Op 3 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beschikking gegeven inzake het verzoek tot beëindiging van verplichte zorg op grond van artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie naar aanleiding van een aanvraag van betrokkene, die op 16 november 2020 een zorgmachtiging had gekregen die geldig was tot 16 november 2021. Betrokkene had op 12 maart 2021 een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur voor beëindiging van de zorgmachtiging, maar deze was op 22 maart 2021 afgewezen. Vervolgens heeft de advocaat van betrokkene op 2 april 2021 de officier van justitie verzocht om een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank voor beëindiging van de verplichte zorg.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2021 werd duidelijk dat betrokkene inmiddels naar Zwitserland was verhuisd en daar een eigen woning had. Hij was van plan om daar als fysiotherapeut te gaan werken. Betrokkene stelde dat hij geen ernstig nadeel meer ondervond van zijn psychische stoornis en dat zijn behandeldoelen waren behaald. De behandelaren gaven echter aan dat er nog steeds zorgen waren over zijn middelengebruik en dat zijn maatschappelijke teloorgang actueel was. Ondanks deze zorgen oordeelde de rechtbank dat de zorgmachtiging niet langer doelmatig kon worden uitgevoerd, gezien de verhuizing naar Zwitserland en het feit dat betrokkene niet langer in Nederland stond ingeschreven.
De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om de zorgmachtiging niet te beëindigen afgewezen en de zorgmachtiging zoals verleend bij beschikking van 16 november 2020 beëindigd. De rechtbank benadrukte dat er aandacht voor betrokkene vanuit de zorgverantwoordelijke in Zwitserland diende te zijn.