ECLI:NL:RBNNE:2021:1619

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
18/205705-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige door oom

Op 29 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn 11-jarige nichtje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, zoals de verklaring van de verdachte zelf en afgeluisterde telefoongesprekken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, maar sprak de verdachte vrij van twee andere zedenfeiten wegens gebrek aan bewijs. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van het slachtoffer, die op 21 juli 2020 deed. De rechtbank benadrukte de ernst van het misbruik en de gevolgen voor het slachtoffer, en rekende het de verdachte zwaar aan dat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De rechtbank heeft de artikelen 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/205705-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboortplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2020 tot en met 13 juli 2020 te [pleegplaats] en/of te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] en/of (elders) in de provincie Groningen, met (zijn nichtje) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het zichzelf laten aftrekken en/of het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2016 tot 29 september 2018, op diverse data te [pleegplaats] , (meermalen) met (zijn nichtje) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (telkens) het zichzelf laten aftrekken en/of het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2016 tot 29 september 2018, op diverse data, te [pleegplaats] , (meermalen) door giften en/of beloften van goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, (zijn nichtje) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen te plegen, te weten het tonen van haar borsten en/of naakte lichaam, immers heeft hij, verdachte aan die [slachtoffer] gevraagd of zij chips wilde en/of (daarbij) gezegd dat zij eerst haar borsten moest laten zien en/of zich helemaal uit moest kleden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
De verklaring van [slachtoffer] is door een deskundige gewaardeerd als passend bij een ware verklaring. Deze verklaring vindt voor wat betreft feit 1 in het kader van wettig bewijs voldoende steun in andere bewijsmiddelen, zoals de verklaring van verdachte zelf over de context waarin de verweten handelingen hebben plaatsgevonden en zijn schuldbetuiging in een afgeluisterde telefoongesprek. Voor wat betreft de feiten 2 en 3 vindt de verklaring steun in het feit dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] regelmatig bij verdachte bleef logeren. Daarnaast heeft verdachte – nadat hij met alle aantijgingen was geconfronteerd – in één van de afgeluisterde telefoongesprekken gezegd dat [slachtoffer] de waarheid spreekt. Tot slot heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij wel eens door [slachtoffer] is gemasseerd en dat hij ook wel eens in haar borsten en billen heeft geknepen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft hij het volgende aangevoerd.
Er zijn kanttekeningen te plaatsen bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] . Zo geeft de moeder van [slachtoffer] aan dat zij haar twijfels heeft bij de verklaring van haar dochter. Ook de tante van [slachtoffer] geeft aan dat haar nichtje wel vaker liegt. Daarnaast zijn er meerdere tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer] . Er moet daarom ernstig rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat [slachtoffer] het verhaal verzonnen kan hebben.
Daarnaast bevat het dossier geen steunbewijs. Het WhatsApp-bericht dat verdachte aan de moeder van [slachtoffer] heeft gestuurd, moet bekeken worden in de context waarin het is geschreven. Verdachte was op dat moment nog niet op de hoogte van de specifieke aantijgingen. Hij neemt verantwoording voor het feit dat hij zo laat nog op pad is gegaan met [slachtoffer] . Het betreft geen bekentenis van hetgeen hem ten laste is gelegd. Ook de tapgesprekken kunnen niet gebruikt worden als steunbewijs. Verdachte was op dat moment erg overstuur en verkeerde in grote wanhoop. Daarnaast is de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] de waarheid spreekt onvoldoende duidelijk. Het wordt immers niet duidelijk waarover [slachtoffer] volgens verdachte de waarheid zou hebben gesproken. Tot slot kan de (enkele) verklaring van verdachte met betrekking tot de context waarin het feit zou hebben plaatsgevonden niet gelden als steunbewijs voor het plegen van ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 2 en 3
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 21 juli 2020 heeft de moeder van [slachtoffer] , [getuige 1] , aangifte gedaan tegen verdachte, de oom van [slachtoffer] . [slachtoffer] had aan haar moeder verteld dat verdachte in de nacht van 12 op 13 juli 2020 ontuchtige handelingen met haar had gepleegd. Op 30 juli 2020 is [slachtoffer] als getuige gehoord. Naast het incident van 12 op 13 juli 2020 heeft [slachtoffer] in het studioverhoor verklaard dat zij toen zij 8 of 9 jaar oud was verdachte een keer moest masseren en hem daarbij ook moest aftrekken. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat het in diezelfde periode een aantal keer is voorgekomen dat verdachte vroeg of zij chips wilde hebben en daarbij heeft gezegd dat zij dan eerst haar borsten moest laten zien of zich helemaal moest uitkleden.
Ter terechtzitting en bij de politie heeft verdachte ontkend dat hij de ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich veelal kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: de persoon die stelt slachtoffer te zijn geweest en de verdachte. Ook in deze zaak is dat het geval. Er zijn geen andere personen die de ten laste gelegde handelingen hebben waargenomen.
Volgens artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat deze bepaling de rechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan voorts worden opgemaakt dat niet is vereist dat het ten laste gelegde steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag dan geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank merkt op dat de door [slachtoffer] afgelegde verklaring betrouwbaar overkomt. Dat gegeven alleen is echter, zoals uit de hierboven weergegeven wettelijke bepaling en de uitleg daarvan door de Hoge Raad blijkt, niet genoeg om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of er naast de verklaring van [slachtoffer] voldoende ondersteunende bewijsmiddelen voorhanden zijn.
De verklaringen van verdachte en van [getuige 1] waaruit blijkt dat [slachtoffer] regelmatig bij verdachte bleef logeren, zijn naar het oordeel van de rechtbank te algemeen en niet concreet en onderscheidend genoeg om voldoende steun te bieden aan het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij vroeger wel eens in de borsten en billen van [slachtoffer] heeft geknepen en een keer door haar is gemasseerd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gebezigd worden als steunbewijs. Uit deze verklaring volgt niet wanneer dit zou hebben plaatsgevonden en bovendien kan in deze verklaring geen steun worden gelezen van de specifiek aan verdachte verweten gedragingen.
Tot slot levert ook het afgeluisterd telefoongesprek waarin verdachte aangeeft dat [slachtoffer] de waarheid heeft gesproken onvoldoende steun aan de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Deze opmerking is namelijk zeer algemeen geformuleerd, terwijl de verklaring van [slachtoffer] vooral betrekking heeft gehad op het onder 1 ten laste gelegde. Om die reden levert dit telefoongesprek ook niet het benodigde steunbewijs voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Nu ook in de overige inhoud van het dossier geen bewijs aanwezig is dat voldoende steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte van deze feiten dan ook vrijspreken.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 15 april 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in de nacht van 12 op 13 juli 2020 met mijn nichtje, [slachtoffer] , in mijn taxi naar de McDonalds aan het Sontplein te Groningen gereden. We zijn onderweg gestopt bij een parkeerplaats bij Gaarkeuken en bij nog een andere parkeerplaats. Ik heb onderweg aan haar gevraagd of zij wist wat pijpen was. Er is inderdaad gesproken over pijpen, dat woord is wel gevallen. Dat was denk ik bij de parkeerplaats bij Gaarkeuken. Ik heb ook aangegeven dat zij daar later veel geld mee zou kunnen verdienen. Zulke dingen heb ik zeker geuit toen we reden tussen Gaarkeuken en Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 augustus 2020, opgenomen op pagina 108 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020187857 d.d.7 oktober 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] (V: verbalisant en A: verklaring [slachtoffer] ):
A: Ik logeerde bij mijn oom en tante. Rond 12 of 1 uur kwam er een McDonalds-reclame op televisie. Mijn oom zei: “Heb je zin in McDonalds? Daar kunnen we wel heen, maar dan moet je wel, um, je borsten, of...” Nou ja, en met zijn piemel spelen. Toen gingen we naar boven en hij zei: “Kleed je maar uit.” Ik deed dat en toen ging hij aan mijn borsten zitten. Hij zei: “Moet je ook aan mijn piemel zitten” en zo. Toen ging hij z'n broek uitdoen en toen deed ik dat. Toen we naar de McDonalds reden, vroeg hij mij: “Wil je nog even met mijn piemel spelen?” Toen deed ik dat. We waren ergens bij Grijpskerk en toen vroeg hij mij of ik weet wat pijpen is. Ik zei: “Nee.” Toen zei hij van: “We gaan even op de parkeerplaats staan en dan ik leg het je wel uit.” Toen reden we naar een parkeerplaats. Hij legde het uit en toen deed ik dat. Ik zei: “Ik ga het niet meer doen.” Hij zei: “Nog één keer.” En ik deed dat dus. Toen zei ik: “Ja, maar nu ga ik niet meer door.” Hij zei: “Je moet het doen tot er iets uit komt.” We reden daarna verder naar McDonalds en toen moest ik ook nog aan z’n piemel zitten. Toen we terugreden, vertelde hij dat ik er later veel geld mee kon verdienen.
V: Wil jij mij daar nog eens alles over vertellen? Dat hij aan jouw borsten ging zitten en dat jij aan zijn piemel moest zitten?
A: We waren boven. Hij zei: “Kleed je maar uit.” Ik kleedde mij uit en toen ging hij aan mijn borsten zitten. Hij zei: “Wil je aan mijn piemel zitten?” Ik zei: “Nee.” En hij zei: “Doe maar wel.” Toen deed ik dat.
V: Wie heeft dit gedaan?
A: Mijn oom. [verdachte] . Hij heeft drie keer aan mijn borsten gezeten. Thuis, in de auto en bij [pleegplaats] .
V: Wat voor dag was het?
A: 13 juli.
V: Hij zit aan jouw borsten. En wat doe jij dan?
A: Ik moest hem tegelijkertijd aftrekken. Die piemel was hard en stijf.
V: Bij Grijpskerk vroeg hij wat ‘pijpen’ is.
A: Mm-hm. “Weet je wat pijpen is?”
V: Jij zegt: “We kwamen op de parkeerplaats in [pleegplaats] en hij legde het uit. Toen deed ik het en ik deed het nog een keer.”
A: Ik stopte en toen zei ik: “Moet ik nog een keer?” Toen deed ik nog een keer. Hij zei: “Je moet met je mond zo heen en weer bewegen.” Hij zei dat het sneller moest. Ik zei: “Ik wil het niet doen.” Hij zei: “Probeer maar.” Toen probeerde ik het. Toen stopte ik. Ik wilde niet meer. Hij zei: “Ga maar door. Nog een keer.” Ik zei: “Nee.” Toen zei hij: “Please.” Toen deed ik het nog een keer. Hij had z’n broek even uitgedaan. Zeg maar los. Z’n onderbroek en broek hingen naar beneden. Tot z’n knieën ongeveer. Hij zei ook nog van: “Je moet zo diep mogelijk gaan.” En toen duwde hij hierzo op mijn hoofd. Naar zijn lul toe. Zijn piemel was hard en omhoog. Toen moest ik met mijn hoofd zo heen en weer. Ik had hem ongeveer 5 centimeter ofzo in mijn mond.
V: Wat proefde je in je mond?
A: Vies. Het was warm. Ik rook vieze lucht van plas. Toen ik stopte deed ik mijn mond dicht en doorslikken. Dat spul uit z’n piemel. Het was een minidruppel. Hij zei dat ik verder moest gaan tot er iets uitkomt, ofzo. Toen ging ik dat weer doen. Uiteindelijk kon ik niet meer.
V: Hoe vaak heb je je mond weer dichtgedaan en ben je daarna wel weer verder gegaan?
A: 3 keer ongeveer
V: Ik vroeg net ook nog aan jou, [slachtoffer] , van: “Wat zag je om zijn piemel heen?” Toen noemde je nog wel ‘ballen’, maar eigenlijk zat ik ook even te denken van: Heb jij ook wel of niet haartjes gezien?
A: Ja. Vooral heel erg bij z’n ballen, en een beetje er omheen. Sommige haren grijs, sommige haren zwart. Voordat we bij de McDonalds waren heeft hij gevraagd of ik hem weer wou aftrekken. Ik heb dat gewoon gedaan. Hij reed toen. Z’n broek was nog gewoon op z'n knieën. Hij heeft gezegd dat ik er later heel veel geld mee kon verdienen.
V: Waar kon je veel geld mee verdienen dan?
A: Dat ik dingen ging doen ofzo, voor jongens, en dat ik dan, um, wel geld kan vragen ofzo. Dat ik dan hetzelfde moest doen wat ik bij hem deed.
3. Een tapgesprek opgenomen op 14 augustus 2020 te 14:17:44 uur in het onderzoek BEZIE/NNRBC20135, tussen telefoonnummer 31208909091 in gebruik bij [verdachte] en telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [getuige 2] , opgenomen op pagina 207 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
[verdachte] wordt aangeduid met [verdachte]
Het is mijn eigen schuld [getuige 2] .
[slachtoffer] vertelt de waarheid man! (wordt huilend verteld)
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat ook voor dit ten laste gelegde feit geldt dat alleen verdachte en [slachtoffer] aanwezig zijn geweest op het moment dat de verweten gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. Er zijn geen andere personen die hierover uit eigen wetenschap kunnen verklaren. Ook in dit geval zal de rechtbank dus moeten beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende concrete steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Anders dan door de raadsman is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. Zo verklaart [slachtoffer] uitgebreid en zeer gedetailleerd. Verder is de verklaring op een paar kleine uitzonderingen na in grote lijnen erg consistent. Deze kleine inconsistenties doen geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Daarnaast heeft rechtspsycholoog drs. J. van der Sleen de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] beoordeeld en geconcludeerd dat er geen problemen zijn met de volledigheid en accuraatheid van haar verklaring. Voor de door de verdediging opgeworpen stelling dat [slachtoffer] het verhaal zou kunnen hebben verzonnen, heeft de rechtbank geen enkele aanwijzing gevonden. De rechtbank acht de verklaring daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de nacht van 12 op 13 juli 2020 bij verdachte, haar oom, en haar tante in [pleegplaats] logeerde. Zij is die avond diep in de nacht met verdachte in zijn taxi naar de McDonalds gereden om burgers te halen. Onderweg heeft verdachte aan haar gevraagd of zij wist wat pijpen was en aangegeven dat zij daar later veel geld mee kon verdienen. [slachtoffer] heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden voordat ze in de taxi zijn vertrokken en tijdens de taxirit zelf.
Verdachte bevestigt in zijn verklaring de concrete context waarin de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Hij geeft aan dat hij ’s nachts met [slachtoffer] in de taxi naar Groningen is gereden en de route die hij beschrijft, komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] . Verdachte bevestigt ook de seksuele strekking van het gesprek dat hij met [slachtoffer] in de taxi heeft gevoerd. Anders dan door de raadsman is bepleit, staat de verklaring van verdachte niet in een te ver verwijderd verband met de verklaring van [slachtoffer] aangezien de verklaring van verdachte betrekking heeft op de zeer specifieke context waarin de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. De verklaring geeft daarmee steun aan de verklaring van [slachtoffer] .
Ook het afgeluisterd telefoongesprek van 14 augustus 2020 tussen verdachte en zijn partner, [getuige 2] , geeft steun aan de verklaring van [slachtoffer] . In dit tapgesprek geeft verdachte aan dat [slachtoffer] de waarheid heeft gesproken. Ondanks dat dit een zeer algemene uitspraak is, was verdachte op dat moment bekend met de verklaring van [slachtoffer] die vooral betrekking heeft op het onder 1 ten laste gelegde. Gelet daarop en op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de rechtbank deze uitlating niet anders interpreteren dan een bevestiging van hetgeen [slachtoffer] met betrekking tot dit feit heeft verklaard.
De rechtbank acht het feit onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen nu de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 12 juli 2020 tot en met 13 juli 2020 in de provincie Groningen met zijn nichtje [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het zichzelf laten aftrekken en het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] gekoppeld te worden, welke dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat [slachtoffer] heeft aangegeven dat ze bang is voor verdachte en zij graag wil dat er een contactverbod wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de duur van het door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf sterk te matigen. Daarnaast heeft de raadsman zich verzet tegen het opleggen van een contactverbod. Aangezien de hechte familiebanden nog niet kapot zijn, zal een contactverbod tot handhavingsproblemen leiden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 12 op 13 juli 2020 schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn destijds 11-jarige nichtje, [slachtoffer] . Hij is ‘s nachts met haar in zijn taxi naar Groningen gereden. Voorafgaand aan en tijdens de taxirit heeft verdachte zich laten pijpen en aftrekken door [slachtoffer] . Op het moment dat [slachtoffer] zei dat ze niet meer wilde, drong verdachte erop aan dat zij doorging. Toen verdachte en [slachtoffer] midden in de nacht in de taxi zaten, kon [slachtoffer] geen kant op. [slachtoffer] had een zeer hechte band met haar oom en tante en ze bleef daar ook regelmatig eten en logeren. Het gedrag van verdachte heeft om die reden bij [slachtoffer] gezorgd voor veel wanhoop en een misplaatst schuldgevoel door de problemen die binnen de familie zijn ontstaan. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had en hij heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens. Seksueel misbruik brengt vaak nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich mee die nog lange tijd kunnen doorwerken en schadelijke invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van een minderjarige. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om deze (mogelijke) gevolgen voor [slachtoffer] en heeft zijn eigen lustgevoelens voorop gesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
Uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 18 februari 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor zedendelicten.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat op het door verdachte gepleegde misdrijf niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Anders dan door de officier van justitie geëist, zal de rechtbank geen voorwaardelijk deel opleggen met een daaraan gekoppeld contactverbod. De rechtbank heeft dit wel overwogen, maar uiteindelijk besloten om slechts een onvoorwaardelijke straf op te leggen. De regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling geeft immers de mogelijkheid om concrete voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verdachte. Het is de rechtbank op dit moment niet voldoende duidelijk in hoeverre een contactverbod al dan niet gewenst en uitvoerbaar is. Bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling van verdachte kan daarnaast nog gekeken worden of andere voorwaarden, zoals bijvoorbeeld een ambulante behandeling, nodig en gewenst zijn.
De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan is geëist door de officier van justitie omdat de rechtbank verdachte voor twee van de drie ten laste gelegde feiten vrijspreekt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. C.J. Hoedt, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.