Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procesgang
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
ontvankelijkheid van de man
5.De beslissing
woensdag 7 april 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een omgangsregeling tussen de man en het kind van de vrouw. De man, die niet de biologische vader van het kind is, verzocht om een omgangsregeling waarbij het kind één weekend per veertien dagen bij hem zou verblijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de man niet ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen hem en het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw ongeveer vijf jaar een relatie hebben gehad, maar dat deze relatie in het voorjaar van 2020 is geëindigd. De vrouw heeft sindsdien een nieuwe relatie en is alleen belast met het gezag over het kind.
De rechtbank heeft de procesgang en de feiten van de zaak in detail bekeken. De man heeft gesteld dat hij gedurende de relatie nauw betrokken was bij het kind, maar de vrouw heeft dit betwist. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man, na de betwisting door de vrouw, niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een significante rol heeft gespeeld in de verzorging en opvoeding van het kind. De rechtbank heeft ook de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) over de ontwikkeling van het kind genoteerd, maar heeft geen aanleiding gezien voor een onderzoek door de RvdK, aangezien de man niet ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek.
De rechtbank heeft uiteindelijk de man niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een omgangsregeling, en heeft benadrukt dat de vrouw en het kind al onder begeleiding van hulpverlening staan. De beschikking is gegeven te Leeuwarden door de kinderrechter en kan in hoger beroep worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.