ECLI:NL:RBNNE:2021:1747

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
18/246066-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling en joyriding

Op 6 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De feiten omvatten onder andere diefstal met geweld, twee bedrijfsinbraken, mishandeling, winkeldiefstal en joyriding terwijl zij onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, een diefstal met geweld heeft gepleegd, waarbij gebruik werd gemaakt van bedreiging. Daarnaast heeft zij zich schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en het beschadigen van voertuigen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft eerder onherroepelijk gewelds- en vermogensfeiten gepleegd, wat de rechtbank als verzwarend heeft beschouwd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een rijontzegging voor de duur van zes maanden. De vorderingen van benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/246066-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/020059-20, 18-160123-20 en 18-247023-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/195339-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 mei 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 januari 2021 en 22 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/246066-20
1.
zij op of omstreeks 27 maart 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag en/of een telefoon en/of een identiteitskaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een anoniem gebleven persoon, althans aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen het slachtoffer, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door in de directe nabijheid van voornoemde anoniem gebleven persoon, tegen de medeverdachte(n), althans elkaar, te zeggen "als hij niet mee werkt, dan sla ik hem verrot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
zij op of omstreeks 9 juni 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse kledingstukken (onder andere trainingspakken en/of hardloopkleding), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij 1] ( [straatnaam] ), althans aan een ander dan verdachte en/of haar mededader(s),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
zij op of omstreeks 13 juli 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe
opzettelijk en wederrechtelijk
een auto (VW Golf met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
zij op of omstreeks 3 september 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse pakjes sigaretten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 18/020059-20
1.
zij te Assen en/of te Beilen, gemeente Midden-Drenthe in of omstreeks de periode van 21 december 2019 tot en met 22 december 2019
opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Nieuwe Huizen te Assen en/of De Made te Beilen, in elk geval op een weg;
2.
zij op of omstreeks 22 december 2019 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar
adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a
van de Wegenverkeerswet 1994, 670 microgram, in elk
geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te
zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist
en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan haar een
rijbewijs was afgegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 december 2019 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 670 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
zij op of omstreeks 22 december 2019 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Suzuki), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 7] toebehoorde,
heeft beschadigd;
4.
zij op of omstreeks 22 december 2019 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Made, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Parketnummer 18-160123-20
zij op of omstreeks 7 mei 2020 te Kornhorn, gemeente Westerkwartier, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, door met dat opzet die [slachtoffer] (met
kracht) aan zijn benen en/of broek naar de grond te trekken en/of (met kracht) bij
zijn shirt beet te pakken en/of door een hakbijl te pakken welke in het
(onder)been van die [slachtoffer] terecht is gekomen en/of terwijl die [slachtoffer]
op de grond lag hem meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht
en/of het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47
lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 7 mei 2020 te Kornhorn, gemeente Westerkwartier,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- ( met kracht) aan zijn benen en/of broek naar de grond te trekken en/of
- ( met kracht) bij zijn shirt beet te pakken en/of
- een hakbijl te pakken welke in het (onder)been van die [slachtoffer] terecht
is gekomen en/of
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag hem meermalen, althans eenmaal
op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te
stompen.
Parketnummer 18-247023-20
zij op of omstreeks 24 september 2020 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe
sixpack Red Bull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan de [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle (primair) ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot het onder parketnummer 18-160123-20 primair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat op basis van het dossier vastgesteld kan worden dat medeverdachte [medeverdachte 1] de (hak)bijl heeft gepakt en in het gevecht/de worsteling heeft betrokken, waarna de bijl in het been van [slachtoffer] terecht is gekomen. In combinatie met het geven van vuistslagen tegen het hoofd van die [slachtoffer] door verdachte, levert dit voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel op.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onder parketnummer 18-160123-20 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier enkel het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummer 18-160123-20 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij de confrontatie een in de woning reeds aanwezige hakbijl heeft gepakt, waarna [slachtoffer] , [naam] (zijnde een kennis van [slachtoffer] ) medeverdachte Wierstra en verdachte de bijl ook hebben vastgepakt. In de schermutseling die volgde heeft de bijl het been van die [slachtoffer] geraakt. Ook zijn er (vuist)slagen in het gezicht van [slachtoffer] gegeven. Zowel [medeverdachte 1] als verdachte hebben verklaard dat [medeverdachte 1] de bijl pakte om ervoor te zorgen dat deze niet door [slachtoffer] zou worden gepakt. Uit de verklaringen kan niet worden afgeleid dat verdachte dan wel medeverdachten met de bijl slagbewegingen heeft of hebben gemaakt naar [slachtoffer] . In het licht van het voorgaande kan uit de uiterlijke verschijningsvorm niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat (mede)verdachte(n) opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, hebben gehad om [slachtoffer] met de bijl zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank acht de onder parketnummer 18/246066-20 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten de onder parketnummer 18/020059-20 onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 18-160123-20 subsidiair ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 18-247023-20 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt ten aanzien van de onder parketnummer 18/246066-20 ten laste gelegde feiten als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2020 opgenomen op pagina 119 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R020046 d.d. 6 februari 2021, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2020 opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juni 2020 opgenomen op pagina 227 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 6] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2020 opgenomen op pagina 253 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van [getuige 1] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2020 opgenomen op pagina 163 e.v. van voornoemd dossier inhoudend de verklaring van [getuige 2].
Deze opgave luidt ten aanzien van de onder parketnummer 18/020059-20 ten laste gelegde feiten als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2019, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020018195 d.d. 19 januari 2020, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 22 december 2019, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2019, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 3];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2019, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 5].
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder parketnummer 18-160123-20 subsidiair ten laste gelegde feit als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 mei 2020, opgenomen op pagina 2 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020118640 d.d. 17 juli 2020 inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder parketnummer 18-247023-20 ten laste gelegde feit als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020265153 d.d. 2 oktober 2020, inhoudend de verklaring van [getuige 4].
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder parketnummer 18/246066-20 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten de onder parketnummer 18/020059-20 onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 18-160123-20 subsidiair ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 18-247023-20 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/246066-20
1.
zij op 27 maart 2020 te Beilen, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag en een telefoon en een identiteitskaart, die aan een anoniem gebleven persoon toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen het slachtoffer, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door in de directe nabijheid van voornoemde anoniem gebleven persoon, tegen de medeverdachte, te zeggen "als hij niet mee werkt, dan sla ik hem verrot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
zij op 9 juni 2020 te Beilen, tezamen en in vereniging met een ander, diverse kledingstukken (onder andere trainingspakken en hardloopkleding), toebehorende aan de [benadeelde partij 1] ( [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
3.
zij op 13 juli 2020 te Beilen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (VW Golf met kenteken [kenteken] ), die aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft beschadigd;
4.
zij op 3 september 2020 te Beilen, tezamen en in vereniging met een ander,
diverse pakjes sigaretten, toebehorende aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Parketnummer 18/020059-20
1.
zij te Assen en te Beilen, in de periode van 21 december 2019 tot en met 22 december 2019
opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [benadeelde partij 4] , als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Nieuwe Huizen te Assen en De Made te Beilen;
2.
zij op 22 december 2019 te Beilen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 670 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist
en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan haar een rijbewijs was afgegeven;
3.
zij op 22 december 2019 te Beilen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Suzuki), die aan [benadeelde partij 7] toebehoorde, heeft beschadigd;
4.
zij op 22 december 2019 te Beilen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Made, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Parketnummer 18-160123-20
zij op 7 mei 2020 te Kornhorn, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft mishandeld door hem
- met kracht bij zijn shirt beet te pakken en
- een hakbijl te pakken welke in het onderbeen van die [slachtoffer] terecht
is gekomen en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag hem meermalen
op het hoofd te stompen.
Parketnummer 18-247023-20
zij op 24 september 2020 te Beilen, een sixpack Red Bull, dat toebehoorde aan de [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/246066-20
1. diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
parketnummer 18/020059-20
1. overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994;
2 primair. overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
4. overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
parketnummer 18-160123-20
subsidiair. medeplegen van mishandeling.
parketnummer 18-247023-20
diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle (primair) ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren waaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder parketnummer 18/020059-20 onder 2 primair ten laste gelegde de ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd voor de duur van 6 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een gevangenisstraf waarvan een groot deel in voorwaardelijke vorm. Te weten een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering van 19 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanzienlijk aantal deels ernstige feiten in een relatief kort tijdsbestek van minder dan een jaar.
Zij heeft samen met anderen een diefstal met geweld gepleegd, waarbij verdachte en haar mededader zeer geraffineerd te werk zijn gegaan. Daarbij is misbruik gemaakt van de penibele situatie waarin het slachtoffer zich bevond.
Voorts heeft zij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken en mishandeling. Daarnaast heeft zij zich, zonder rijbewijs en terwijl zij onder invloed van alcohol verkeerde, schuldig gemaakt aan joyriding. Er mag van geluk worden gesproken dat een verkeersongeluk met letselschade is uitgebleven. Meerdere zijn auto’s beschadigd geraakt. Ook maakte zij zich schuldig aan een winkeldiefstal.
De rechtbank rekent dit verdachte aan, temeer nu verdachte nog in een proeftijd liep.
De ernst en omvang van de door verdachte gepleegde misdrijven maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor gewelds- en vermogensfeiten.
De rechtbank legt verdachte - alles afwegende - een gevangenisstraf op voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Deze straf is lager dan geëist omdat de rechtbank niet komt tot een veroordeling voor het onder parketnummer 18-160123-20 primair ten laste gelegde.
Een groot deel van de gevangenisstraf zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Verdachte wordt aldus, met een flinke stok achter de deur, de gelegenheid geboden in een stevig ambulant kader haar leven op de rit te krijgen. De rechtbank zal de door de reclassering voorgestelde voorwaarden, met uitzondering van het voorgestelde contactverbod, overnemen.
Daarnaast zal aan verdachte een rijontzegging voor de duur van zes maanden worden opgelegd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 4.161,00 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 1.271,54 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 7] , tot een bedrag van € 358,29 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 1.400,01 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is tot een bedrag van € 2390,00. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen integraal voor toewijzing vatbaar zijn.
Alle vorderingen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en in alle gevallen dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] onvoldoende is onderbouwd en dat deze benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat in ieder geval geen sprake is van immateriële schade zodat de benadeelde partij voor wat betreft deze schadepost niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daarnaast is er door verdachte enkel schade toegebracht aan één ruit zodat het bedrag dat hiervoor wordt gevorderd gematigd dient te worden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet met een factuur is onderbouwd, maar enkel met een offerte en dat de vordering (relatief gezien) aan de hoge kant is en dus gematigd dient te worden tot een bedrag van € 750,00.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/246066-20 onder 2 bewezen verklaarde. De benadeelde partij vordert schadevergoeding zodat hij vier ruiten kan vervangen door een zwaardere kwaliteit glas. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat één (minder zwaar uitgevoerde) ruit is gesneuveld als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade aan de ruit op € 300,00. Door de benadeelde partij is voldoende gemotiveerd gesteld dat de ontvreemde kleding een waarde van € 1.800,00 vertegenwoordigde. De rechtbank zal de vordering derhalve tot een bedrag van € 2.100,00 toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 juni 2020 en voor het overige deel afwijzen.
De schadepost ‘immateriële schade’ is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partijen [benadeelde partij 6] hoeft te betalen indien haar medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/246066-20 onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 juli 2020.
benadeelde partij [benadeelde partij 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/020059-20 onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 december 2019.
benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/020059-20 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 december 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank in alle gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis d.d. 6 januari 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 januari 2017. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 14 juli 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 300, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 11, 107, 176 en 177 Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-160123-20 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de onder parketnummer 18/246066-20 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, de onder parketnummer 18/020059-20 onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 18-160123-20 subsidiair ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 18-247023-20 ten laste gelegde feit bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 9 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op afspraak meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling en begeleiding zal stellen van het Fact-team VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding/behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. dat de veroordeelde (indien nodig) gedurende de proeftijd zal verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan de huisregels en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoeken en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. dat veroordeelde meewerkt aan het vinden dan wel behouden van dagbesteding.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van parketnummer 18/020059-20, feit 2 voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
6 maanden.
Ten aanzien van 18/246066-20, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.100,00(zegge: tweeduizend honderd euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2020.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade voor het overige af.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] , te betalen een bedrag van € 2.100,00 (zegge tweeduizend honderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 32 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of een mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of een mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/246066-20, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.271,54(zegge: duizend tweehonderd eenenzeventig euro en vierenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , te betalen een bedrag van € 1.271,54 (zegge: duizend tweehonderd eenenzeventig euro en vierenvijftig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 22 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/020059-20, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 358,29(zegge: driehonderd achtenvijftig euro en negenentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] , te betalen een bedrag van € 358,29 (zegge: driehonderd achtenvijftig euro en negenentwintig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 7 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/020059-20, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.400,01(zegge: duizend vierhonderd euro en één cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] , te betalen een bedrag van € 1.400,01 (zegge: duizend vierhonderd euro en één cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2019. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 24 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/195339-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 januari 2017, te weten: een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 mei 2021.
Mr. Wijnands is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.