ECLI:NL:RBNNE:2021:1514

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
18/840025-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor seksueel misbruik van twee minderjarige meisjes

Op 26 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige verdachte veroordeeld voor het seksueel misbruik van twee meisjes van zeven en negen jaar oud. De zaak kwam aan het licht na aangifte door de slachtoffers, die verklaarden dat de verdachte hen seksuele handelingen had opgedrongen en hen had blootgesteld aan pornografisch materiaal. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als gedetailleerd en consistent beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen niet voldoende steunbewijs boden voor een veroordeling. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, ondersteund door andere bewijsmiddelen, voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 184 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en kreeg daarnaast een taakstraf van 150 uren opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan diagnostiek en behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor zowel materiële als immateriële schade, en de in beslag genomen goederen, zoals de telefoon van de verdachte, werden teruggegeven. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die op jonge leeftijd ernstig zijn benadeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840025-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
12 februari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Fauser, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 13 februari 2020 te Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, (meermalen) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2010, die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het naar beneden trekken van de broek/onderkleding en/of het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of tong in de mond en/of in en/of tegen de vagina en/of het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of het betasten met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) van de vagina en/of de billen en/of het houden van een vibrator tegen de vagina/(onder)buik en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het in het bijzijn van die [slachtoffer 1] aftrekken door verdachte en/of het (met zijn naakte onderlichaam/ontblote penis) gaan liggen op die [slachtoffer 1] en/of het zoenen op de mond;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 13 februari 2020 te Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, (meermalen) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het naar beneden trekken van de broek/onderkleding en/of het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of het betasten met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) van de vagina en/of de billen en/of het houden van een vibrator tegen de vagina/(onder)buik en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het in het bijzijn van die [slachtoffer 1]
aftrekken door verdachte en/of het (met zijn naakte onderlichaam/ontblote penis) gaan liggen op die [slachtoffer 1] en/of het zoenen op de mond;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 13 februari 2020 te Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, (meermalen) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen (telkens) de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het naar beneden trekken van de broek/onderkleding en/of het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of tong in de mond en/of in en/of tegen de vagina en/of het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of het betasten met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) van de vagina en/of de billen en/of het houden van een vibrator tegen de vagina/(onder)buik en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het in het bijzijn van die [slachtoffer 2] aftrekken door verdachte en/of het (met zijn naakte onderlichaam/ontblote penis) gaan liggen op die [slachtoffer 2] en/of het zoenen op de mond;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 13 februari 2020 te Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, (meermalen) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen (telkens) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het naar beneden trekken van de broek/onderkleding en/of het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of het betasten met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) van de vagina en/of de billen en/of het houden van een vibrator tegen de vagina/(onder)buik en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of het in het bijzijn van die [slachtoffer 2] aftrekken door verdachte en/of het (met zijn naakte onderlichaam/ontblote penis) gaan liggen op die [slachtoffer 2] en/of het zoenen op de mond;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 13 februari 2020 te Winsum, (althans) in de gemeente Het Hogeland, althans in Nederland, (meermalen)(telkens) (een) afbeelding(en) en/of filmpje(s), een voorwerp en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende (een) afbeelding(en) en/of filmpje(s) waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft verstrekt, aangeboden en/of vertoond aan de minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2010) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2012), van wie hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was/waren dan zestien jaar, hebbende verdachte (telkens) met behulp van (een) mobiele telefoon(s) en/of laptop, althans van digitale apparatuur, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (een) filmpje(s) en/of afbeelding(en) verstrekt, aangeboden en/of vertoond, waarop naakte (volwassen) personen (mannen en/of vrouwen) zichtbaar waren die seksuele handelingen verrichten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] niet kan dienen als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] heeft niet uit zichzelf over het misbruik verklaard. Haar ouders hebben haar concreet bevraagd. [slachtoffer 2] heeft niet of niet duidelijk antwoord gegeven op de vragen van de politie. In haar verklaring staat niet veel concreets over eventueel misbruik. Dit staat in schril contrast met de gedetailleerde verklaring van haar zus [slachtoffer 1] . Uit het dossier blijkt verder dat de zusjes voorafgaand aan hun verklaring bij de politie meerdere malen onderling hebben gepraat over wat er gebeurd zou zijn.
Voor de verklaring van [slachtoffer 1] geldt dat deze niet past bij de overige beschikbare informatie in het dossier. Zo heeft [slachtoffer 1] niet verklaard over de hoogslaper van verdachte. Daarbij komt dat de hele woon- en leefsituatie in het huis van verdachte het misbruik niet of nauwelijks mogelijk maakte. Dat kwam door de constante aanwezigheid van anderen, de gehorigheid in de woning en het directe zicht op de kamer en het bed van verdachte. Ten gevolge van de regels die werden gehanteerd bij de kinderopvang liet men de deuren open staan wanneer een gastkind met een gezinslid alleen in een ruimte was. Verder blijkt uit onderzoek dat verdachte nauwelijks naar porno keek op het moment dat de slachtoffers bij hem thuis waren. Tot slot is de vibrator die [slachtoffer 1] heeft beschreven nooit aangetroffen in de woning van verdachte.
Wanneer het tonen van de seksfilmpjes heeft plaatsgevonden, moet er rekening gehouden worden met het scenario dat [slachtoffer 1] niet meer naar pornofilmpjes wilde kijken en daarom heeft verklaard dat verdachte haar seksueel misbruikte. De seksuele handelingen waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard zou zij dan hebben gezien op de pornofilmpjes.
Mocht de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen verklaren, dan zijn deze feiten op zijn vroegst te bewijzen vanaf september 2019 gelet op de informatie over het stapelbed, het maken van huiswerk (dat verdachte in die tijd meestal beneden in de huiskamer deed vanwege zijn dyslexie) en de uitkomsten van het onderzoek aan de telefoon van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 12 februari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik woon aan de [adres] in Winsum. Vanaf 2016/2017 kwamen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op mijn kamer. Vanaf ongeveer vijf weken voor mijn aanhouding kwam alleen [slachtoffer 2] nog op mijn kamer. De deur van mijn slaapkamer stond niet altijd open. Ik heb een hele tijd een hoogslaper gehad. Toen dat bed wegging sliep ik zes maanden op een matras op de grond. Daarna kreeg ik een gewoon bed. Op mijn telefoon kan ik ook op het internet op een beveiligde stand, dit is dan in een apart tabblad. Bij het openen van een nieuw tabblad kom je in een beveiligd tabblad en dan vraagt hij om een verificatie en dan gebruikte ik een bepaald patroon. In dit tabblad kijk ik porno, zo kunnen mijn ouders niet zien dat ik op die site ben geweest. Als ik met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achter mijn bureau zat, dan zaten ze soms ieder op een eigen stoel maar ook soms allebei op een been van mij.
2. De door getuige [naam] afgelegde verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris op 10 december 2020:
[verdachte] had tot mei 2018 een hoogslaper.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 februari 2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier met nummer 2020042571 d.d. 14 juni 2020, inhoudende als verklaring van [naam] :
[slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] erg handtastelijk was bij haar en [slachtoffer 2] en dat ze vieze filmpjes moest kijken. Ze vertelde dat hij op hen kwam liggen, hun broek naar beneden deed, ze moesten aan de penis zitten en hij was handtastelijk bij hun vagina. Hij kwam met een trillend apparaat bij hun plasser. Die had hij gepakt van zijn ouders en ze mochten niets zeggen. Het gebeurde op zijn slaapkamer. [slachtoffer 1] zei dat de filmpjes gingen over blote mannen en vrouwen die bezig waren. [slachtoffer 2] vertelde dat ze filmpjes moest kijken met blote mensen erop. Ze zei dat [verdachte] haar broek naar beneden deed en dat hij dan aan haar ging zitten. [slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] met zijn vingers in haar plasser wilde. Ze vertelde dat zij ook aan zijn piemel moest zitten. [slachtoffer 1] zei dat [verdachte] met zijn handen aan haar zat, maar ook met een trillend apparaat. Dit zei ze uit zichzelf. Hij zou het apparaat van de kamer van zijn ouders hebben gepakt. Ze zei dat het tegelijk met [slachtoffer 2] was maar ook apart van elkaar.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 27 februari 2020, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant(en):
Op 20 februari 2020 hoorden verbalisanten als getuige: [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2012. Van dit verhoor werden audiovisuele opnamen gemaakt in een daarvoor bestemde ruimte. Dit verhoor is op een later tijdstip uitgewerkt door bevoegd schrijftolk Esther Wedda.
[verdachte] liet ons boven wel rare filmpjes zien. Dat gebeurde niet één keer maar veel vaker, op zijn kamer. Eerst liet hij die filmpjes heel vaak aan [slachtoffer 1] en mij zien en daarna alleen aan mij. Als hij dingen deed dan waren wij op zijn bed. Als hij dingen met mij doet dan ben ik op het bed en dan staat [slachtoffer 1] hier. [verdachte] zit dan ook op het bed. Als we zitten moeten we allemaal dingen zitten doen en soms moeten we ook die filmpjes kijken. Op die filmpjes zien we dan dat sommige mensen zich uitkleden. Die filmpjes zien wij dan op de telefoon van [verdachte] . Die filmpjes hebben we vaker gezien. [verdachte] zegt dat wij dingen moeten doen die we niet leuk vinden, maar dan moet het toch. Dan doen wij die dingen terwijl wij dat helemaal niet willen. Die dingen die gebeurden waren niet leuk en die hadden te maken met die filmpjes. Wij gingen ons soms uitkleden. Dat was het idee van [verdachte] . Hij zei dan dat we ons moesten uitkleden terwijl wij dat niet wilden. Soms deed [verdachte] zijn kleren ook uit en soms niet. Hij deed dan zijn shirt uit en [slachtoffer 1] deed ook haar shirt uit. En als wij ons shirt uit hebben dan moet [verdachte] iets opzoeken op zijn bureau. En met wat hij gevonden heeft gaat hij dan iets met ons doen, maar ik weet niet meer wat. Hij doet dat dan bij [slachtoffer 1] en soms ook bij mij. Dat zijn dan dezelfde dingen. Als ik alleen met [verdachte] was dan ging ik eerst een spelletje doen en dan gingen we het filmpje doen. En als we [naam] hoorden gingen we gauw weer het spelletje doen. Dat is helemaal niet leuk, we moeten snel snel zijn.
Afgelopen dinsdag was het de laatste keer. We gingen toen ook weer dezelfde filmpjes kijken zoals we bijna altijd keken. [verdachte] houdt dan zijn telefoon vast en dan moeten we die films kijken terwijl ik dat helemaal niet leuk vind. En af en toe mocht ik dan een filmpje kijken of een spelletje doen op de grote laptop. Met dat ding dat hij dan zocht deed hij dingen onder mijn trui, maar die heb ik dan uit. Het was op mijn buik. Dat ding dat [verdachte] uit zijn bureau pakt heeft een ovalen vorm. Hij is groter dan als ik hem getekend heb. [verdachte] ging heen en weer met dat ding op mijn buik. Ik denk naast mijn navel. Hij heeft dat ding vaker gebruikt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 27 februari 2020, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant(en):
Op 20 februari 2020 hoorden verbalisanten als getuige: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2010. Van dit verhoor werden audiovisuele opnamen gemaakt in een daarvoor bestemde ruimte. Dit verhoor is op een later tijdstip uitgewerkt door bevoegd schrijftolk Esther Wedda.
Ik ben negen. Hij ging heel vaak onze broek naar beneden doen. Wij moesten aan zijn piemel zitten. Hij deed zijn broek naar beneden en ging dan een soort van op mij liggen. [verdachte] zei dat we nu normaal gingen doen, maar dan ging die dat dus niet doen en dan moesten we toch nog seksfilmpjes kijken. Hij heeft vaak mijn broek naar beneden gedaan en hij deed zijn broek ook naar beneden. Zo moesten wij aan zijn piemel zitten. Het gebeurde elke keer op zijn kamer. Drie of twee weken geleden was de laatste keer. Het is vaker gebeurd dat hij de broek van [slachtoffer 2] naar beneden deed. Ik denk net zoveel als mij. Drie of vier of vijf keer. Als wij boven film aan het kijken waren dan deed hij die broek gewoon zelf bij ons tegelijk naar beneden. Het gebeurde op de kamer van [verdachte] . De laatste keer dat het bij [slachtoffer 2] gebeurd was, was ook de laatste keer van mij. Ik heb vaker aan zijn piemel moeten zitten. Dan ging hij zijn broek ook naar beneden doen. Vier weken geleden was het de laatste keer dat ik aan de piemel van [verdachte] moest komen. [slachtoffer 2] moest ook heel vaak aan de piemel van [verdachte] zitten. Ook op de kamer van [naam] en [naam] ging [verdachte] op mij liggen. Dat gebeurde vaker. Bij [slachtoffer 2] kwam hij een keer op haar liggen. Bijna elke keer als wij naar boven moesten gingen wij seksfilmpjes kijken. Ook [slachtoffer 2] heeft vaker naar seksfilmpjes moeten kijken. Wij gingen even een stukje van de film kijken en toen ging hij gelijk onze broek naar beneden doen. Hij ging toen aan onze plasser zitten. We keken meestal een film bij zijn bureau met een stoel. En dan moeten [slachtoffer 2] en ik samen op bed gaan liggen. En dan gaat hij op ons liggen. Als hij dan op mij ligt moet ik mijn benen een beetje wijd doen. Meestal moet de piemel dan in mijn plasser. Ik weet dat de piemel in de plasser moet omdat [verdachte] dat zegt. Hij zegt dat ik mijn benen wijd moet doen en dan gaat hij op mij liggen met de piemel. Hij raakt ook met zijn handen mijn plasser aan. Hij gaat dan met zijn vinger erbij langs. En meestal als wij een film kijken dan gaat hij met zijn hand erbij en dan doe ik zijn hand weg. En als ik dan naar beneden ga dan zegt hij dat ik niets mag zeggen.
Hij gaat met zijn vingers in mijn plasser. En hij gaat dan een beetje heen en weer. Hij legt de piemel op mijn plasser en duwt die een beetje en dat doet best veel pijn. Hij ging zelf met zijn hand heen en weer over de piemel. En dan krijg je een beetje vocht eruit. En dan zegt hij dat ik wel moet kijken. Dat vocht ziet er wit en een beetje doorzichtig uit. Als dat eruit komt dan stopt die met heen en weer doen. Hij zegt dat zijn piemel in mijn gaatje moet. En als hij dan met zijn piemel in mijn gaatje wil dan is [slachtoffer 2] wel bij ons, maar meestal is ze dan naar de wc. Eerst ging het gewoon tussen [verdachte] en mij en daarna zei [verdachte] dat [slachtoffer 2] ook mee moest doen. Bij [slachtoffer 2] doet hij hetzelfde als bij mij. Ook met zijn vingers en met zijn piemel. Nou je zag gewoon dat hij met zijn vingers bij [slachtoffer 2] zijn plasser is, en met zijn piemel. Je ziet het gewoon heel erg goed. En elke keer als we dan een deur horen of zo, of we horen een trap, dan gaan we meteen stoppen.
Wij moeten ook met hem zoenen. Dan gaat hij meestal met zijn tong in mijn mond en gaat hij rondjes draaien. Hij ging zelf zijn piemel heen en weer doen en hij vindt dat bij zichzelf best lekker. Dat weet ik omdat hij dan helemaal rare geluidjes maakt. En als het witte vocht eruit komt, dan stopt hij met heen en weer doen.
Als wij de filmpjes kijken zegt [verdachte] dat wij dat na moeten doen. Wij kijken die filmpjes op een verborgen app waar [verdachte] op kan. [naam] en [naam] kunnen dat niet zien. Ik weet dat het een verborgen app is omdat hij een speciale code of zoiets moet intypen. We kijken het op zijn telefoon en ook wel op de computer op zijn kamer.
De vinger van [verdachte] ging in mijn plasser. Hij ging eigenlijk gewoon een beetje erop en dan heen en weer. Hij ging een beetje tussen die flappertjes. De gordijnen zijn dicht en de deur is dicht. Wij moeten meestal zijn billen aanraken. Hij zegt dan dat wij die billen moeten aanraken en we moeten er in knijpen. Hij ging ook in onze billen knijpen en hij ging er ook vaak op slaan.
Hij heeft ook wel eens aan ons gezeten met een trilpiel, een neppiemel van [naam] en [naam] . Hij zat daar met dat ding aan onze plasser en dan zette hij die trilling aan. [verdachte] zei dat niemand mocht weten dat wij dat ding gebruikten. Hij was een beetje roze met rare aders eraan. Er zaten ongeveer vijf van die rare stekels/dingetjes aan. De stekels zijn een beetje paars blauw. En dan legt hij die op onze plasser tussen de schaamlippen. Die neppiemel trilt en dan zegt [verdachte] dat het lekker voelt. Ik zag dat hij dat ook bij [slachtoffer 2] deed. Als we dat deden dan lag ik met mijn benen wijd op mijn rug. [verdachte] zei dan dat hij dat ding boven ging pakken. Wij moesten van [verdachte] ook de piemel in de mond doen. Met onze handen moesten we er gewoon aanzitten en moesten we hem heen en weer doen, wat [verdachte] ook bij zichzelf deed. Ik heb een keer op zijn kamer zijn piemel in mijn mond gedaan. Ik ging op mijn knieën en moest het zo doen. Ik zei dat het heel vies was. Ik proefde een beetje plas. [slachtoffer 2] moest hetzelfde doen als ik. Dat was dezelfde keer als dat ik het moest doen. [slachtoffer 2] vond het ook niet leuk en ze moest het ook doen. Alle dingen die [verdachte] bij mij heeft gedaan, heeft hij ook bij [slachtoffer 2] gedaan.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het hem ten laste gelegde. De rechtbank ziet zich daardoor voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende steunbewijs biedt aan de verklaring van [slachtoffer 1] voor een bewezenverklaring.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter immers niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De verklaring van [slachtoffer 1] , die ten tijde van het aan het licht komen van het seksueel misbruik nog maar negen jaar was, is waar het gaat om het seksueel misbruik en het kijken naar pornofilmpjes op punten zeer gedetailleerd. Zo verklaart zij dat verdachte een speciale code op zijn telefoon moest intypen voorafgaand aan het kijken van pornofilmpjes. Ten aanzien van het seksueel misbruik verklaart zij onder meer over de smaak van de penis van verdachte toen zij deze in haar mond moest nemen, over wat zij waarnam wanneer verdachte zichzelf aftrok, over de uiterlijke kenmerken van sperma en over de pijn die zij voelde wanneer verdachte met zijn penis bij haar probeerde binnen te dringen. De rechtbank kan voor het benoemen van dit soort details door dit jonge meisje geen andere verklaring bedenken dan dat zij hierover uit eigen ervaring spreekt.
Dat [slachtoffer 1] deze seksuele handelingen alleen op pornofilmpjes zou hebben gezien en niet zelf zou hebben meegemaakt, zoals de verdediging heeft gesuggereerd, volgt de rechtbank dan ook niet.
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van haar zusje, [slachtoffer 2] . Met de verdediging constateert de rechtbank dat [slachtoffer 2] minder gedetailleerd en specifiek over seksuele handelingen heeft verklaard dan [slachtoffer 1] . Toch heeft ook zij naar het oordeel van de rechtbank, gelet ook op haar leeftijd, voldoende specifiek en gedetailleerd verklaard over het kijken naar pornofilmpjes en over seksuele handelingen. Haar verklaring sluit nauw aan bij die van [slachtoffer 1] . Zo verklaart ook [slachtoffer 2] over het kijken naar pornofilmpjes. Daarnaast verklaart ze dat zij, [slachtoffer 1] en verdachte soms hun (boven)kleding uithadden en dat verdachte een (trillend) voorwerp op haar onderlichaam legde. Er gebeurden volgens haar dingen die niet leuk waren en die te maken hadden met die filmpjes.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komen bovendien niet alleen onderling op specifieke en essentiële punten met elkaar overeen, maar vinden op essentiële punten ook bevestiging in de verklaring van verdachte zelf. Zo heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geregeld aan het einde van de middag op zijn slaapkamer kwamen om filmpjes te kijken of een spelletje te doen. Verder heeft verdachte [slachtoffer 1] ’s verklaring bevestigd dat eerst beide meisjes filmpjes op zijn kamer kwamen kijken en in de laatste weken alleen nog [slachtoffer 2] . Ook heeft verdachte verklaard dat hij porno keek op zijn telefoon in een zogenaamde ‘geheime stand’. Om op die manier naar porno te kijken moest hij een speciale code intypen.
De mogelijkheid dat het een verzonnen verhaal betreft en dat de zusjes het bestaan van diverse seksuele handelingen elders hebben opgepikt, zoals verdachte ter zitting naar voren heeft gebracht, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet uit het dossier en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Zo heeft de vader van de zusjes verklaard dat filmpjes op YouTube die niet geschikt waren voor jonge kinderen thuis werden afgeschermd.
Ook het verweer van de verdediging dat de hele woon- en leefsituatie in het huis van verdachte het misbruik niet of nauwelijks mogelijk maakte verwerpt de rechtbank. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de deur van zijn slaapkamer niet altijd openstond. Daarnaast blijkt dat de huisgenoten van verdachte niet altijd zicht hebben gehad op wat zich op de kamer van verdachte afspeelde als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daar aanwezig waren. Dit, terwijl beide meisjes verklaren dat alles snel moest en dat wanneer er geluiden werden gehoord (deur, trap) ze stopten met wat ze aan het doen waren. Dat de vibrator die [slachtoffer 1] heeft omschreven niet in beslag is genomen maakt niet dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet klopt, alleen al vanwege het feit dat er geen doorzoeking in de woning van verdachte heeft plaatsgevonden.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte meermalen handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die beiden op dat moment de leeftijd van 12 jaar nog niet hadden bereikt. Tevens acht de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelegd.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat van seksueel misbruik in ieder geval sprake was vanaf het moment dat verdachte zijn huidige bed heeft gekregen; dat was zes maanden nadat verdachte zijn hoogslaper had weggedaan en dus rond november 2018.
De rechtbank zal de bewezenverklaring daarom beperken tot de periode van 1 november 2018 tot en met 13 februari 2020.
De rechtbank kan niet vaststellen hoe vaak het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, maar het heeft in ieder geval meermalen plaatsgevonden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2018 tot en met 13 februari 2020 te Winsum meermalen met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2010, die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het naar beneden trekken van de broek/onderkleding en het brengen van zijn, verdachtes, penis en tong in de mond en/of in en tegen de vagina en het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en het betasten met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) van de vagina en de billen en het houden van een vibrator tegen de vagina/(onder)buik en het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en het in het bijzijn van die [slachtoffer 1] aftrekken door verdachte en het met zijn naakte onderlichaam/ontblote penis gaan liggen op die [slachtoffer 1] en het zoenen op de mond;
2.
hij in de periode van 1 november 2018 tot en met 13 februari 2020 te Winsum, meermalen met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2012, die toen telkens de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten het naar beneden trekken van de broek/onderkleding en het brengen van zijn, verdachtes, penis en tong in de mond en/of in en tegen de vagina en het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en het betasten met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) van de vagina en de billen en het houden van een vibrator tegen de vagina/(onder)buik en het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en het in het bijzijn van die [slachtoffer 2] aftrekken door verdachte en het met zijn naakte onderlichaam/ontblote penis gaan liggen op die [slachtoffer 2] en het zoenen op de mond;
3.
hij in de periode van 1 november 2018 tot en met 13 februari 2020 te Winsum telkens een gegevensdrager, bevattende filmpjes waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan de minderjarige [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2010) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2012), van wie hij telkens wist dat deze jonger waren dan zestien jaar, hebbende verdachte telkens met behulp van een mobiele telefoon en/of laptop, die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] filmpjes vertoond, waarop naakte personen zichtbaar waren die seksuele handelingen verrichten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1 primair. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen, die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;

2 primair. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen, die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;

3. een gegevensdrager, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van 16 jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan 16 jaar, meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair,
2 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 184 dagen met aftrek waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk deel van deze straf moet de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geadviseerd, te weten begeleiding door de jeugdreclassering en meewerken aan diagnostiek en, indien geïndiceerd, behandeling door Accare/FJP. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd conform het advies van de Raad. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 150 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zich in het geval van een veroordeling kan vinden in het advies van de Raad. Zij heeft de rechtbank verzocht om eventuele bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Mocht verdachte in hoger beroep gaan tegen het vonnis van de rechtbank, dan heeft het geen zin om een (nog altijd) ontkennende verdachte mee te laten werken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling door een psychiater.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 november 2018 tot en met 13 februari 2020 schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van seksueel misbruik ten aanzien van twee zusjes. Toen het misbruik aan het licht kwam, waren de slachtoffers zeven en negen jaar oud. Zij kwamen van jongs af aan bij verdachte over de vloer, omdat de moeder van verdachte hun gastouder was. De slachtoffers kwamen tijdens de oppasuren geregeld bij verdachte op zijn slaapkamer. Naast het kijken van gewone filmpjes en het doen van spelletjes keek verdachte ook samen met de slachtoffers naar pornofilmpjes. Ook verrichtte verdachte dan seksuele handelingen met hen, die onder andere bestonden uit tongzoenen, het seksueel binnendringen met de penis of de vingers van verdachte bij de slachtoffers en het leggen van een vibrator op hun onderlichaam.
Verdachte heeft door zo te handelen ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later zeer nadelige, psychische gevolgen (kunnen) ondervinden. Tot slot heeft verdachte het gevoel van veiligheid van de slachtoffers aangetast. Jonge kinderen die in een gastoudergezin worden opgevangen moeten zich daar bij uitstek veilig kunnen voelen. Hiermee hangt samen dat hij het vertrouwen van de ouders van de slachtoffers, die in de veronderstelling waren dat zij hun kinderen op een veilig adres hadden ondergebracht, ernstig heeft beschaamd.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid kunnen of willen nemen voor zijn schadelijke gedrag. Hoewel dit voor de slachtoffers en voor hun ouders mogelijk voelt als ‘natrappen’, rekent de rechtbank dit verdachte niet aan. De rechtbank kan zich namelijk niet aan de indruk onttrekken dat de steun die verdachte binnen het gezin voor zijn ontkenning krijgt in de weg staat aan het opbiechten van de waarheid.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank zal ook rekening houden met het feit dat ook verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten minderjarig was.
Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze blijken uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 februari 2021 en hetgeen ter terechtzitting is besproken. Hieruit blijkt dat er - los van de ten laste gelegde feiten - weinig zorgen zijn over verdachte. Mocht de rechtbank de feiten bewezen verklaren, dan acht de Raad het van groot belang dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij Accare/FJP en dat hij zich laat begeleiden door de jeugdreclassering. De Raad heeft ook geadviseerd om de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, een passende afdoening. Aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd. Die voorwaarden houden een verplicht contact met de jeugdreclassering en diagnostiek en eventuele behandeling bij Accare/FJP in.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarom zal de rechtbank bevelen dat het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarde bevelen die ziet op diagnostiek en behandeling bij Accare/FJP, omdat de rechtbank daarvan de toegevoegde waarde niet ziet. Naar het oordeel van de rechtbank is het zinvol dat verdachte pas wordt gediagnosticeerd en behandeld wanneer er sprake is van een onherroepelijke veroordeling.

Inbeslaggenomen goederen

Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de inbeslaggenomen Samsung telefoon van verdachte niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De telefoon is niet van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoon en laptop moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 318,14 ter zake van materiële schade en € 12.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 318,14 ter zake van materiële schade en € 12.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat bij beide vorderingen de materiële schade voor de helft wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. De gijzeling moet op nihil gesteld worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vorderingen moeten worden gematigd, omdat er sprake is van een kortere pleegperiode en het misbruik zich niet frequent heeft voorgedaan. De gijzeling moet op nihil gesteld worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2020. De rechtbank zal de materiële schade bij beide vorderingen voor de helft toewijzen, gelet op de toelichting van de advocaat van de slachtoffers ter zitting.
De rechtbank wijst het overige deel van de gevorderde materiële schade af.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de gijzeling op nihil moet worden gesteld.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 240a en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 184 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende en door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te Groningen te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht.
2. dat de veroordeelde mee moet werken aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling door Accare FJP, voor zover en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat
het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclasseringdadelijk uitvoerbaar is.

een werkstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/840025-20, feit 1 primair en feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 12.659,07(zegge: twaalfduizend zeshonderdennegenenvijftig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] te betalen een bedrag van
€ 12.659,07(zegge: twaalfduizend zeshonderdennegenenvijftig euro en zeven eurocent). Dit bedrag bestaat uit € 159,07 aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Ten aanzien van 18/840025-20, feit 2 primair en feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 12.659,07(zegge: twaalfduizend zeshonderdennegenenvijftig euro en zeven eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van
€ 12.659,07(zegge: twaalfduizend zeshonderdennegenenvijftig euro en zeven eurocent). Dit bedrag bestaat uit € 159,07 aan materiële schade en € 12.500,-aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Samsung telefoon en laptop.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.J.B. Holsink en mr. R. Baluah, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2021.
Mr. J.V. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.