ECLI:NL:RBNNE:2021:1549

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
18/830271-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van afpersing en diefstal met geweld

Op 23 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afpersing in vereniging en diefstal met geweld. De zaak was aanhangig gemaakt door het openbaar ministerie, dat de verdachte ten laste legde dat hij samen met anderen de aangever had gedwongen tot het pinnen van geld en hem daarbij had bedreigd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. Tijdens de zitting op 9 april 2021 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.S. Slinkman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de ondersteunende getuigenverklaringen beoordeeld. De officier van justitie vond de verklaringen van de aangever betrouwbaar en eiste veroordeling. De verdediging betwistte de betrouwbaarheid van de verklaringen en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever niet voldoende werden ondersteund door andere bewijsmiddelen en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van het ten laste gelegde. De benadeelde partij, de aangever, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen achtte, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor beide partijen voor eigen rekening komen. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. O.J. Bosker, en de rechters mr. M.J.B. Holsink en mr. H.R. Bracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830271-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2019, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot
de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten 1000 euro en/of 2270,67 euro
en/of 400 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
een of meer geldbedragen, te weten 1000 euro en/of 2270,67 euro en/of 400
euro, en/of een laptop en/of een koptelefoon en/of een gitaar, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk
te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij geld moest pinnen, en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd dat hij/zij hem
en/of zijn familie, waaronder zijn moeder, vader en zusje zou/zouden afmaken
als hij niet mee zou werken, en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben gegrepen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij de verklaringen van aangever betrouwbaar acht en dat hij deze verklaringen als uitgangspunt neemt voor het bewijs. De verklaringen van aangever worden ondersteund door andere bewijsmiddelen zoals de getuigenverklaring van [getuige] , de getuigenverklaring van de vader van aangever en de uitkomsten van het financiële onderzoek waaruit volgt dat er op 19 december 2019 vanaf de verschillende betaal- en spaarrekeningen van aangever geldbedragen worden verschoven naar de betaalrekening van aangever en dat van die betaalrekening € 400,- wordt overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. Tot slot volgt uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte dat met het e-mailadres [e-mailadres] gemaild wordt met de bewindvoerder van verdachte over het bedrag dat van de rekening van aangever naar de rekening van verdachte is overgeschreven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de onbekend gebleven medeverdachten en verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat er onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de nodige vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de verklaringen die aangever heeft afgelegd. Zo is onduidelijk gebleven waarom de onbekende mannen bij aangever aan de deur zijn gekomen en is onduidelijk hoe zij wisten dat er bij aangever geld te halen viel. Aangever zou vervolgens zijn meegenomen naar een woning in Groningen. In de woning is niets gebeurd. De onbekende mannen hebben niets tegen aangever gezegd, ze zouden hem enkel in de woning hebben laten zitten. Ook is het vreemd dat aangever heeft verklaard dat hij bang was voor verdachte, terwijl hij meerdere kansen heeft gehad om te vluchten. Bovendien heeft verdachte twee klompvoeten waardoor aangever makkelijk had kunnen weglopen. Het roept vragen op dat aangever niet meer over deze punten heeft verklaard. Nu de bewijsconstructie van het openbaar ministerie enkel op aannames is gebaseerd, dient verdachte integraal te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat verdachte het tenlastegelegde ter terechtzitting heeft ontkend. Kort samengevat heeft verdachte verklaard dat hij, toen hij spullen kwam ophalen in zijn oude huis, twee onbekende mannen voor de deur van aangever heeft gezien, dat hij later die dag met die mannen en aangever mee is gereden naar Groningen en dat hij de volgende dag met aangever bij de bank is geweest. Hij ging zelf naar de bank om een adreswijziging door te geven. Toen hij met aangever bij café Knarie was, kwam de politie. Van de verklaring van aangever dat verdachte aanwezig zou zijn geweest bij een afpersing en/of diefstal met geweld waarbij verdachte de telefoon van aangever in zijn bezit zou hebben gehad klopt helemaal niets. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat aangever € 400,- op zijn rekening heeft gestort omdat aangevers pas niet werkte. Op vragen van de rechtbank hoe het kan dat verdachte een mail van de bank krijgt die gericht is aan aangever en hoe het kan dat verdachte gebeld is door een telefoonnummer waarvan aangever zegt dat het van één van de betrokken mannen was, heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet weet.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat deze door verdachte (eerst) ter terechtzitting afgelegde verklaringen vragen oproepen, leiden zij niet tot de conclusie dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Nu de verklaringen van aangever c.q. de rol van verdachte daarbij bovendien onvoldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte daarom integraal vrijspreken van het ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.900,51 ter vergoeding van materiële schade en € 7.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, toepassing van de hoofdelijkheidsclausule en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering ten aanzien van de ten onrechte overgemaakte/ afgegeven bedragen wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 2.204,67 met toepassing van de hoofdelijkheidsclausule. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overige materiële kosten te weten de reis- en verblijfkosten, huur aanhangwagen, vervanging gestolen spullen, dubbele maand huur, kosten voor slaapmedicatie en behandeling bij de psycholoog in rechtstreeks verband staan met de afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en kunnen worden toegewezen. Het smartengeld dient te worden gematigd tot een bedrag van € 5.000,-.
De toegekende bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en daarnaast dienst de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering nu hij vrijspraak heeft bepleit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde, waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan integraal vrij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2021.