ECLI:NL:RBNNE:2021:1543

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
18/840394-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met twee jaar

Op 22 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank behandelde een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar. De veroordeelde, geboren in 1995, verblijft momenteel in FCP Dr. S. van Mesdag en heeft een complexe psychiatrische achtergrond, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslaving aan alcohol en cannabis. Tijdens de zitting op 8 april 2021 waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw, de officier van justitie en een deskundige aanwezig. De rechtbank heeft de adviezen van gedragsdeskundigen en het behandelteam in overweging genomen, waaruit bleek dat de veroordeelde nog aan het begin van zijn behandeling staat en dat er een hoog recidiverisico is. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereisen dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, ondanks het verzoek van de raadsvrouw om dit met slechts één jaar te doen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840394-13
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 22 april 2021 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te FCP Dr. S. van Mesdag,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 april 2021, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, de officier van justitie mr. L.J. van der Heide en M. Meulenbeek, klinisch psycholoog en behandelcoördinator, als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 15 februari 2021 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
De rechtbank heeft voorts gelet op de adviezen die door de gedragsdeskundigen zijn opgemaakt in verband met de aanvraag voor een Langdurige Forensisch Psychiatrische Zorg (LFPZ) status voor veroordeelde. Deze rapporten zijn opgemaakt op respectievelijk 3 januari 2021 door H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, en 12 oktober 2020 door L.M.L. Thung, klinisch psycholoog, beiden niet verbonden aan de instelling waar de veroordeelde wordt verpleegd.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 1 april 2015 heeft het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, veroordeelde wegens verkrachting en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is aangevangen op 16 april 2015 en laatstelijk op 17 april 2019 verlengd met twee jaar.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Veroordeelde is tevens gediagnosticeerd met een stoornis in alcoholgebruik en cannabisgebruik. Veroordeelde heeft binnen de huidige maatregel vier verschillende behandelpogingen doorlopen in verschillende klinieken. Tijdens de eerste drie behandelpogingen is de behandeling niet van de grond gekomen en ontstond er een impasse. Het traject kenmerkt zich door veelvuldige (ernstige) incidenten, waarbij veroordeelde verbaal of fysiek agressief is.
Sinds 10 februari 2020 verblijft veroordeelde in de FPC Dr. S. van Mesdag op een Zeer Intensieve en Specialistische Zorg (ZISZ)-afdeling, gezien zijn geldende EVGB-status. Veroordeelde stelde zich in de eerste weken al meermalen fors dreigend op en uitte meerdere keren naar een longstayvoorziening te willen als de behandeling niet op zijn manier kon plaatsvinden. De kliniek schat het risico op (instrumentele) agressie hoog in en verwacht dat veroordeelde zal ontregelen bij een toename van de behandeldruk. Veroordeelde weigert medicamenteuze behandeling en gezien de instrumentele aard van de agressie wordt niet verwacht dat het gevaar met (dwang)medicatie kan worden verminderd. De kliniek acht het van belang dat de behandeldruk verlaagd wordt. Het huidige verblijf is met name gericht op agressieregulatie en het voorkomen van agressieve incidenten middels veiligheidsmaatregelen. In overleg met het ministerie is besloten om veroordeelde over te plaatsen naar FPZ Veldzicht alwaar veroordeelde een nieuwe behandelpoging aangeboden krijgt. De kliniek blijft, ondanks het advies van de rapporteurs, bij het standpunt dat er op dit moment geen andere indicatie is voor veroordeelde dan de indicatie voor Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LFPZ) om uitzicht te hebben op vooruitgang.
Het recidiverisico in het geval van een (voorwaardelijke) beëindiging van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging of bij beëindiging van het toezicht wordt als hoog ingeschat. Gezien de ernst van de problematiek en het recidiverisico adviseert de kliniek om de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.
Deskundige M. Meulenbeek heeft tijdens de terechtzitting van 8 april 2021 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Veroordeelde staat op de wachtlijst voor overplaatsing naar Veldzicht. Het is nog onduidelijk wanneer de overplaatsing daadwerkelijk kan plaatsvinden. Zodra veroordeelde is overgeplaatst, zal er na een jaar een zorgconferentie worden belegd. Er wordt in de huidige kliniek geen behandelpoging ondernomen, omdat er geen behandelperspectief wordt gezien door de kliniek. In feite staat veroordeelde nog aan het begin van zijn behandeling.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
Veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren op zichzelf aangewezen is, maar dat thans verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar dient plaats te vinden. Zo houdt veroordeelde perspectief en kan worden gemonitord of de volgende kliniek waar veroordeelde geplaatst zal worden de aanbevelingen van de deskundigen zal opvolgen. Het voorgaande is nodig, nu veroordeelde nog aan het begin van zijn behandeling staat, ondanks het feit dat hij reeds zes jaar heeft verbleven in verschillende tbs-klinieken, en de huidige tbs-kliniek de behandeling van veroordeelde onjuist heeft aangepakt en veroordeelde daardoor tekort is gedaan.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, waaronder de adviezen met betrekking tot de aanvraag van de LFPZ-status, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank overweegt daartoe dat de terbeschikkingstelling van veroordeelde in 2015 is aangevangen, tot op heden de behandeling niet van de grond is gekomen en er sinds de aanvang van de maatregel dus nauwelijks resultaten zijn geboekt. Veroordeelde staat nog steeds aan het begin van zijn behandeling en zal binnenkort daartoe worden overgeplaatst naar FPC Veldzicht. Het is de verwachting dat het behandel- en resocialisatietraject nog meerdere jaren in beslag zal nemen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de maatregel te verlengen met slechts één jaar, zoals door veroordeeldes raadsvrouw is bepleit. Voor het monitoren van de voortgang ziet de rechtbank gelet op de voorgeschiedenis en de inhoud van de adviezen geen aanleiding, omdat niet valt te verwachten dat zich op relatief korte termijn wezenlijke wijzigingen of omstandigheden zullen voordoen die de vooruitzichten over de benodigde duur van de maatregel zullen veranderen. De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. J. Van Bruggen en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2021.
Mr. Krijger is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.