ECLI:NL:RBNNE:2021:1808

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
18/068161-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk bezit en vervoer van drugs met betrekking tot XTC en hennep

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 29 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die opzettelijk 46 XTC-pillen en 4.200 gram hennep in zijn bezit had en deze XTC-pillen vervoerde. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van het voertuig van de verdachte rechtmatig was, omdat hij geen identiteitsbewijs kon tonen tijdens een verkeerscontrole. De verdachte had een warrig verhaal en kon geen duidelijke verklaring geven over de herkomst van de drugs. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de waarde van de aangetroffen drugs en het feit dat hij het voertuig had geleend van een bekende. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest. De in beslag genomen drugs werden onttrokken aan het verkeer en het voertuig werd teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/068161-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 april 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. M.G.H. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2019 te Berltsum, gemeente Waadhoeke, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 22,35 gram/46 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methyleendioxymethamfetamine, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2019 te Berltsum, gemeente Waadhoeke, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 4200 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2018 tot en met 7 januari 2019 te Berltsum, gemeente Waadhoeke, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
ongeveer 22,35 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methyleendioxymethamfetamine, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is voor een verkeerscontrole staande gehouden. Dit was volstrekt legitiem. Tijdens deze controle kon verdachte geen rijbewijs tonen en had hij een warrig verhaal, waarna hij naar zijn identiteitsbewijs is gevraagd. Ook deze kon verdachte niet overhandigen. Het is daardoor rechtmatig dat de politieambtenaren vervolgens in het voertuig hebben gekeken om zijn identiteit vast te stellen. Hierbij is de hennep en zijn later de XTC-pillen aangetroffen.
Verdachte heeft zich in eerste instantie beroepen op zijn zwijgrecht en alleen aangegeven dat hij de auto geleend had. Pas ter zitting heeft hij verklaard dat hij het voertuig had geleend en dat de tas waarin de hennep is aangetroffen reeds op de passagiersstoel lag en dat hij niets van de hennep wist. Hij wist ook niets van de onder die stoel aangetroffen XTC-pillen. Gelet op alle omstandigheden is de verklaring van verdachte dat hij van niets wist ongeloofwaardig. De auto stond op naam van [naam] . [naam] is gehoord en de verklaring van verdachte komt niet overeen met de verklaring van [naam] . Volgens [naam] had verdachte het voertuig al langer in gebruik en had hij ook de mogelijkheid om er een verborgen ruimte in de maken. De waarde van de aangetroffen hennep is ongeveer 16.000 euro en hierbij komt nog 22,35 gram aan XTC-pillen. Het is niet geloofwaardig dat iemand een auto te leen geeft waarin drugs ter waarde van deze bedragen aanwezig zijn. Tevens zijn in de auto twee telefoons aangetroffen. Uit de gesprekken op een van deze telefoons blijkt dat wordt gedeald in drugs. Volgens verdachte zijn ook deze telefoons niet van hem. Een telefoon is echter een goed dat iemand bij zich houdt en niet in het voertuig laat liggen wanneer hij deze uitleent. Hij is dan immers niet bereikbaar. Gelet op het voorgaande kan het volgens de officier van justitie niet anders zijn dan dat verdachte bekend was met de aangetroffen drugs, zodat het onder 1. en 2. ten laste gelegde kan worden bewezen. De combinatie van het aanwezig hebben van de drugs met de gesprekken aangetroffen op een van de telefoons maakt ook dat het dealen in drugs, het onder 3. ten laste gelegde, kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het proces-verbaal volgt niet duidelijk op grond van welke feiten en omstandigheden het noodzakelijk was om verdachte staande te houden en inzage van een identiteitsbewijs te vorderen. Het proces-verbaal is hieromtrent ook tegenstrijdig. Aan de ene kant wordt gesteld dat het was in verband met een algemene verkeerscontrole, maar uit het relaas van de verbalisanten blijkt nergens dat zij bezig waren met een algemene verkeerscontrole, maar juist dat zij bezig waren met een actie tegen inbraken. Bovendien was er geen sprake van een algemene verkeerscontrole nu de verbalisanten bewust zijn gekeerd om achter het voertuig in gebruik bij verdachte aan te gaan. Uit het relaas volgt dat verbalisanten hebben besloten het voertuig te controleren nadat zij dit voertuig zagen rijden. Dit enkele gegeven is onvoldoende om aan te nemen dat het voor de politie in het kader van haar taakuitoefening in zake van een actie tegen inbraken redelijkerwijs noodzakelijk was om het identiteitsbewijs van verdachte te controleren. Van het afslaan van het voertuig op een doorgaande weg kan niet worden gezegd dat het een zodanig ongebruikelijke situatie was die de identiteitscontrole door de politie rechtvaardigde. Van overige bezwaren die in de richting van verdachte of de auto wezen is niet gebleken. Dit brengt met zich mee dat onder deze omstandigheden het vorderen van verdachtes identiteitsbewijs onrechtmatig was en dat de verbalisanten niet bevoegd waren om de auto van verdachte ter vaststelling van zijn identiteit te doorzoeken. De doorzoeking van de auto was derhalve onrechtmatig. Dit is een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waarvan het rechtsgevolg niet uit de wet blijkt. Verdachte heeft als gevolg van dit vormverzuim nadeel geleden doordat hij zonder enige noodzaak aan de autoriteiten zijn naam heeft moeten onthullen en onderzoek aan kleding, tas en auto heeft moeten dulden. Het gevolg van het vormverzuim moet daarom zijn dat de resultaten daarvan niet tot het bewijs gebruikt mogen worden. Dit betekent dat de aangetroffen drugs niet tot het bewijs mogen worden gebezigd, waardoor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van de doorzoeking van het voertuig
Om de vraag te beantwoorden of verbalisanten het voertuig waarin verdachte reed ter vaststelling van zijn identiteit mochten doorzoeken zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. In het relaas proces-verbaal is aangegeven dat tijdens een algemene verkeerscontrole het voertuig aan een verkeerscontrole is onderworpen. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de verbalisanten in de briefing waren gevraagd voertuigen en inzittenden in hun werkgebied te controleren in verband met inbraken. Vervolgens zien ze een voertuig hen tegemoet komen rijden. Wanneer ze willen keren om het voertuig te controleren, slaat de bestuurder van het voertuig onlogisch af en parkeert hij het voertuig. De bestuurder stapt gelijk uit het voertuig. Verbalisanten zien op dat moment dat de verlichting van het voertuig nog aan staat. De bestuurder geeft aan te hebben gedronken en hij kan (meermalen) desgevraagd geen rijbewijs of identiteitsbewijs tonen. Na bevraging in de diensttelefoon van de door de bestuurder opgegeven gegevens door verbalisant [verbalisant 1] , lijkt de foto die uit het RDW-register bij de naam van de bestuurder te voorschijn komt een oude foto te zijn en niet passend bij de bestuurder. Nadat de bestuurder een laatste kans wordt gegeven om een legitimatiebewijs te overhandigen alvorens tot aanhouding wordt overgegaan, lijkt hij vluchtig, niet grondig, naar een identiteitsbewijs te zoeken. Op de daarop volgende vraag wie de eigenaar is van het voertuig kan bestuurder enkel de voornaam van de eigenaar noemen. Verbalisanten relateren verder dat de bestuurder een warrig verhaal vertelt over een verhuizing.
Gelet op de inhoud van de hiervoor genoemde processen-verbaal is de rechtbank van oordeel dat verbalisanten het voertuig waar verdachte in reed hebben onderworpen aan een algemene verkeerscontrole, immers is daadwerkelijk inzage gevorderd in het rijbewijs van de bestuurder van het voertuig en hebben verbalisanten gebruik gemaakt van hun bevoegdheden onder de Wegenverkeerswet. Aangezien de bestuurder geen rijbewijs kon overhandigen alsmede het gedrag en de verklaring van verdachte zelf en dat geen duidelijkheid kon worden verkregen omtrent de identiteit van de bestuurder na raadpleging van het RDW-register, waren verbalisanten in het kader van hun politietaak bevoegd om een legitimatiebewijs te vorderen. Toen de bestuurder ook hieraan niet kon voldoen, waren de verbalisanten gelet op artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd om ook de persoonlijke bagage van verdachte in het voertuig te doorzoeken ter vaststelling van verdachtes identiteit.
Bij deze doorzoeking is op de passagiersstoel in een tas een hoeveelheid hennep aangetroffen. Later, na de aanhouding van verdachte, werd onder de passagiersstoel ook een hoeveelheid pillen aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten rechtmatig gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheden om de identiteit van de bestuurder vast te stellen. Het verweer dat sprake zou zijn van een vormverzuim wordt daarom verworpen.
Partiële vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde
De officier van justitie heeft veroordeling van het onder 3. ten laste gelegde met betrekking tot het “dealen”, dus het verkopen, afleveren en verstrekken, van een middel bevattende MDMA (XTC) gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken niet kan worden bewezen dat verdachte in een middel bevattende MDMA (XTC) heeft “gedeald”. Uit de gegevens van de in het voertuig aangetroffen telefoon blijkt van gesprekken over het verkopen van XTC. Dat deze verkoop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden blijkt echter niet. Tevens blijkt niet dat verdachte deze telefoongesprekken heeft gevoerd en hij derhalve de verkoper was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en verstrekken van een middel bevattende MDMA. Wel acht de rechtbank het vervoeren van een middel bevattende MDMA wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder 1., 2. en 3. redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 15 april 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 7 januari 2019 ben ik in een grijze bestelauto van Leeuwarden naar Berltsum gereden. Op de passagiersstoel stond een gekleurde tas. In de tas is hennep aangetroffen. Later op het politiebureau hoorde ik dat onder de passagiersstoel een zak met pillen is aangetroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019006899 van 3 april 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 7 januari 2019 reden wij op de Hofleane te Berltsum. Wij zagen een voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik zag op de bijrijdersstoel een grote gekleurde tas. Ik opende aan de bovenzijde van de grote gekleurde tas de rits van de tas. Ik opende de tas. Ik zag in een doorzichtige verpakking de voor mij ambtshalve bekende softdrug hennep. Ik zag dat de tas nagenoeg geheel gevuld was met doorzichtig plastic zakken welke waren gevuld met hennep
.Het voertuig werd in beslag werd genomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 7 januari 2019 hoorden wij collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] vragen om een koppel er bij. Ter plaatse zag ik, [verbalisant 3] , een grijze Peugeot bestelwagen met kenteken [kenteken] . Ik zag door het raam van de passagiersdeur, op de passagiersstoel, een grote tas. Ik zag dat de tas openstond en ik zag hierdoor dat er in de tas meerdere plastic zakken zaten. Ik zag dat er in die plastic tassen henneptoppen zaten
.Ik weet dat dit om henneptoppen gaat, omdat ik hier in mijn werk vaker mee te maken heb gehad. Ik heb de tas vervolgens onderzocht en hierin zaten vier grote gesealde plasticzakken met henneptoppen. Ik zag dat de zakken hennep dubbel geseald waren. Ik heb hierna de voorzijde van de auto doorzocht en ik zag onder de passagiersstoel een klein doorzichtig plastic zakje met daarin blauwe en roze pillen. Op het politiebureau, na weging, bleek dit om ongeveer totaal 4.200 gram hennep en 46 pillen te gaan.
4. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 januari 2019, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudend:
Op 7 januari 2019 aan de [straatnaam] te Berltsum, binnen de gemeente Waadhoeke onder [verdachte] inbeslaggenomen vier stuks van in totaal 4.200 gram hennep.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant
N. Kooistra:
Op 8 maart 2019 ontving ik een hoeveelheid qua kleur en samenstelling op hennep gelijkende stof. Ik zag dat het vier zakken betrof met een gewicht van 4.200 gram. Ik herkende de stof als zijnde hennep. Ik herkende deze aan de hand van de kleur, geur en samenstelling als zijnde hennep, genoemd op lijst II van de Opiumwet. Ik ben meer dan tien jaar coördinator verdovende middelen geweest bij de politie Noord-Nederland. In die tijd heb ik een grote hoeveelheid hennepplantages ontruimd.
6. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 januari 2019, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudend:
Op 7 januari 2019 aan de [straatnaam] te Berltsum, binnen de gemeente Waadhoeke onder [verdachte] inbeslaggenomen, goednummer 1092721, aantal 46 stuks bestaande uit 40 blauwe pillen met het logo Punisher en 6 roze pillen met Trump.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 17 januari 2019, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 15 januari werden door mij, [verbalisant 6] , de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Goednummer : 1092721
SIN : AALX1077NL
Omschrijving : Een gripzak met daarin:
A : 40 Blauwe, driehoekige tabletten met een hoogdruk afbeelding van
een doodshoofd en aan de andere zijde een breuklijn.
Netto gewicht : 19,75 gram
Monster : SIN AAJU4945NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA
B : 6 Oranje tabletten in de vorm van een hoofd met aan 1 zijde een breuklijn.
Netto gewicht : 2,60 gram
Monster : SIN AAJU4944NL
Het bovenstaande monster testte positief op MDMA.
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.22.101 (aanvraag 001), van 24 januari 2019 opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-De Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFIDENT proces.
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AA1U4945NL 19,75 gram tablet, blauw bevat MDMA.
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.01.22.120 (aanvraag 001), van 24 januari 2019 opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-De Bruin, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFIDENT proces.
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAJU4944NL 2,60 gram tablet, oranje bevat MDMA.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Wie maakte op 7 januari 2019 gebruik van die bestelauto van het merk Peugeot, type Partner en voor zien van het kenteken [kenteken] ?
A: Dat was [verdachte] .
V: Hoe vaak heeft [verdachte] jouw auto geleend?
A: Hij heeft hem nu een paar dagen. Ik denk in totaal een stuk of vijf à zes keer.
V: Onder een stoel troffen de politiemedewerkers een plasticzakje met 46 pillen aan. Wat kun jij hier over verklaren?
A: Ik weet daar echt niks van.
Bewijsoverweging
Op 7 januari 2019 reed verdachte in een voertuig. Naast verdachte op de passagiersstoel stond een tas met een hoeveelheid van 4.200 gram hennep en onder de passagiersstoel lag een plastic zak met in totaal 46 pillen. Uit onderzoek is gebleken dat deze pillen een nettogewicht van 22,35 gram hadden en dat ze een hoeveelheid van een materiaal genaamd MDMA (XTC) bevatten. De rechtbank stelt vast dat drugs van deze hoeveelheden duizenden euro’s waard zijn.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het voertuig had geleend en kon enkel de voornaam en de woonplaats geven van de persoon van wie hij het voertuig had geleend. Voor het overige heeft hij zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting, ruim twee jaar later, heeft hij aangegeven dat hij niets van de drugs wist en dat deze reeds in het voertuig moeten hebben gelegen toen hij het voertuig te leen kreeg.
De eigenaar van het voertuig is door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat hij niets van de drugs wist en dat deze niet van hem zijn. Hij verklaarde verder dat hij het voertuig meerdere malen aan verdachte heeft uitgeleend voor meerdere dagen en dat verdachte op 7 januari 2019 het voertuig in gebruik had.
De verklaring van verdachte dat de drugs aan iemand anders toebehoorden vindt derhalve geen steun in andere bewijsmiddelen. Tevens acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte een voertuig voor meerdere dagen te leen krijgt van iemand van wie hij slechts de voornaam en de woonplaats kan noemen, terwijl hier voor duizenden euro’s aan drugs in liggen. Ook acht de rechtbank het opvallend dat op het moment dat de verbalisanten vragen de kofferbak van het voertuig te openen verdachte hier aan meewerkt, maar op het moment dat hem wordt gevraagd of zij voorin het voertuig mogen kijken hij het voertuig afsluit en dit weigert. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet wist van de drugs ongeloofwaardig. Nu de drugs in de door verdachte bestuurde auto lagen en verdachte daarmee bekend was, bevonden de drugs zich ook in de machtssfeer van verdachte. Hiervoor is niet nodig dat verdachte eigenaar van de drugs was.
Op grond van het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de XTC-pillen en de hennep en het vervoeren van de XTC-pillen,

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 januari 2019 te Berltsum, gemeente Waadhoeke, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22,35 gram/46 pillen, van een materiaal bevattende methyleendioxymethamfetamine, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 7 januari 2019 te Berltsum, gemeente Waadhoeke, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4.200 gram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 7 januari 2019 te Berltsum, gemeente Waadhoeke, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 22,35 gram, van een materiaal bevattende methyleendioxymethamfetamine, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1. en 3. ten laste gelegde
De eendaadse samenloop van
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod en
3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 46 XTC-pillen en 4.200 gram hennep. Tevens heeft hij de XTC-pillen opzettelijk vervoerd.
Dit zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De voorhanden gehouden hoeveelheden vertegenwoordigen een aanzienlijke waarde en zijn van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding. De verspreiding van drugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Dit brengt vaak overlast voor de samenleving mee en daarom zijn dit kwalijke feiten.
De rechtbank neemt de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangpunt voor de op te leggen straf. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte in XTC-pillen heeft gedeald. De rechtbank is daarom van oordeel dat een taakstraf het uitgangspunt moet zijn.
De rechtbank neemt in aanmerking dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte in Italië eerder is veroordeeld voor het bezit van drugs en hiervoor een forse gevangenisstraf heeft gehad. Deze straf heeft hem er blijkbaar niet van weerhouden zich opnieuw met drugs in te laten.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de maximale taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van het voorarrest passend en geboden is en zal deze straf opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

Het inbeslaggenomen voertuig
Door de officier van justitie is gevorderd het onder verdachte inbeslaggenomen voertuig, te weten een bestelauto, merk Peugeot Partner, met kenteken [kenteken] , verbeurd te verklaren.
De rechtbank stelt vast dat het inbeslaggenomen voertuig niet aan verdachte toebehoort. Uit de stukken blijkt niet dat de eigenaar van dit voertuig bekend was met het gebruik of de bestemming van het voorwerp in verband met de strafbare feiten of dat hij dat redelijkerwijs had kunnen vermoeden. De rechtbank is daarom van oordeel dat het inbeslaggenomen voertuig moet worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, te weten [naam] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De inbeslaggenomen drugs
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie- de inbeslaggenomen drugs, te weten 46 XTC-pillen en 4.200 gram hennep, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu dit middelen zijn die voorkomen op lijst I en II behorende bij de Opiumwet en het bezit daarvan door verdachte in strijd is met de Opiumwet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen drugs, te weten 4.200 gram hennep en 46 pillen bevattende MDMA (XTC).
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende, te weten [naam] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] , van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voertuig, te weten een bestelauto, merk Peugeot Partner, met kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2021.