ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 26 april 2005 en laatstelijk op 30 april 2019 verlengd met twee jaar, welke verlengingsbeslissing in hoger beroep door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is bevestigd bij beslissing van 12 september 2019.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met 2 jaren. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is een 50-jarige man bij wie sprake is van ernstige cluster B persoonlijkheidsproblematiek, een hoge mate van psychopathie en verslavingsproblematiek. Gedurende het verblijf in vijf tbs-klinieken is behandeling niet van de grond gekomen, heeft geen verlof plaatsgevonden en is derhalve resocialisatie niet aan de orde geweest. In de verschillende klinieken is gepoogd om met de veroordeelde de delicten te bespreken om te komen tot een adequaat behandelaanbod. Vanwege discrepanties in de verhalen van de veroordeelde en de gegevens uit het strafdossier, als ook de ontkenning van één van de delicten, is er geen delictanalyse in samenwerking met de veroordeelde tot stand gekomen. De behandeling is tevens gefrustreerd door de vele incidenten met verbale dreigingen en gerichte agressie, waardoor er langere periodes zijn geweest waarin de veroordeelde in afzondering is verpleegd vanwege onbeheersbaar gedrag. Er is sprake van een niet te doorbreken weerstand, gebaseerd op angst en verzet, wat uiteindelijk heeft geleid tot een LFPZ (Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg) plaatsing. Hieraan voorafgaande heeft de veroordeelde in 2018 in het PBC verbleven, dat het advies van plaatsing in de LFPZ heeft onderschreven. Vanwege dreigende uitspraken van de veroordeelde wanneer sprake zou zijn van perspectiefverlies, is er door de toenmalige kliniek een EVBG (extra vlucht- en/of beheersgevaarlijk) status aangevraagd en toegekend in afwachting van een plaatsing in de LFPZ. De laatste periode in de van Mesdagkliniek heeft de veroordeelde op een Zeer Intensieve Zorg afdeling doorgebracht. De afwezigheid van behandeldruk, duidelijke regels en een bejegening, aangepast op de problematiek van de veroordeelde, hebben ervoor gezorgd dat het gedrag van de veroordeelde hanteerbaar is.
Bij het verlengen van de EVBG status in oktober 2019 is het advies geweest om bij overgang naar de LFPZ, de veroordeelde te plaatsen op de Zeer Intensieve Specialistische Zorgafdeling van de LFPZ binnen de P.I. Vught. Vanwege plaatsgebrek aldaar is de veroordeelde voor een korte periode geplaatst op de locatie in Zeeland, waar het gedrag van de veroordeelde zorgde voor een ontregeling van het afdelingsmilieu en er sprake was van een moeizame samenwerking met het behandelteam. Na een maand is de veroordeelde alsnog geplaatst op de ZISZ-afdeling in Vught waar het zo nu en dan onaangepaste gedrag van de veroordeelde op een directieve wijze bespreekbaar wordt gemaakt en waar nodig wordt begrensd. Dankzij de directieve bejegening en het verblijf binnen een structurerende individueel gerichte omgeving hebben zich in de afgelopen periode geen incidenten voorgedaan. De focus ligt op het komen tot een samenwerking met de veroordeelde waarin hij laat zien dat hij in staat is om zich aan bepaalde aanwijzingen en afspraken te houden, zonder in conflict te komen met zijn omgeving. Ook wordt ernaar gestreefd de veroordeelde te laten nadenken over zijn eigen gedrag, zodat een overplaatsing naar Zeeland gerealiseerd kan worden. Er worden momenteel geen mogelijkheden gezien om te komen tot verandering middels behandeling en evenmin tot meer vrijheden en/of tot verlaging van het risiconiveau met een daarbij behorende afschaling van het huidige, hoge beveiligingsniveau.