is daadwerkelijk inzage gevorderd in het rijbewijs van de bestuurder van het voertuig en hebben verbalisanten gebruik gemaakt van hun bevoegdheden onder de Wegenverkeerswet. Aangezien de bestuurder geen rijbewijs kon overhandigen alsmede het gedrag en de verklaring van verdachte zelf en dat geen duidelijkheid kon worden verkregen omtrent de identiteit van de bestuurder na raadpleging van het RDW-register, waren verbalisanten in het kader van hun politietaak bevoegd om een legitimatiebewijs te vorderen. Toen de bestuurder ook hieraan niet kon voldoen, waren de verbalisanten gelet op artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd om ook de persoonlijke bagage van verdachte in het voertuig te doorzoeken ter vaststelling van verdachtes identiteit.
Bij deze doorzoeking is op de passagiersstoel in een tas een hoeveelheid hennep aangetroffen. Later, na de aanhouding van verdachte, werd onder de passagiersstoel ook een hoeveelheid pillen aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten rechtmatig gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheden om de identiteit van de bestuurder vast te stellen. Het verweer dat sprake zou zijn van een vormverzuim wordt daarom verworpen.
Partiële vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde
De officier van justitie heeft veroordeling van het onder 3. ten laste gelegde met betrekking tot het “dealen”, dus het verkopen, afleveren en verstrekken, van een middel bevattende MDMA (XTC) gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken niet kan worden bewezen dat verdachte in een middel bevattende MDMA (XTC) heeft “gedeald”. Uit de gegevens van de in het voertuig aangetroffen telefoon blijkt van gesprekken over het verkopen van XTC. Dat deze verkoop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden blijkt echter niet. Tevens blijkt niet dat verdachte deze telefoongesprekken heeft gevoerd en hij derhalve de verkoper was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en verstrekken van een middel bevattende MDMA. Wel acht de rechtbank het vervoeren van een middel bevattende MDMA wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 1., 2. en 3. redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 15 april 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 7 januari 2019 ben ik in een grijze bestelauto van Leeuwarden naar Berltsum gereden. Op de passagiersstoel stond een gekleurde tas. In de tas is hennep aangetroffen. Later op het politiebureau hoorde ik dat onder de passagiersstoel een zak met pillen is aangetroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019006899 van 3 april 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 7 januari 2019 reden wij op de Hofleane te Berltsum. Wij zagen een voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik zag op de bijrijdersstoel een grote gekleurde tas. Ik opende aan de bovenzijde van de grote gekleurde tas de rits van de tas. Ik opende de tas. Ik zag in een doorzichtige verpakking de voor mij ambtshalve bekende softdrug hennep. Ik zag dat de tas nagenoeg geheel gevuld was met doorzichtig plastic zakken welke waren gevuld met hennep
.Het voertuig werd in beslag werd genomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 7 januari 2019 hoorden wij collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vragen om een koppel er bij. Ter plaatse zag ik, [verbalisant 3] , een grijze Peugeot bestelwagen met kenteken [kenteken] . Ik zag door het raam van de passagiersdeur, op de passagiersstoel, een grote tas. Ik zag dat de tas openstond en ik zag hierdoor dat er in de tas meerdere plastic zakken zaten. Ik zag dat er in die plastic tassen henneptoppen zaten
.Ik weet dat dit om henneptoppen gaat, omdat ik hier in mijn werk vaker mee te maken heb gehad. Ik heb de tas vervolgens onderzocht en hierin zaten vier grote gesealde plasticzakken met henneptoppen. Ik zag dat de zakken hennep dubbel geseald waren. Ik heb hierna de voorzijde van de auto doorzocht en ik zag onder de passagiersstoel een klein doorzichtig plastic zakje met daarin blauwe en roze pillen. Op het politiebureau, na weging, bleek dit om ongeveer totaal 4.200 gram hennep en 46 pillen te gaan.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 januari 2019, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudend:
Op 7 januari 2019 aan de [straatnaam] te Berltsum, binnen de gemeente Waadhoeke onder [verdachte] inbeslaggenomen vier stuks van in totaal 4.200 gram hennep.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant
N. Kooistra:
Op 8 maart 2019 ontving ik een hoeveelheid qua kleur en samenstelling op hennep gelijkende stof. Ik zag dat het vier zakken betrof met een gewicht van 4.200 gram. Ik herkende de stof als zijnde hennep. Ik herkende deze aan de hand van de kleur, geur en samenstelling als zijnde hennep, genoemd op lijst II van de Opiumwet. Ik ben meer dan tien jaar coördinator verdovende middelen geweest bij de politie Noord-Nederland. In die tijd heb ik een grote hoeveelheid hennepplantages ontruimd.
6. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 januari 2019, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudend:
Op 7 januari 2019 aan de [straatnaam] te Berltsum, binnen de gemeente Waadhoeke onder [verdachte] inbeslaggenomen, goednummer 1092721, aantal 46 stuks bestaande uit 40 blauwe pillen met het logo Punisher en 6 roze pillen met Trump.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 17 januari 2019, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 15 januari werden door mij, [verbalisant 6] , de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Goednummer : 1092721
SIN : AALX1077NL
Omschrijving : Een gripzak met daarin:
A : 40 Blauwe, driehoekige tabletten met een hoogdruk afbeelding van
een doodshoofd en aan de andere zijde een breuklijn.
Netto gewicht : 19,75 gram
Monster : SIN AAJU4945NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA
B : 6 Oranje tabletten in de vorm van een hoofd met aan 1 zijde een breuklijn.
Netto gewicht : 2,60 gram
Monster : SIN AAJU4944NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA.
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.22.101 (aanvraag 001), van 24 januari 2019 opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-De Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFIDENT proces.
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AA1U4945NL 19,75 gram tablet, blauw bevat MDMA.
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.22.120 (aanvraag 001), van 24 januari 2019 opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-De Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFIDENT proces.
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAJU4944NL 2,60 gram tablet, oranje bevat MDMA.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Wie maakte op 7 januari 2019 gebruik van die bestelauto van het merk Peugeot, type Partner en voor zien van het kenteken [kenteken] ?
A: Dat was [verdachte] .
V: Hoe vaak heeft [verdachte] jouw auto geleend?
A: Hij heeft hem nu een paar dagen. Ik denk in totaal een stuk of vijf à zes keer.
V: Onder een stoel troffen de politiemedewerkers een plasticzakje met 46 pillen aan. Wat kun jij hier over verklaren?
A: Ik weet daar echt niks van.
Op 7 januari 2019 reed verdachte in een voertuig. Naast verdachte op de passagiersstoel stond een tas met een hoeveelheid van 4.200 gram hennep en onder de passagiersstoel lag een plastic zak met in totaal 46 pillen. Uit onderzoek is gebleken dat deze pillen een nettogewicht van 22,35 gram hadden en dat ze een hoeveelheid van een materiaal genaamd MDMA (XTC) bevatten. De rechtbank stelt vast dat drugs van deze hoeveelheden duizenden euro’s waard zijn.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het voertuig had geleend en kon enkel de voornaam en de woonplaats geven van de persoon van wie hij het voertuig had geleend. Voor het overige heeft hij zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting, ruim twee jaar later, heeft hij aangegeven dat hij niets van de drugs wist en dat deze reeds in het voertuig moeten hebben gelegen toen hij het voertuig te leen kreeg.
De eigenaar van het voertuig is door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat hij niets van de drugs wist en dat deze niet van hem zijn. Hij verklaarde verder dat hij het voertuig meerdere malen aan verdachte heeft uitgeleend voor meerdere dagen en dat verdachte op 7 januari 2019 het voertuig in gebruik had.
De verklaring van verdachte dat de drugs aan iemand anders toebehoorden vindt derhalve geen steun in andere bewijsmiddelen. Tevens acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte een voertuig voor meerdere dagen te leen krijgt van iemand van wie hij slechts de voornaam en de woonplaats kan noemen, terwijl hier voor duizenden euro’s aan drugs in liggen. Ook acht de rechtbank het opvallend dat op het moment dat de verbalisanten vragen de kofferbak van het voertuig te openen verdachte hier aan meewerkt, maar op het moment dat hem wordt gevraagd of zij voorin het voertuig mogen kijken hij het voertuig afsluit en dit weigert. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet wist van de drugs ongeloofwaardig. Nu de drugs in de door verdachte bestuurde auto lagen en verdachte daarmee bekend was, bevonden de drugs zich ook in de machtssfeer van verdachte. Hiervoor is niet nodig dat verdachte eigenaar van de drugs was.
Op grond van het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de XTC-pillen en de hennep en het vervoeren van de XTC-pillen,