ECLI:NL:RBNNE:2021:1688

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
18/209736-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van doodslag en medeplegen zware mishandeling, met de dood tot gevolg, op 16 augustus 2020 in Hoogkerk

Op 30 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van doodslag en zware mishandeling, met de dood tot gevolg, op 16 augustus 2020 in Hoogkerk. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte het slachtoffer had gestoken of dat hij nauw en bewust had samengewerkt met anderen om dit te doen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van doodslag en zware mishandeling, maar veroordeelde hem wel voor openlijk geweld, wat resulteerde in een gevangenisstraf van vijf maanden.

De zaak kwam voort uit een gewelddadige confrontatie waarbij het slachtoffer, die gewapend was met een ploertendoder, door meerdere personen werd aangevallen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar aanwezig was bij de confrontatie en een honkbalknuppel had gebruikt, maar dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het dodelijke letsel dat het slachtoffer had opgelopen. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was voor een gezamenlijke opzet om de confrontatie te zoeken en dat de verdachte niet had bijgedragen aan het dodelijke geweld.

De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het geweld had plaatsgevonden en de rol van het slachtoffer in de escalatie van de situatie. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor het plegen van openlijk geweld, terwijl de benadeelde partijen niet-ontvankelijk werden verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan het medeplegen van doodslag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/209736-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 april 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 en 19 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te Hoogkerk, gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door samen met zijn medeverdachte(n), althans alleen, die [slachtoffer] op te wachten en/of om hem heen/bij hem te gaan staan en/of (vervolgens) die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of te trappen en/of te schoppen, en/of met (een) (honkbal)knuppel(s), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan, en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam en/of het hoofd, te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te Hoogkerk, gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten, scheurletsel hoofdhuid, gebroken neusbeen, perforatie (linker)long en/of klaplong (rechts) heeft toegebracht,
door samen met zijn medeverdachte(n), althans alleen, die [slachtoffer] op te wachten en/of om hem heen/bij hem te gaan staan en/of (vervolgens) die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of te trappen en/of te schoppen, en/of met (een) (honkbal)knuppel(s), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam en/of het hoofd, te steken,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te Hoogkerk, gemeente Groningen
openlijk, te weten op/aan [straatnaam], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer],
door samen met zijn medeverdachte(n), althans alleen, die [slachtoffer] op te wachten en/of om hem heen/bij hem te gaan staan en/of (vervolgens) die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen, en/of met (een) (honkbal)knuppel(s), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het lichaam en/of het hoofd, te steken,
terwijl dit door verdacht(n) gepleegde geweld de dood ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen van doodslag. Er was al langer ruzie tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enerzijds en de zoon van het slachtoffer anderzijds. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft een gevecht uitgelokt en is daarmee al op vrijdagavond begonnen. Hij heeft die avond [naam 1] geslagen en een dag later de ramen bij die [naam 1] ingegooid. Het heeft er alle schijn van dat de zoon van het slachtoffer het conflict tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en [naam 1] heeft aangegrepen om verhaal te gaan halen bij verdachten. Hij heeft vervolgens ook het slachtoffer daar bij betrokken. Uit WhatsApp-berichten die het slachtoffer en medeverdachte [medeverdachte 2] elkaar stuurden blijkt dat zij elkaar in de nacht van zaterdag op zondag hebben opgefokt. De confrontatie die volgde op straat was in die zin door verdachten verwacht en gewenst. Beide partijen hadden zich bewapend en wilden het gevecht aangaan. Niemand heeft zich vooraf onttrokken of heeft de politie gewaarschuwd. Uit het sectieverslag blijkt dat het slachtoffer over zijn hele lichaam letsel had. Er is geschopt en geslagen, met een honkbalknuppel geslagen en gestoken. Dat kan niet door één persoon zijn gedaan. De drie verdachten hebben allen een rol in de uitvoering gehad. Deze rollen waren onderling uitwisselbaar. Door ervoor te kiezen wapens te gebruiken hebben zij allemaal bewust de kans op een dodelijke afloop aanvaard. Niemand heeft zich teruggetrokken. Nadien zijn er wapens verstopt. Uit dit alles blijkt van een dermate nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten dat zij alle drie als medepleger van doodslag kunnen worden aangemerkt.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat algehele vrijspraak moet volgen. Van een gezamenlijk plan om te gaan vechten is geen sprake. Verdachte kwam juist om te bemiddelen. Hij werd vervolgens als eerste door het slachtoffer geslagen met een ploertendoder en vanaf dat moment weet hij niets meer. Hij heeft geen bijdrage geleverd aan het daarna uitgeoefende geweld. Van een nauwe en bewuste samenwerking is dan ook geen sprake. De verklaring van de zoon van het slachtoffer, dat verdachte met een honkbalknuppel heeft geslagen, is onbetrouwbaar. Het op de honkbalknuppel aangetroffen DNA van verdachte kan daar op meerdere manieren terecht zijn gekomen en bewijst niet dat hij het slachtoffer met de knuppel heeft geslagen.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 16 augustus 2020 rond 03:50 uur trof de politie na een 112-melding het slachtoffer [slachtoffer] aan in de [straatnaam] in Hoogkerk. Hij had verwondingen aan zijn hoofd en bleek in zijn rug te zijn gestoken. Hij overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. Zijn zoon, [naam 2], die bij het slachtoffer was, vertelde de politie dat er ruzie was geweest en dat drie mannen hadden gevochten tegen zijn vader. Op zijn aanwijzen zijn even later drie verdachten aangehouden: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De drie verdachten erkennen bij de confrontatie aanwezig te zijn geweest. Zij hebben echter alle drie ontkend dat zij geweld hebben gebruikt tegen het slachtoffer en hebben verklaard ook niet te hebben gezien hoe het slachtoffer aan zijn verwondingen is gekomen. Er zijn geen getuigen die hebben gezien hoe het letsel is ontstaan. De zoon van het slachtoffer heeft wel meerdere verklaringen afgelegd over wat er gebeurd is, maar zijn verklaringen zijn niet consistent zodat deze niet zonder meer als uitgangspunt kunnen worden genomen bij de vaststelling van de feiten.
Over de aanloop naar de confrontatie bestaat geen discussie. De rechtbank leidt daarover het volgende uit het dossier af. Medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn met elkaar bevriend. Beiden hadden al langere tijd onenigheid met de zoon van het slachtoffer. Die avond waren beide medeverdachten samen op stap geweest. Zij zijn die nacht, in gezelschap van [naam 3], samen teruggekeerd naar de woning van [medeverdachte 1] in de [straatnaam]. [medeverdachte 1] was op dat moment zwaar onder invloed van alcohol. Voor de woning ontstond een woordenwisseling met de zoon van het slachtoffer, die in gezelschap was van [naam 1], bij wie medeverdachte [medeverdachte 2] eerder die nacht de ramen had ingegooid. Wat er op dat moment is voorgevallen is onduidelijk. Wel duidelijk is dat de zoon van het slachtoffer met [naam 1] is vertrokken en vervolgens zijn vader heeft gebeld. Vrijwel op hetzelfde moment, rond 03:23 uur, heeft ook medeverdachte [medeverdachte 1] zijn vader, verdachte, gebeld. Deze is meteen gekomen. Kort daarna is de zoon van het slachtoffer samen met zijn vader en [naam 1] teruggekeerd naar de [straatnaam], gewapend met een koksmes en een ploertendoder. Beiden waren onder invloed van alcohol. Van het slachtoffer is bekend dat hij op dat moment opgefokt was en zich eerder die avond bij zijn restaurant daar ook al naar had gedragen. Het slachtoffer is na aankomst in de [straatnaam] met de ploertendoder in zijn hand gelopen in de richting van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1]. Zijn zoon liep achter hem aan. [naam 1] is niet meegelopen, maar is meteen weggegaan. Verdachte en de twee medeverdachten waren buiten voor de woning op het moment dat het slachtoffer kwam aanlopen. Vervolgens is een schermutseling ontstaan waarbij zowel verdachte als het slachtoffer gewond zijn geraakt.
Voor de rechtbank begint de aanloop naar de confrontatie niet eerder. Op het moment dat medeverdachte [medeverdachte 2] de getuige [naam 1] sloeg, had hij geen reden om te denken dat hij daarmee de zoon van het slachtoffer (laat staan het slachtoffer) uit zijn tent zou lokken. Dat geldt evenzeer voor het ingooien van de ramen van [naam 1]. [naam 1] en de zoon van het slachtoffer hadden al geruime tijd niet of nauwelijks contact met elkaar. Dat de medeverdachten bij dat slaan en bij dat ingooien van de ramen, of bij het besluit daartoe over te gaan, betrokken waren blijkt nergens uit.
Bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
De rechtbank stelt verder het volgende vast.
Uit sectie op het lichaam van het slachtoffer blijkt dat er sprake was van twee steekletsels halverwege de rug links en rechts, bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch perforerend/klievend geweld, zoals opgeleverd kan worden door meervoudig steken met één of meerdere scherprandige voorwerpen, zoals een mes. Deze letsels hebben geleid tot bloedverlies en ademhalings- en longfunctiestoornissen. Het overlijden wordt verklaard door deze twee steekletsels.
Daarnaast was sprake van (snij)letsels op de linkerhand, qua locatie goed passend bij afweerletsels. Verspreid over het hoofd, het gelaat en het rechteroor waren scheurletsels. Ook was er een gebroken neusbeen. Deze letsels zijn ontstaan door de meervoudige inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld opgeleverd kan worden door het geslagen worden met bijvoorbeeld een honkbalknuppel. Deze letsels hebben geen bijdrage geleverd aan het overlijden.
Ten slotte waren er verspreid over het lichaam meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen en onderhuidse bloeduitstortingen. Deze letsels waren gering en hebben geen rol van betekenis gespeeld bij het intreden van het overlijden. [1]
Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig was bij de confrontatie in de [straatnaam] in de bewuste nacht. [2]
Na de confrontatie zijn in de omgeving van de plaats delict in de bosjes twee honkbalknuppels aangetroffen. [3] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze knuppels van hem zijn en uit zijn woning komen. Op één van deze knuppels, de metalen knuppel, is op het uiteinde van het slaggedeelte een bloedspoor bemonsterd waarin DNA-materiaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer. Aan het begin van het slaggedeelte is een bloedspoor bemonsterd, waarin een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal drie personen, waarbij het DNA-materiaal afkomstig kan zijn van het slachtoffer, verdachte en minimaal één onbekende persoon. Op het handvat van de honkbalknuppel is een bloedspoor bemonsterd waarin een DNA-profiel is aangetroffen waarbij het DNA afkomstig kan zijn van verdachte. In de bemonstering van de rugzijde van de tape om het handvat van de knuppel is een DNA-profiel aangetroffen waarbij het DNA afkomstig kan zijn van verdachte. [4]
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte is een ploertendoder aangetroffen. Op het handvat van deze ploertendoder zijn meerdere bloedsporen bemonsterd waarin een DNA-profiel is aangetroffen waarbij het DNA afkomstig kan zijn van verdachte. Daarnaast zijn op het handvat bloedsporen aangetroffen met een DNA-profiel waarbij het DNA afkomstig kan zijn van het slachtoffer.
Bij verdachte is op het voorhoofd een verticaal georiënteerde huidklieving geconstateerd, passend bij een barstwond. Volgens het door forensisch arts Van Mesdag opgemaakte letselrapport is aannemelijk is dat dit letsel is ontstaan door een klap met een ploertendoder.
Vast staat dat de dood van het slachtoffer is veroorzaakt door de steekwonden in de rug en dat het overige letsel niet heeft bijgedragen aan het overlijden. De rechtbank acht bewezen dat dit dodelijke letsel is toegebracht door medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte als medepleger van doodslag kan worden aangemerkt.
Bij de medepleger dient volgens vaste rechtspraak sprake te zijn van opzet, minstens in voorwaardelijke zin, met betrekking tot het handelen van de mededader(s). Medeplegen vereist verder een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen waarbij het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie de feitelijke handelingen heeft verricht. Daarbij moet de intellectuele en/of materiële bijdrage van de medepleger van voldoende gewicht te zijn. Hij moet aldus een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leveren aan het delict.
In dit verband rijst allereerst de vraag of verdachte en de medeverdachten van plan waren de confrontatie met het slachtoffer te zoeken of de confrontatie hebben uitgelokt, zoals de officier van justitie stelt.
Verdachte ontkent een rol te hebben gespeeld in de aanloop naar het delict. Hij was niet betrokken bij de ruzie en verklaart pas kort voor de confrontatie door zijn zoon in paniek te zijn opgebeld, waarna hij direct ter plaatse ging met de intentie om te bemiddelen. Dit wordt bevestigd door zijn zoon en zijn vriendin, getuige [naam 4]. Dat verdachte uit was op een confrontatie blijkt hieruit niet. Wel blijkt hieruit dat hij er rekening mee hield dat een confrontatie zou volgen. De rechtbank acht wel aannemelijk dat de komst van verdachte was bedoeld om een escalatie te voorkomen. Dit volgt eveneens uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en getuige [naam 4]. De rechtbank acht ook wel aannemelijk dat het tempo waarin de situatie escaleerde de verdachten heeft overvallen.
Vast staat dat er over en weer is geslagen en dat er daarbij een metalen honkbalknuppel uit de woning van [medeverdachte 1] is gebruikt. Op het handvat van deze knuppel zijn DNA en bloed van verdachte aangetroffen. Er is geen DNA van de medeverdachten op de knuppel aangetroffen. Op het slaggedeelte zat bloed van het slachtoffer. De rechtbank acht, gelet op deze sporen, waarbij verdachte ter terechtzitting geen andere redelijke verklaring heeft gegeven voor zijn bloed op het handvat, in combinatie met de bevindingen van de patholoog, bewezen dat verdachte met de metalen honkbalknuppel heeft geslagen tegen het hoofd van het slachtoffer. Vast staat ook dat verdachte gewond is geraakt als gevolg van een klap met de ploertendoder van het slachtoffer.
Het dossier geeft geen helder beeld over wat zich precies heeft afgespeeld en in welke volgorde. Op welk moment het slachtoffer in zijn rug is gestoken is op basis van het dossier niet vast te stellen. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte vooraf of ten tijde van de confrontatie wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] een mes had en hiermee zou gaan steken. Verdachte heeft verklaard dat hij geen mes heeft gezien en ook het moment van steken niet heeft gezien. Het dossier bevat geen aanwijzingen voor het tegendeel. Uit niets blijkt dat verdachte er ten tijde van de confrontatie met het slachtoffer serieus rekening mee moest houden dat het slachtoffer door het gebruik van een mes dodelijk getroffen zou worden. De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van medeplegen van doodslag.
Evenmin kan bewezen worden dat verdachte alleen of tezamen en in vereniging met de medeverdachten het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verwondingen die niet het gevolg zijn geweest van het steken, dus de scheurletsels en het gebroken neusbeen, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Het door verdachte en de medeverdachten gepleegde geweld kan naar het oordeel van de rechtbank wel worden aangemerkt als het in vereniging plegen van openlijk geweld. Door met een honkbalknuppel op het hoofd van het slachtoffer te slaan heeft verdachte een voldoende significante bijdrage geleverd aan het geweld. Dat verdachte vooraf geen plan had om samen met zijn medeverdachten geweld toe te passen maakt deze conclusie niet anders, nu de wet deze eis niet stelt. Het meer subsidiair ten laste gelegde kan aldus bewezen worden verklaard, met dien verstande dat verdachte met zijn gedragingen niet het intreden van de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt, zodat de strafverzwarende grond van artikel 141 lid 2 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht niet op hem van toepassing is.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2020 te Hoogkerk openlijk, te weten op [straatnaam], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], door samen met zijn medeverdachten die [slachtoffer] te slaan en met een honkbalknuppel tegen het hoofd te slaan
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep op noodweer(exces) gedaan. Hij heeft daartoe enkel aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte heeft geprobeerd zich te beschermen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte zelf niet heeft verklaard dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging. Daar was ook geen sprake van. De confrontatie was uitgelokt. Verdachte had zich eenvoudig kunnen onttrekken maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft bewust de confrontatie opgezocht. Er heeft zich geen noodweersituatie voorgedaan waarin verdachte zich heeft willen verdedigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt allereerst op dat verdachte uitdrukkelijk heeft ontkend dat hij met de honkbalknuppel heeft geslagen of anderszins geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer, hetgeen zich moeilijk verdraagt met een beroep op noodweer. Het dossier geeft geen helder beeld van wat er precies gebeurd is. Vastgesteld kan worden dat zowel door het slachtoffer als door verdachte geweld is gepleegd. De rechtbank kan uit het dossier niet afleiden op welk moment de honkbalknuppel, die volgens medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn woning in de gang onder de kapstok lag, in handen van verdachte is gekomen, en ook niet op welk moment daarmee is geslagen. Verdachte heeft daarover zelf geen openheid van zaken gegeven. Dat verdachte heeft geslagen in een situatie waarin en op een tijdstip waarvoor voor hem de noodzaak bestond tot verdediging is op basis van het dossier niet aannemelijk geworden.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde medeplegen van doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Verdachte heeft samen met de medeverdachten een confrontatie uitgelokt die het slachtoffer het leven heeft gekost. Het slachtoffer is weliswaar gewapend met een ploertendoder naar hen toegekomen, maar verdachten zijn vervolgens voor eigen rechter gaan spelen. Beide partijen waren uit op een vechtpartij. De rol van het slachtoffer en diens zoon dienen daarom niet in strafverminderende zin te worden meegewogen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, maar wel uitgelicht dat verdachte geen noemenswaardige problemen heeft, dat hij niet bekend staat als een agressieve man en juist in de wijk wordt gezien als buurtvader. Het recidiverisico moet als laag worden ingeschat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de nacht van 15 op 16 augustus 2020 betrokken geweest bij een confrontatie op straat waarbij het 51-jarige slachtoffer door messteken om het leven is gebracht. Bij de confrontatie is zowel door de drie verdachten als door het slachtoffer fors geweld gebruikt. Wat zich precies heeft afgespeeld is voor de rechtbank niet volledig duidelijk geworden. Wel is duidelijk dat op meerdere manieren geweld is uitgeoefend tegen het slachtoffer, getuige het grote aantal verwondingen op verschillende plaatsen op zijn hoofd en lichaam. Daarbij zijn in elk geval een honkbalknuppel en een mes gebruikt. Het is medeverdachte [medeverdachte 1] geweest die het slachtoffer uiteindelijk in zijn rug heeft gestoken en aldus dodelijk letsel heeft toegebracht. Hoewel verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het dodelijke letsel, heeft hij wel bijgedragen aan de geweldsexplosie door het slachtoffer met een honkbalknuppel op het hoofd te slaan. Verdachte is direct na de confrontatie met zijn medeverdachten weggevlucht, het slachtoffer ernstig gewond op straat achterlatend.
Meerdere bewoners in de straat hebben iets waargenomen van de confrontatie en de uiteindelijke gevolgen van het steekincident. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachten heeft bij hen, maar ook bij anderen die daarvan op de hoogte zijn geraakt, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Meerdere getuigen wilden door angstgevoelens geen verklaring afleggen.
Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en niet (geheel) meegewerkt om zicht te krijgen op hetgeen de bewuste nacht is voorgevallen. Hij heeft aldus geen verantwoordelijkheid genomen voor (zijn aandeel in) het conflict. Dat verdachte zich niet meer herinnert dan hij heeft willen vertellen, daarvan is de rechtbank niet overtuigd. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de strafmaat.
De rechtbank houdt aan de andere kant nadrukkelijk rekening met de rol van het slachtoffer en diens zoon in (de escalatie van) het conflict. Zij hebben welbewust de confrontatie gezocht door gewapend met een mes en een ploertendoder naar verdachten toe te gaan. Het slachtoffer heeft daarbij met de ploertendoder geslagen tegen het hoofd van verdachte.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet recentelijk onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waardoor dit geen invloed heeft op de strafmaat.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden.

Benadeelde partij

Er hebben zich verschillende benadeelde partijen in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding. Het betreft achtereenvolgens [naam 5] (partner van het slachtoffer en tevens mede-eigenaar van het restaurant van het slachtoffer), [naam 2], [naam 6] en [naam 7] (zonen van het slachtoffer) alsmede [naam 8] en [naam 9] (ouders van het slachtoffer).
Alle benadeelde partijen vorderen vergoeding van affectieschade als gevolg van het overlijden van hun partner, respectievelijk vader of zoon. [naam 2] vordert daarnaast vergoeding van shockschade en [naam 5] vordert tevens vergoeding van materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn, met uitzondering van de materiële kosten met betrekking tot het restaurant ten aanzien van [naam 5] en de het gevorderde bedrag voor shockschade ten aanzien van [naam 2].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht alle vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak en gelet op het feit dat de machtigingen niet zijn ondertekend. Subsidiair heeft de raadsman verweer gevoerd op specifieke onderdelen van de vorderingen.
Oordeel van de rechtbank
De vorderingen hebben betrekking op schade als gevolg van het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 5]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 2]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 6]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 7]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 8]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 9]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. H.J. Schuth en
mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2021.

Voetnoten

1.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 september 2020, zaaknummer 2020.08.17.008, opgemaakt door drs. B.G.H. Latten, arts en patholoog, opgenomen op pagina 289 e.v. (map 4) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020223912 van 10 november 2020, inhoudende pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2021.
3.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2020, opgenomen op pagina 254 e.v. (map 1) van voornoemd dossier.
4.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 augustus 2020, zaaknummer 2020.08.17.008 (aanvraag 002, 003 en 004), opgemaakt door dr. A.J. Kal, opgenomen op pagina 293 e.v. (map 2) van voornoemd dossier, inhoudende onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek.