ECLI:NL:RBNNE:2021:1726

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
8677679 \ CV EXPL 20-5342
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na explosie en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Nijestee en een gedaagde die in voorlopige hechtenis verblijft. De eiser, Stichting Nijestee, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, alsook betaling van huurachterstand. De gedaagde had een huurachterstand laten ontstaan van € 2.461,01 en was betrokken bij een explosie in de woning op 1 mei 2020, waardoor de woning tijdelijk onbewoonbaar werd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, zowel door het niet tijdig betalen van de huur als door het veroorzaken van een gevaarlijke situatie door het bewaren van explosieve stoffen in de woning. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming gerechtvaardigd zijn, gezien de ernst van de tekortkomingen van de gedaagde. De vordering tot betaling van de huurachterstand werd toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de gedaagde de brief met de aanmaning niet had ontvangen. De gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 8677679 \ CV EXPL 20-5342
Vonnis van de kantonrechter d.d. 4 mei 2021
in de zaak van
de stichting
Stichting Nijestee,
gevestigd te Groningen
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.E.C. Koopman.
Partijen zullen hierna Nijestee en [gedaagde] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 juli 2020;
- de conclusie van antwoord van 29 september 2020;
- de conclusie van repliek tevens aanvulling grondslag van eis van 3 november 2020;
- de conclusie van dupliek van 5 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet (voldoende) zijn betwist.
2.2.
[gedaagde] huurt van Nijestee de woning aan de [adres 1] ( [postcode 1] ) te Groningen (hierna: het gehuurde). Nijestee beroept zich in de huurverhouding met [gedaagde] op een huurovereenkomst, welke partijen zouden hebben gesloten op 28 februari 2017 (hierna: de huurovereenkomst).
2.3.
Op grond van de huurovereenkomst is [gedaagde] , bij vooruitbetaling, maandelijks een huurprijs verschuldigd en wordt die huurprijs jaarlijks geïndexeerd.
2.4.
Partijen hebben op 23 februari 2017 tevens woonafspraken gemaakt met betrekking tot het voorkomen van overlast en het leefbaar houden van het woongebouw waar het gehuurde deel van uitmaakt. Deze woonafspraken zijn vervolgens aan de huurovereenkomst gehecht.
2.5.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte van Nijestee (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing. In de algemene bepalingen is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
"6.3. Huurder zal het gehuurde, waaronder ook de bij het gehuurde behorende tuin(en), gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.
(…)
6.6.
Huurder dient ervoor te zorgen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
(…)
6.8.
Huurder is verplicht de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming van schade aan het gehuurde, in het bijzonder in geval van brand, storm, water en vorst. Huurder dient door welke oorzaak dan ook ontstane dan wel dreigende schade, alsmede gebreken aan het gehuurde onverwijld aan verhuurder te melden. Bij nalatigheid van huurder in dezen zal de daardoor ontstane schade zowel aan het gehuurde als aan de eigendommen van derden, voor rekening van huurder komen.
(…)
13. Huurder is aansprakelijk voor de schade die hij tijdens de huurtijd aan het gehuurde, waartoe ook de buitenzijde wordt gerekend, is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Alle schade, behalve brandschade, wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan."
2.6.
[gedaagde] heeft de huurprijs niet steeds tijdig en volledig voldaan, waardoor er een huurachterstand is ontstaan.
2.7.
In verband met het uitblijven van betaling heeft Nijestee haar vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar gemachtigde Flanderijn, die onder meer op 25 juni 2020 een brief heeft verzonden naar het adres van het gehuurde. Bij deze brief heeft Flanderijn [gedaagde] tot betaling aangemaand en [gedaagde] erop gewezen dat indien hij het verschuldigde bedrag aan achterstallige huur niet binnen zestien dagen heeft betaald, er een deurwaarder zal worden ingeschakeld en dat [gedaagde] in dat geval een bedrag van € 146,30 aan kosten is verschuldigd.
2.8.
Op 1 mei 2020 heeft er een explosie plaatsgevonden in het gehuurde. Als gevolg van de explosie is de voor- en achtergevel van het gehuurde weggeblazen en is het gehuurde, net als enkele omliggende woningen, (tijdelijk) onbewoonbaar geworden. [gedaagde] was ten tijde van de explosie in het gehuurde aanwezig en hij verblijft sindsdien in voorlopige hechtenis. In het gehuurde zijn na de explosie gevaarlijke explosieve stoffen aangetroffen, die door de Explosieve Opruimingsdienst onschadelijk zijn gemaakt en zijn verwijderd.
2.9.
Nijestee heeft op 15 mei 2020, bij monde van haar directeur woondiensten [naam 1] , aangifte gedaan bij de politie van - onder meer - economische schade en gevaarzetting met betrekking tot het gehuurde.
2.10.
Bij brief van 29 mei 2020 heeft Nijestee (de gemachtigde van) [gedaagde] verzocht om uiterlijk 3 juni 2020 de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. Nijestee heeft daarbij aangegeven dat bij gebreke van een huuropzegging een gerechtelijke procedure zal worden opgestart. Tevens heeft Nijestee aangegeven dat zij herstelwerkzaamheden aan het gehuurde moet uitvoeren, dat aan (de gemachtigde van) [gedaagde] reeds gevraagd is om aan te geven wat er met de inboedel moet gebeuren en dat zij geen reactie ontvangen heeft, zodat aan Dolmans Calamiteitendiensten opdracht is gegeven om op 4 juni 2020 het gehuurde te ontruimen en de inboedel op te slaan in een loods.
2.11.
Het gehuurde is op 4 juni 2020, in aanwezigheid van de vriendin van [gedaagde] , (voorlopig) ontruimd en de inboedel is opgeslagen bij Dolmans.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Nijestee vordert, kort gezegd, na wijziging c.q. aanvulling van eis, dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Daarnaast vordert Nijestee dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 2.461,01 aan huurachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020 tot de dag der algehele voldoening en tot betaling van (een bedrag gelijk aan) de huur voor iedere maand, te rekenen vanaf de eerste december 2020 tot aan het tijdstip van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Verder vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 146,30 aan buitengerechtelijke incassokosten en in de kosten van deze procedure.
3.2.
Nijestee legt, kort gezegd, aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn (betalings)verplichtingen uit de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan en dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de wet, de huurovereenkomst en de algemene bepalingen door in het gehuurde gevaarlijke explosieven te bewaren, wat naast onrechtmatig gebruik van het gehuurde een buitengewoon risicovolle en gevaarzettende situatie voor het gehuurde en de omgeving heeft opgeleverd. De tekortkoming van [gedaagde] rechtvaardigt volgens Nijestee ontbinding en ontruiming. Voor zover [gedaagde] de huurovereenkomst betwist, heeft Nijestee een kopie van de getekende huurovereenkomst en de woonafspraken overgelegd. Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat [naam 1] bij de aangifte verklaard heeft de huurovereenkomst te hebben opgezegd, wordt die conclusie betwist omdat [naam 1] in haar verklaring aangegeven heeft dat de huurovereenkomst mogelijk buitengerechtelijk kan worden ontbonden. Tevens is deze verklaring enkel en alleen gericht aan de politie in het kader van de aangifte.
3.4.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert, kort gezegd, het volgende aan. De procedure moet ten eerste worden ingeleid met een verzoekschrift. Daarnaast heeft Nijestee niet aangetoond dat zij rechthebbende is van het gehuurde en is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] de huurovereenkomst heeft ondertekend. [gedaagde] betwist verder dat de huur € 431,75 bedraagt, dat de huur bij vooruitbetaling moet worden betaald en dat de huurprijs jaarlijks wordt geïndexeerd. Ook heeft Nijestee niet onderbouwd wat er wel en wat er niet aan huur is ontvangen. Uit de aangifte blijkt volgens [gedaagde] dat Nijestee eenzijdig de huurovereenkomst heeft ontbonden en daaruit volgt dat hij geen (toekomstige) huur is verschuldigd. Wat betreft de explosie stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat deze mogelijk is ontstaan door ontsnapt gas wegens gebrekkig onderhoud door Nijestee. [gedaagde] voert verder aan dat de brief van 25 juni 2020 hem niet heeft bereikt, omdat hij in het huis van bewaring verblijft en dat Nijestee het gehuurde zelf al heeft ontruimd.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de kantonrechter ligt ter beoordeling de vraag voor of [gedaagde] gehouden is tot betaling van de door Nijestee gevorderde bedragen en of er daarnaast grond is voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.2.
Nijestee heeft na wijziging van eis gesteld dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 2.461,03, berekend tot en met oktober 2020. Nijestee heeft daartoe onder meer een specificatie van de huurachterstand overgelegd.
4.3.
[gedaagde] heeft in eerste instantie aangevoerd dat Nijestee geen huurovereenkomst heeft overgelegd. Nadat Nijestee bij conclusie van repliek een getekende huurovereenkomst in het geding heeft gebracht, heeft [gedaagde] aangevoerd dat deze niet door hem is ondertekend en dat uit de huurovereenkomst niet blijkt wie namens Nijestee heeft getekend en dat Nijestee de eigendom heeft van het gehuurde. De kantonrechter stelt vast dat de huurovereenkomst onder meer een telefoonnummer vermeldt, dat blijkens de tussen partijen gevoerde en in het geding gebrachte e-mailcorrespondentie aan [gedaagde] toebehoort, en dat de overeenkomst op elke pagina is voorzien van een paraaf en boven de naam " [gedaagde] " is ondertekend met een handtekening, welke overeenkomen met de in de - niet weersproken- tussen partijen gemaakte woonafspraken gezette paraaf en handtekening. Gelet hierop heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter niet kunnen volstaan met de enkele blote ontkenning dat de huurovereenkomst niet door hem is ondertekend. Dat in de huurovereenkomst niet duidelijk is omschreven wie namens Nijestee heeft getekend doet niet ter zake, evenals de vraag of Nijestee de daadwerkelijke eigendom van het gehuurde heeft. De kantonrechter zal het verweer van [gedaagde] op dit punt dan ook passeren en uitgaan van de juistheid van de stelling van Nijestee dat de huurovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
4.4.1.
[gedaagde] heeft daarnaast aangevoerd dat Nijestee de huurovereenkomst reeds op 15 mei 2020 buitengerechtelijk heeft ontbonden. Hij heeft daarbij verwezen naar de verklaring die [naam 1] bij de politie heeft afgelegd. Volgens [gedaagde] blijkt uit die verklaring dat er geen huurverhouding meer bestaat en dat Nijestee de huurovereenkomst eenzijdig heeft beëindigd. Nijestee heeft dit gemotiveerd weersproken en tevens aangevoerd dat [gedaagde] geen beroep kan doen op de in het kader van de aangifte door [naam 1] gedane uitspraken.
4.4.2.
De kantonrechter overweegt dat ontbinding van een huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) slechts kan geschieden door de rechter, behoudens in het geval van artikel 7:231 lid 2 BW en artikel 7:2310 BW. De in die artikelen genoemde situaties doen zich hier echter niet voor, nog daargelaten dat ontbinding in die gevallen volgens artikel 6:267 BW schriftelijk moet plaatsvinden, nu het gehuurde niet is gesloten en de explosie, voor zover [gedaagde] dat heeft willen betogen, niet kwalificeert als een gebrek. Artikel 7:204 lid 2 BW bepaalt immers dat een gebrek een niet aan de huurder toe te rekenen staat, eigenschap of omstandigheid betreft, waardoor aan de huurder niet het genot kan worden verschaft. Gelet op het feit dat er vrijwel direct na de explosie gevaarlijke explosieve stoffen in het gehuurde zijn aangetroffen, moet de explosie naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als een aan [gedaagde] toe te rekenen omstandigheid. Dat de explosie te maken heeft met gebrekkig onderhoud door Nijestee, heeft [gedaagde] in het geheel niet onderbouwd. De kantonrechter zal daarom voorbijgaan aan zijn verweer dat Nijestee de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Dit betekent dat de huurovereenkomst nog immer voortduurt en [gedaagde] ook gehouden is om daarvoor huur te betalen.
4.5.1.
[gedaagde] heeft wat betreft de huurachterstand ten slotte verweer gevoerd tegen (de hoogte van) de huurprijs. Zo heeft [gedaagde] betwist dat de huur jaarlijks wordt geïndexeerd. Nijestee heeft gesteld dat uit de huurovereenkomst blijkt dat de huur wel degelijk jaarlijks wordt geïndexeerd en dat de huur tot en met juni 2020 € 403,02 per maand bedroeg en vanaf juli 2020 € 413,75 bedraagt. Daarnaast heeft Nijestee gesteld dat [gedaagde] tot en met april 2020 de huur heeft betaald, daarmee (impliciet) heeft ingestemd met de hoogte van die huur en dat bij brief van 14 april 2020 de huurverhoging vanaf juli 2020 is aangekondigd.
4.5.2.
Wat betreft de gestelde huur van € 403,02 overweegt de kantonrechter dat Nijestee onweersproken heeft gesteld dat [gedaagde] tot en met april 2020 die huurprijs heeft voldaan, zodat daaruit genoegzaam blijkt dat hij wel degelijk op de hoogte was van het feit dat de huur toentertijd € 403,02 bedroeg. [gedaagde] is die huur dan ook tot en met juni 2020 verschuldigd (geweest). Met betrekking tot de gestelde huur van € 413,75, heeft [gedaagde] betwist de brief van 14 april 2020 ontvangen te hebben. Omdat volgens artikel 7:252 lid 1 BW een dergelijk schriftelijk voorstel wel is vereist voor een wijziging van de huurprijs, en Nijestee niet heeft aangetoond dat de brief daadwerkelijk door [gedaagde] is ontvangen, blijft op grond van lid 4 van voornoemd artikel de voordien geldende huur verschuldigd. Dit betekent dat [gedaagde] vanaf juli 2020 nog steeds de huur van € 403,02 per maand verschuldigd is (geweest).
4.6.
Omdat Nijestee de huurachterstand voldoende heeft gespecificeerd en [gedaagde] de hoogte van de huurachterstand gelet op het voorgaande niet voldoende heeft weersproken, ligt de vordering tot betaling van die huurachterstand voor toewijzing gereed. Nu [gedaagde] vanaf juli 2020 een huurprijs verschuldigd is (geweest) van € 403,02 in plaats van € 413,75, zal de kantonrechter de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.418,12 (6 maal € 403,02). De daarover gevorderde en niet (voldoende) weersproken wettelijke rente vanaf 24 juli 2020 zal eveneens worden toegewezen.
4.7.
De vraag is vervolgens of het laten ontstaan van deze huurachterstand en hetgeen Nijestee verder heeft gesteld omtrent het huurderschap van [gedaagde] rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Bij de beoordeling hiervan stelt de kantonrechter het volgende voorop.
4.8.
Uitgangspunt is dat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst, de wet (artikel 7:213 BW), de woonafspraken en de algemene huurvoorwaarden (artikel 6.3 en 6.6.) verplicht is zich ten aanzien van het gehuurde als een goed huurder te gedragen en ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt. Uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming in de nakoming grond kan opleveren voor ontbinding van een gesloten huurovereenkomst, tenzij die tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis daarvan de ontbinding met haar gevolgen niet kan rechtvaardigen. Het is aan [gedaagde] als huurder om te stellen (en zo nodig te bewijzen) dat sprake is van die "tenzij-bepaling". Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn, waaronder het concrete (woon)belang van de huurder bij voortduring van de huur. Het is aan de kantonrechter om te beoordelen of de tekortkoming van voldoende gewicht is om tot ontbinding over te gaan (zie Hoge Raad, 29 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.9.
Nijestee heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er op 1 mei 2020 een explosie in het gehuurde heeft plaatsgevonden en dat daardoor het gehuurde, en enkele omliggende woningen, zijn beschadigd en (tijdelijk) onbewoonbaar zijn geworden. Zo is door de kracht van de explosie de gehele voor- en achtergevel van het gehuurde weggeblazen. Nijestee heeft tevens onweersproken gesteld dat er direct na de explosie gevaarlijke explosieve stoffen in het gehuurde zijn aangetroffen en dat deze stoffen door de Explosieven Opruimingsdienst moesten worden verwijderd. De kantonrechter is met Nijestee van oordeel dat het in het gehuurde bewaren van gevaarlijke explosieve stoffen een buitengewoon risicovolle en gevaarzettende situatie oplevert voor het gehuurde en de omgeving daarvan, welke zich bovendien heeft verwezenlijkt door de explosie. Een dergelijke explosie tast het gevoel van veiligheid van de omwonenden ernstig aan. Dat de explosie mogelijk heeft plaatsgevonden door gebrekkig onderhoud door Nijestee, heeft [gedaagde] - zoals hiervoor reeds overwogen - op geen enkele wijze onderbouwd. Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd geen betrokkenheid te hebben gehad bij de explosie, wat daar ook van zij, overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] als huurder de verantwoordelijkheid draagt voor hetgeen door hem of derden in het gehuurde is opgeslagen. De aanwezigheid van gevaarlijke explosieve stoffen in het gehuurde dient dan ook voor zijn rekening en risico te komen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] gelet op het voorgaande in strijd heeft gehandeld met de verplichting om zich als een goed huurder te gedragen. Die tekortkoming is dermate ernstig dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in beginsel is gerechtvaardigd.
4.11.
Afgezien hiervan, is sprake van een aanzienlijke huurachterstand. De huurachterstand bedroeg ten tijde van de dagvaarding € 1.219,79, gelijk aan drie maanden huur. Bij conclusie van repliek heeft Nijestee gesteld dat de huurachterstand tijdens de procedure is toegenomen, doordat de lopende huurtermijnen voor de maanden augustus, september en oktober 2020 tevens onbetaald zijn gelaten. De huurachterstand is daarmee gelijk aan zes maanden huur.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat de ontbinding en ontruiming is gerechtvaardigd, waarbij in het bijzonder betekenis toekomt aan de ernst van de tekortkoming ten aanzien van de aanwezigheid van explosieve stoffen in het gehuurde en de daarmee gepaard gaande risicovolle en gevaarzettende situatie, welke zich heeft geopenbaard door de explosie. Het betalen van de huur is voorts de belangrijkste verplichting van de huurder en [gedaagde] is ook daarin tekort geschoten. Het belang van [gedaagde] om in het gehuurde te kunnen blijven, legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Er zijn door [gedaagde] ook geen bijzondere (persoonlijke) feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat zijn woonbelang zwaarder dient te wegen dan het belang van Nijestee bij ontbinding en ontruiming.
4.13.
De gevorderde ontbinding en ontruiming liggen daarmee voor toewijzing gereed. De kantonrechter is zich ervan bewust dat het beleid van deze rechtbank is om in beginsel tijdens de huidige corona-crisisperiode huisuitzettingen voorlopig uit te stellen, tenzij er sprake is van evidente redenen, zoals bijvoorbeeld criminele activiteiten of ernstige overlast. Omdat er in dit geval sprake is van evidente redenen, namelijk het feit dat in het gehuurde gevaarlijke explosieve stoffen aanwezig waren, en [gedaagde] door zijn voorlopige hechtenis thans niet (meer) in het gehuurde verblijft, zijn er echter geen bezwaren om over te gaan tot ontbinding en ontruiming. De vordering van Nijestee daartoe zal dan ook worden toegewezen. Gelet op de onderhavige omstandigheden en het feit dat het gehuurde al (gedeeltelijk) is ontruimd, ziet de kantonrechter ook geen aanleiding om een langere ontruimingstermijn te hanteren dan de door Nijestee gevorderde veertien dagen na betekening en bevel van dit vonnis.
4.14.
De vordering van Nijestee tot betaling van (een bedrag gelijk aan) de huur tot aan de ontbinding en de datum waarop het gehuurde zal zijn ontruimd, zal worden afgewezen omdat de verplichting tot betaling van die termijnen reeds volgt uit de huurovereenkomst en de wet en op dit moment niet vaststaat dat [gedaagde] nalaat die termijnen aan Nijestee te voldoen.
4.15.
Nijestee heeft verder buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de brief van 25 juni 2020 niet heeft ontvangen, omdat hij in voorlopige hechtenis verblijft en dat Nijestee daarvan op de hoogte was. Bovendien heeft [gedaagde] betwist dat Nijestee de brief heeft verzonden. De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 3:37 lid 3 BW een tot een bepaald persoon gerichte verklaring, in dit geval de brief van 25 juni 2020, om haar werking te hebben die persoon moet hebben bereikt. Nijestee heeft niet gesteld dat de brief ook daadwerkelijk door [gedaagde] is ontvangen, bijvoorbeeld doordat de brief aangetekend is verstuurd. Nijestee heeft daarnaast niet weersproken dat zij op de hoogte was van het feit dat [gedaagde] in voorlopige hechtenis verblijft, zodat het op haar weg had gelegen om de brief, evenals de inleidende dagvaarding, naar de penitentiaire inrichting te sturen. Gelet hierop zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 146,30 aan buitengerechtelijke incassokosten afwijzen.
4.16.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De proceskosten aan de zijde van Nijestee worden begroot op:
- explootkosten € 102,96
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde
€ 360,00(2 punten x tarief € 180,00)
totaal € 961,96

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres 1] ( [postcode 1] ) te Groningen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening en bevel van dit vonnis het gehuurde met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Nijestee, te ontruimen en te verlaten en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Nijestee te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 2.418,12 aan huurachterstand (tot en met oktober 2020), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Nijestee begroot op € 961,96;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 35030