ECLI:NL:RBNNE:2021:1750

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
C/18/205200 / FA RK 21-1021
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van zorgmachtiging in verband met permanente verhuizing naar het buitenland

Op 3 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beschikking gegeven inzake het verzoek tot beëindiging van verplichte zorg op grond van artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie naar aanleiding van een aanvraag van betrokkene, die op 16 november 2020 een zorgmachtiging had gekregen die geldig was tot 16 november 2021. Betrokkene had op 12 maart 2021 een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur voor beëindiging van de zorgmachtiging, maar deze was op 22 maart 2021 afgewezen. Vervolgens heeft de advocaat van betrokkene op 2 april 2021 de officier van justitie verzocht om een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank voor beëindiging van de verplichte zorg.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2021 werd duidelijk dat betrokkene inmiddels naar Zwitserland was verhuisd en daar een eigen woning had. Hij was van plan om daar als fysiotherapeut te gaan werken. Betrokkene stelde dat hij geen ernstig nadeel meer ondervond van zijn psychische stoornis en dat zijn behandeldoelen waren behaald. De behandelaren gaven echter aan dat er nog steeds zorgen waren over zijn middelengebruik en dat zijn maatschappelijke teloorgang actueel was. Ondanks deze zorgen oordeelde de rechtbank dat de zorgmachtiging niet langer doelmatig kon worden uitgevoerd, gezien de verhuizing naar Zwitserland en het feit dat betrokkene niet langer in Nederland stond ingeschreven.

De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om de zorgmachtiging niet te beëindigen afgewezen en de zorgmachtiging zoals verleend bij beschikking van 16 november 2020 beëindigd. De rechtbank benadrukte dat er aandacht voor betrokkene vanuit de zorgverantwoordelijke in Zwitserland diende te zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaak-/rekestnr.: C/18/205200 / FA RK 21-1021
Verzoek tot beëindiging van verplichte zorg (artikel 8:19 Wvggz)
Beschikking van
3 mei 2021van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, naar aanleiding van het via de officier van justitie ingediende verzoek inzake het tussentijds beëindigen van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
[geboortedatum] ,
[verblijfplaats] ),
hierna te noemen: betrokkene,
[advocaat] .

1.Het procesverloop

1.1.
Bij het verzoek, zoals ingekomen ter griffie op 20 april 2021, heeft de officier van justitie verzocht om de verplichte zorg, zoals die ten aanzien van betrokkene is opgelegd bij de zorgmachtiging d.d. 16 november 2020,
niette beëindigen.
1.2.
De rechtbank heeft op 20 april 2021 een beschikking last tot toevoeging gegeven aan [advocaat] , onder nummer C/18/205200 / FA RK 21-1021.
1.3.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd
- het verzoek (met bijlagen) van de advocaat om beëindiging van verplichte zorg op grond van artikel 8:19 Wvggz gericht aan het Openbaar Ministerie d.d. 2 april 2021;
- een historisch overzicht van eerder verleende machtigingen ingevolge de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en de Wvggz;
- politiemutaties als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
- een medische verklaring d.d. 19 april 2021.
1.4.
Op verzoek van betrokkene heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden via een beeld- en geluidverbinding (Skype). Op 29 april 2021 zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam] , psychiater/zorgverantwoordelijke;
- [naam] , verpleegkundig specialist.
1.5.
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen en is door de rechtbank niet gehoord.
2. De beoordeling
2.1.
Ten aanzien van betrokkene is op 16 november 2020 door deze rechtbank een zorgmachtiging afgegeven. Daarbij is bepaald dat de zorgmachtiging geldt tot en met 16 november 2021.
2.2.
Betrokkene heeft op 12 maart 2021 een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur tot onderbreking of beëindiging van de verleende zorgmachtiging. Op 22 maart 2021 heeft de geneesheer-directeur hier schriftelijk afwijzend op beslist. Betrokkene heeft vervolgens op 30 maart 2021 nogmaals een schriftelijke aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur tot beëindiging van de zorgmachtiging.
De advocaat heeft namens betrokkene op grond van artikel 8:19 van de Wvggz op
2 april 2021 de officier van justitie verzocht om een verzoek voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging bij de rechter in te dienen. De officier van justitie heeft vervolgens op 20 april 2021 de rechtbank verzocht om de verplichte zorg, verleend op grond van de beschikking van 16 november 2020, niet te beëindigen.
2.3.
Op grond van artikel 8:19 van de Wvggz kan degene op wiens aanvraag tot beëindiging van de zorgmachtiging afwijzend of niet tijdig is beslist door de geneesheer-directeur, een aanvraag indienen bij de officier van justitie voor het indienen van een verzoekschrift bij de rechter voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. De officier van justitie dient dit verzoek op grond van het tweede lid onverwijld in bij de rechter.
2.4.
Betrokkene heeft ter toelichting van zijn verzoek om beëindiging van de zorgmachtiging aangevoerd dat hij graag naar Zwitserland wil verhuizen om daar aan het werk te gaan als fysiotherapeut. Betrokkene is van mening dat er bij hem al gedurende een langere periode geen sprake meer is van ernstig nadeel dat voortkomt uit een psychische stoornis. Tevens voert betrokkene aan dat zijn behandeldoelen zijn behaald en dat hij de zorg vrijwillig wil ontvangen. Betrokkene is in de veronderstelling dat een verhuizing naar Zwitserland, waar hij de mogelijkheid heeft om aan het werk te gaan, te genieten van de natuur, de bergen en buitenactiviteiten, goed is voor zijn psychische gesteldheid. Ook denkt hij hier geen behoefte te hebben aan drugs.
2.5.
Gedurende de mondelinge behandeling komt naar voren dat betrokkene sinds
24 april 2021 in Zwitserland verblijft en hier sinds 27 april 2021 een eigen woning heeft. Per 1 mei 2021 start betrokkene bij een fysiotherapie praktijk in Zürich. Daarnaast heeft betrokkene een afspraak gemaakt in een psychiatrisch ziekenhuis voor een intake en het depot. Betrokkene geeft aan dat zijn behandelaren op de hoogte zijn van zijn vertrek.
2.6.
Gedurende de mondelinge behandeling hebben de behandelaren het volgende naar voren gebracht. Hoewel de schizofrenie op dit moment onder controle is dankzij het depot en betrokkene zijn functioneren niet belemmert, zijn er nog altijd zorgen omtrent het middelengebruik. Betrokkene bagatelliseert of ontkent de aangedragen feiten rondom het middelengebruik, terwijl er al langdurig sprake is van de nodige problematiek bij hem. Het ernstige nadeel is in het bijzonder gelegen in de maatschappelijke teloorgang van betrokkene, het veroorzaken van letsel voor zichzelf en voor anderen, het oproepen van agressie door een ander en het veroorzaken van overlast en dreiging. Zo is betrokkene meermaals in aanraking geweest met de politie, is hij zijn rijbewijs kwijtgeraakt en heeft hij zichzelf geprostitueerd om aan geld te komen voor levensonderhoud en drugs. De voorgeschiedenis wijst uit dat een psychotische episode wordt uitgelokt door middelengebruik. De maatschappelijke teloorgang wordt derhalve nog als actueel gezien. Desondanks vonden de behandelaren het, gelet op het huidige toestandsbeeld, niet proportioneel en doelmatig om een verhuizing naar Zwitserland te belemmeren door hem op te nemen in een accommodatie. Voorgaande is, na wikken en wegen, besloten in samenspraak met de geneesheer-directeur. Wel hebben de behandelaren continue aangegeven dat zij betrokkene niet adviseren om naar het buitenland te gaan. De behandelaren zijn van mening dat betrokkene hen in verlegenheid heeft gebracht door zo snel te vertrekken; een uitgebreid gesprek over het vertrek naar het buitenland heeft derhalve niet plaats kunnen vinden. De verpleegkundig specialist heeft een brief naar de psychiater in Zürich gestuurd met daarin een toelichting over de afgelopen periode en de medicatie die betrokkene gebruikt.
2.7.
Het is de rechtbank, na een verificatie in de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA), gebleken dat betrokkene niet langer staat ingeschreven in Nederland maar per 23 april 2021 in Zwitserland woont. Dat betrokkene het voornemen heeft om zich permanent te gaan vestigen in Zwitserland blijkt eveneens uit het bij de stukken gevoegde arbeidscontact. De behandelaren hebben betrokkene niet weerhouden van het vertrek naar Zwitserland door middel van een opname. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank, nu de wetgever hierover geen duidelijkheid geeft, dat de zorgmachtiging niet langer ten uitvoer kan worden gelegd en daarmee niet langer doelmatig is. De zorgmachtiging zal daarom worden beëindigd. Wel dient er vanuit de zorgverantwoordelijke aan de instelling voor geestelijke gezondheidszorg in Zwitserland aandacht voor betrokkene te worden gevraagd.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek van de officier van justitie af, in die zin dat de zorgmachtiging zoals verleend bij beschikking van 16 november 2020 zal worden beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. ter Brugge, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2021.
GvB
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.