ECLI:NL:RBNNE:2021:1550

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
18/234766-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van verkrachting van een minderjarig slachtoffer

Op 23 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 26 op 27 juli 2017 te Drachten, waar de verdachte samen met een medeverdachte een minderjarig slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Het slachtoffer, dat op dat moment 14 jaar oud was, was weggelopen uit een jeugdinstelling en bevond zich in een kwetsbare positie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer in een bedreigende situatie hebben gebracht, waardoor zij zich niet kon verzetten tegen de seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van verkrachting door twee of meer verenigde personen, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/234766-19
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder
bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
9 april 2021.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, althans geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] gehad
en bestaande dat geweld en/of andere feitelijkheid (telkens) hierin dat verdachte, in genoemde periode, zulks terwijl die [slachtoffer] was weggelopen en een (andere) slaapplaats zocht, samen met zijn verdachtes mededader, onderdak heeft verschaft in een woning aldaar, en/of (vervolgens) die [slachtoffer] wiet en/of iets te drinken gegeven, tengevolge van welk gebruik die [slachtoffer] gedrogeerd en/of duizelig en/of niet zichzelf was en/of (vervolgens) die [slachtoffer] op agressieve toon heeft aangesproken -zakelijk weergegeven- dat zich moest gaan douchen en/of (vervolgens) de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of (vervolgens) samen met die [slachtoffer] de doucheruimte van die woning binnengegaan
en/aldus (telkens) voor die [slachtoffer] een situatie heeft gecreëerd waarin zij zich (vervolgens) niet, althans onvoldoende, aan/tegen de seksuele handelin(en) en/of gemeenschap met hem, verdachte, kon en/of durfde te onttrekken en/of kon en/of durfde te verzetten;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, met [slachtoffer] , geboren op 13 december 2002,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, althans geslachtsgemeenschap met die [slachtoffer] gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde en veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de geweldshandelingen heeft verricht dan wel op een andere wijze dwang heeft uitgeoefend op [slachtoffer] waardoor zij zich niet durfde te verzetten tegen de door verdachte en medeverdachte verrichtte seksuele handelingen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte zich aan het primair ten laste gelegde feit heeft schuldig gemaakt. Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
Overweging rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Primair is het medeplegen van een verkrachting ten laste gelegd. Voor een bewezenverklaring van verkrachting vereist de wet dat sprake moet zijn van een afgedwongen seksueel binnendringen, waarbij de dwang zich heeft geopenbaard in het (dreigen met) gebruik van fysiek geweld, dan wel een andere feitelijkheid. Er is sprake van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht indien het slachtoffer tegen de dwangmiddelen niet langer weerstand heeft kunnen bieden, dan normaal kan en mag worden verwacht. Daarbij kan van belang zijn dat een afhankelijkheidssituatie wordt gecreëerd, waarbij de concrete omstandigheden van het geval een grote rol spelen. Ook de feiten en omstandigheden voorafgaand aan het ten laste gelegde kunnen daarbij worden meegewogen.
Uit de verklaring van [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) volgt dat in de nacht van 26 op 27 juli 2017 zich het volgende heeft afgespeeld. [slachtoffer] was samen met getuige [getuige 1] weggelopen uit de jeugdinstelling Stichting Reik. Omdat [slachtoffer] en getuige [getuige 1] een slaapplek nodig hadden, zijn zij omstreeks tien uur ’s avonds op initiatief van twee mannen - een langere en een kortere man - meegegaan naar een woning waar zij de nacht hebben doorgebracht. [slachtoffer] en getuige [getuige 1] hebben de twee mannen verteld dat zij 14 jaar oud waren. Op enig moment in de woning moest [slachtoffer] zich gaan douchen van de lange man. [slachtoffer] wilde dit niet en heeft dit tegen de lange man gezegd. De lange man werd agressief en heeft [slachtoffer] meegetrokken naar de douche. In de douche voelde [slachtoffer] zich onwel worden. De lange man die [slachtoffer] naar de douche trok heeft [slachtoffer] uitgekleed in de douche. De lange man heeft vervolgens tegen de wil van [slachtoffer] geslachtsgemeenschap met haar gehad in de douche. [slachtoffer] heeft meermalen ‘nee’ gezegd en om hulp geroepen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] om hulp hoorde roepen, maar durfde niet in te grijpen vanwege de aanwezigheid van een mes op tafel. [slachtoffer] heeft ook verklaard dat zij bang was vanwege de aanwezigheid van een mes in de woning. Tijdens dit incident is de korte man op enig moment ook in de doucheruimte geweest.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat nadat [slachtoffer] de douche uitkwam zij zichtbaar aangedaan was door hetgeen was voorgevallen in de douche. De lange man heeft [slachtoffer] op bed gelegd. Kort daarna is de korte man de slaapkamer binnengekomen en heeft tevens geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] gehad. De korte man heeft dit gefilmd. Rond 7 uur in de ochtend konden [slachtoffer] en getuige [getuige 1] de woning verlaten. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaringen van getuige [getuige 1] , getuige [getuige 2] en het aantreffen van sperma in de vagina van [slachtoffer] afkomstig van een tweetal mannen waarbij een van de twee DNA-profielen een DNA-match opleverde met verdachte.
Niet is komen vast te staan of verdachte de lange man of de korte man is geweest. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat deze vaststelling niet van belang is om te komen tot een bewezenverklaring van verkrachting in de onderhavige zaak. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. [slachtoffer] bevond zich in een kwetsbare positie ten opzichte van zowel verdachte als medeverdachte doordat zij was weggelopen uit de instelling en een slaapplek nodig had. Van deze kwetsbare positie hebben beide mannen gebruik gemaakt. Hoewel alleen de lange man daadwerkelijk geweldsmiddelen heeft toegepast, maakt dit het oordeel van de rechtbank niet anders. De korte man heeft immers kunnen profiteren van de (zichtbare) gemoedstoestand waarin [slachtoffer] zich bevond door toedoen van de lange man. Verdachte en medeverdachte hebben [slachtoffer] gezamenlijk en opzettelijk in een zodanige (bedreigende) situatie gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet heeft kunnen onttrekken aan de seksuele handelingen gepleegd door zowel verdachte als medeverdachte. Het sperma van verdachte is aangetroffen in de vagina van [slachtoffer] . Bewezen kan dan ook worden dat verdachte samen met een ander [slachtoffer] heeft verkracht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te Drachten, in de gemeente
Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en bestaande dat geweld en andere feitelijkheid hierin dat verdachte, in genoemde periode, zulks terwijl die [slachtoffer] was weggelopen en een slaapplaats zocht, samen met verdachtes mededader, onderdak heeft verschaft in een woning aldaar, en vervolgens die [slachtoffer] op agressieve toon heeft aangesproken - zakelijk weergegeven - dat zij zich moest gaan douchen en (vervolgens) de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en vervolgens samen met die [slachtoffer] de doucheruimte van die woning binnengegaan en voor die [slachtoffer] een situatie heeft gecreëerd waarin zij zich vervolgens niet, althans onvoldoende, tegen de seksuele handelingen en/of gemeenschap met hem, verdachte, kon en/of durfde te onttrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair Verkrachting, door twee of meer verenigde personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting gepleegd in vereniging. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer. Hij heeft, ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, seksuele handelingen met het slachtoffer verricht en daarbij onvoldoende rekening gehouden met de kwetsbare positie waarin het slachtoffer destijds verkeerde. Doordat verdachte dan wel medeverdachte het slachtoffer ook nog eens heeft gefilmd, is een nog grotere inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat dit soort feiten tot psychische schade kunnen leiden en dat de slachtoffers daarvan langdurig de gevolgen (kunnen) meedragen, is een feit van algemene bekendheid.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte - voor zover bij de Nederlandse autoriteiten bekend - niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
In verkrachtingszaken wordt als oriëntatiepunt voor een voltooide verkrachting een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden gehanteerd. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank echter rekening met het feit dat sprake is van het in vereniging plegen van het feit. Daarnaast weegt voor de rechtbank strafverzwarend mee dat verdachte misbruik heeft gemaakt van een kwetsbaar minderjarig slachtoffer dat was weggelopen uit een jeugdinstelling.
Gelet op voorgaande omstandigheden en het feit dat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - tot een bewezenverklaring van het primair ten last gelegde komt, acht de rechtbank een hogere strafoplegging dan gevorderd passend en geboden.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primaire ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.M. Spooren en
mr. S. van Gessel, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2021.