ECLI:NL:RBNNE:2021:1483

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
18/720059-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie verdachten voor heling van horloges na woninginbraak

Op 6 april 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden drie verdachten veroordeeld voor heling van horloges. De zaak kwam voort uit een woninginbraak in april 2017 in Grou, waarbij onder andere 45 Locosys GW60 horloges werden gestolen. De horloges werden in augustus 2017 te koop aangeboden via Facebook en Marktplaats. Eén van de verdachten verklaarde dat zij de horloges van haar vriend had gekregen om te verkopen, terwijl haar vader haar hielp bij de verkoop. De rechtbank sprak de vriend vrij van de inbraak, maar veroordeelde de drie verdachten voor heling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de horloges van misdrijf afkomstig waren, en legde hen een voorwaardelijke taakstraf op met een proeftijd van één jaar. De rechtbank weigerde de vorderingen van de benadeelde partijen, omdat er onvoldoende verband was tussen het handelen van de verdachte en de gevorderde schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720059-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2017 tot en met 29 augustus 2017, althans in of omstreeks de maand augustus 2017, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, en/of (elders) in Nederland,
een of meerdere goed(eren), te weten 5, althans een aantal, horloges (van het merk Locosys, type GW60) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de ten laste gelegde opzetheling. Ten aanzien van de ten laste gelegde schuldheling heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte als ervaren verkoper op Markplaats niet aan zijn onderzoekplicht heeft voldaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de horloges van [benadeelde partij 1] heeft gekregen ter vereffening van een schuld. De raadsman wijst daarbij op de verklaring te zitting van de getuige [getuige] , die deze lezing van [medeverdachte 1] ondersteunt. De verklaring van de getuige [benadeelde partij 1] moet volgens de raadsman als ongeloofwaardig dan wel onbetrouwbaar opzij worden geschoven. De verklaring van [benadeelde partij 1] strookt immers niet met wat zijn vader in de aangifte verklaart over waar [benadeelde partij 1] die bewuste dag was en wat hij deed. Verder vindt de raadsman het vreemd dat pas na een paar weken aangifte wordt gedaan van de diefstal van de bankpassen die plaatsvond tijdens de zelfde inbraak waar ook de horloges zouden zijn weggenomen terwijl de vader in zijn aangifte uiterst nauwkeurig en specifiek is geweest over de goederen die volgens hem zijn buitgemaakt. Daarbij komt, aldus de raadsman, dat er geen goed onderzoek is verricht naar de inbraak en dat het bijzonder is dat de inbraak zich alleen heeft beperkt tot de kantoorruimte. Nu niet zonder meer vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van een inbraak, kan niet worden vastgesteld dat de horloges afkomstig waren van een misdrijf. Voor zover de rechtbank ervan uitgaat dat er wel een inbraak is gepleegd, dient vastgesteld te worden dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de horloges van misdrijf afkomstig waren. Verdachte was hiervan niet op de hoogte zodat de tenlastegelegde opzetheling niet bewezen verklaard kan worden. Verdachte kreeg van zijn dochter het verzoek een aantal horloges te verkopen. Hij wist niet om hoeveel horloges het ging. Verdachte wilde zijn dochter een gunst verlenen. Niet blijkt dat verdachte met grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld. Hij had het anders moeten zien, maar dat is onvoldoende om tot een bewezenver- klaring van schuldheling te kunnen komen. Verdachte moet daarom van zowel de opzetheling als de schuldheling worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank [1]
Zijn de horloges afkomstig van misdrijf?
Op 9 april 2017 doet [benadeelde partij 2] aangifte [2] van diefstal uit het kantoorgedeelte van zijn woning aan [adres 1] in Grou. De diefstal is gepleegd tussen 8 april 2017 19.50 uur en 9 april 2017 13.20 uur. Weggenomen zijn (onder meer) 45 Locosys GW60 horloges. Aangever verstrekt bij zijn aangifte ook de serienummers van de weggenomen horloges [3] .
Op 20 augustus 2017 meldt [4] aangever dat hij op Facebook op de groep " [naam groep] " heeft gezien dat sinds 19 augustus 2017 één van zijn gestolen horloges te koop wordt aangeboden door iemand genaamd [medeverdachte 2] . Aangever heeft geconstateerd dat het serienummer op één van de bij de advertentie geplaatste foto’s overeenkomt met het serienummer van één van de gestolen horloges. Verder meldt aangever dat ook op Marktplaats door een persoon die zich " [bijnaam] " noemt drie gestolen horloges te koop worden aangeboden. Beide adverteerders gebruiken dezelfde tekst voor hun advertentie. Op 23 augustus 2017 meldt aangever [5] dat op Marktplaats nog twee horloges van het merk Locosys GW60 te koop worden aangeboden door ' [naam 2] uit Sappemeer'. Wederom wordt dezelfde advertentietekst gebruikt [6] .
Vervolgens is met machtiging van de officier van justitie overgegaan tot drie afzonderlijke pseudokopen [7] , waarbij tweemaal (op 23 en 28 augustus 2017) een horloge werd gekocht van medeverdachte [medeverdachte 2] en eenmaal (op 29 augustus 2017) van verdachte. Deze horloges bleken alle drie afkomstig uit de serie horloges die buit waren gemaakt bij de inbraak waarvan [benadeelde partij 2] aangifte had gedaan.
Verdachte is direct na de pseudokoop door de politie aangehouden. Tijdens zijn verhoor [8] verklaarde hij dat hij de horloges op verzoek van zijn dochter (medeverdachte [medeverdachte 2] ) via Marktplaats verkocht omdat haar vriend, medeverdachte [medeverdachte 1] , volgens haar hierin een handeltje had.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie [9] ontkend dat hij de inbraak heeft gepleegd, maar heeft niets verklaard over de herkomst van de horloges.
Getuige [getuige] heeft tijdens de behandeling ter zitting verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] de horloges van [benadeelde partij 1] , een zoon van aangever, heeft gekregen. Hij heeft verklaard dat hij op 8 april 2017 in de namiddag samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 3] bij [benadeelde partij 1] thuis is geweest. Dat zou op uitnodiging van [benadeelde partij 1] zijn geweest. [benadeelde partij 1] had bij medeverdachte [medeverdachte 1] een schuld van ongeveer € 1.000,00. Omdat [benadeelde partij 1] geen geld had om zijn schuld af te betalen, heeft hij medeverdachte [medeverdachte 1] een partij horloges aangeboden waarvan hij zei dat die van hem waren. Daarbij zou [benadeelde partij 1] hebben aangeboden om de horloges weer terug te nemen voor het geval [medeverdachte 1] er niet in zou slagen de horloges te verkopen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de horloges aangenomen en ze zijn weggegaan.
De raadsman van verdachte heeft, met name gelet op de verklaring van getuige [getuige] , betoogd dat de horloges niet van misdrijf afkomstig zijn en dat daarom van heling geen sprake kan zijn.
Volgens vaste jurisprudentie [10] , heeft als uitgangspunt te gelden dat als de verdediging het tenlastegelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen, die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechter die aangedragen alternatieve gang van zaken zal moeten weerleggen als hij toch tot een bewezenverklaring komt. Die weerlegging kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing uitsluiten. Zo'n weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden dan wel dat de lezing van de verdediging als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdediging zo onwaarschijnlijk is, dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
De rechtbank zal beoordelen of het aangevoerde alternatieve scenario dat de horloges zijn verkregen ter vereffening van een schuld, aannemelijk is geworden.
De rechtbank overweegt daartoe onder meer dat het door de raadsman geschetste (alternatieve) scenario enkel wordt onderbouwd met de voor het eerst op de zitting afgelegde getuigenverklaring van [getuige] .
Uitgaande van dit alternatieve scenario zou [benadeelde partij 1] zijn eigen vader hebben bestolen en zou hij aan medeverdachte [medeverdachte 1] vrijwillig een partij horloges hebben gegeven, waarvan [benadeelde partij 1] wist dat de waarde circa € 9.000,00 is, terwijl de schuld die [benadeelde partij 1] bij medeverdachte [medeverdachte 1] zou hebben gehad ongeveer € 1.000,00 zou bedragen. Vervolgens zou [benadeelde partij 1] een inbraak in scène hebben gezet waarbij hij forse schade aan de woning van zijn ouders zou hebben toegebracht. In plaats van het weggooien van de bankpassen, wat voor de hand zou hebben gelegen, zouden in het door verdediging geschetste scenario de bankpassen door toedoen van [benadeelde partij 1] in handen zijn gekomen van personen in het RIBW in Twente die ze vervolgens hebben misbruikt [11] .
[benadeelde partij 1] is eveneens ter zitting als getuige onder ede gehoord. Hij heeft (onder meer) ontkend dat hij een schuld bij medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gehad en dat hij de horloges aan [medeverdachte 1] heeft gegeven.
Tijdens zijn verhoren door de politie gedurende zijn inverzekeringstelling van drie dagen heeft [medeverdachte 1] , die volgens eigen zeggen volledig onschuldig zou zijn, de naam van [benadeelde partij 1] niet één keer genoemd, terwijl hij ter zake van andere, minstens even zware strafbare feiten waarbij hij in beeld was gekomen, wel direct de naam van de volgens hem aansprakelijke persoon heeft genoemd. Op de vraag van verbalisanten of hij rond 9 april 2017 in Grou is geweest [12] , heeft [medeverdachte 1] geantwoord dat hij wel eens in Grou komt en dat hij niet meer weet waar hij in april is geweest. Het antwoord op deze vraag is onverenigbaar met het geschetste alternatieve scenario, zodat dit antwoord als evident leugenachtig kan worden aangemerkt als dit scenario gevolgd zou worden.
Wanneer [medeverdachte 1] vervolgens door verbalisanten wordt gevraagd over zijn betrokkenheid bij de horloges antwoordt hij [13] : “Op advies van mijn advocaat wacht ik het dossier af, zodat we weten hoe de vork in de steel steekt. Als de horloges van inbraak afkomstig zijn wil ik daar wel meer over weten van iemand anders.” Uitgaande van het alternatieve scenario wist [medeverdachte 1] echter heel goed hoe de vork in de steel zat. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom hij een dergelijk antwoord geeft als hij de doos met horloges te goeder trouw van [benadeelde partij 1] zou hebben ontvangen, terwijl hij net door de politie is geïnformeerd dat die horloges bij een inbraak in het huis van deze [benadeelde partij 1] zijn weggenomen.
Voorts zijn door of namens medeverdachte [medeverdachte 1] meerdere klaagschriften ex art. 552a Sv ingediend. Daarbij is door hem steeds met klem gevraagd om teruggave van geld, maar hij heeft tijdens die procedures kennelijk evenmin aanleiding gezien om te vertellen hoe volgens hem de vork in de steel zat. Op de beklagzitting van 13 september 2018 verklaart [medeverdachte 1] : "er wordt steeds gezegd dat ik voor een inbraak kan worden veroordeeld die ik niet heb gepleegd. Dat dit steeds naar boven wordt gehaald irriteert me." [medeverdachte 1] heeft tijdens die behandeling niets verklaard over het vrijwillig afgeven van de horloges door [benadeelde partij 1] . Op diezelfde zitting zegt de raadsman: "voor betrokkenheid van klager bij de diefstal is geen bewijs voorhanden. Wat mij betreft hebben we het maximaal over de heling van de horloges." Ook door de raadsman is vervolgens met geen woord over het alternatieve scenario gesproken.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden de door de verdediging gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden en ziet geen enkele reden om er van uit te gaan dat de horloges niet bij de inbraak zijn weggenomen. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat de horloges van misdrijf afkomstig zijn.
Wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden?
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de horloges van misdrijf afkomstig waren.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van de ten laste gelegde opzetheling vrijgesproken moet worden.
Zoals hiervoor reeds overwogen meldt [14] aangever op 20 augustus 2017 bij de politie dat sinds 19 augustus 2017 op Facebook één van zijn gestolen horloges te koop wordt aangeboden en dat ook op Marktplaats door een persoon die zich " [bijnaam] " noemt drie gestolen horloges te koop worden aangeboden. Op 23 augustus 2017 komt aangever [15] met een nieuwe melding dat op Marktplaats nog twee horloges van het merk Locosys GW60 te koop worden aangeboden door een aanbieder genaamd ‘ [naam 2] uit Sappemeer”. In alle gevallen wordt dezelfde advertentietekst gebruikt en komt de prijs overeen.
Uit de resultaten van het ingestelde politieonderzoek [16] blijkt dat op Facebook door [medeverdachte 2] uit Leeuwarden een horloge van het merk Locosys, type GW60, serienummer 168601591 te koop wordt aangeboden en dat hetzelfde horloge op Markplaats door ‘ [bijnaam] ’ wordt aangeboden. Wanneer wordt gezocht op locatie, wordt een locatie in [naam wijk] , [straatnaam] , zichtbaar. Door de politie wordt dan vermoed dat ‘ [bijnaam] ’ [medeverdachte 2] is. Uit een onderzoek naar de adresgegevens [17] blijkt de gebruikersnaam ‘ [bijnaam] ’ op Marktplaats echter van [verdachte] , de vader van [medeverdachte 2] , te zijn.
Vervolgens wordt door de politie overgegaan tot de hiervoor al genoemde pseudokopen van de te koop aangeboden horloges [18] . Onder meer op 29 augustus 2017 wordt door een pseudokoper in Sappemeer van verdachte, die zich heeft voorgesteld als [naam 1] , een horloge gekocht. Verdachte geeft daarbij aan dat hij in [woonplaats] woont en het horloge voor zijn dochter verkoopt. De pseudokoper betaalt € 140,00 voor het horloge. Verdachte wordt vervolgens op heterdaad aangehouden [19] .
Uit een tapgesprek [20] tussen verdachte en zijn dochter blijkt dat zij verdachte op een bepaald moment vraagt of die dingen ook op eBay gezet kunnen worden, waarop verdachte antwoordt: “Ik zou niet teveel der mee gaan knoeien”.
Verdachte heeft bij zijn verhoor inverzekeringstelling verklaard: "Ik ben hier te simpel in geweest. Ik begrijp feitelijk niet hoe ik zo stom kon zijn. Ik heb gestolen goederen op Marktplaats geplaatst. Deze goederen waren afkomstig van [medeverdachte 1] , de vriend van mijn dochter [medeverdachte 2] " [21] . Op 30 augustus 2017 heeft verdachte tijdens zijn verhoor [22] onder meer verklaard dat hij drie Marktplaats-accounts heeft en dat één van zijn accountnamen ‘ [bijnaam] ’ en een andere ‘ [accountnaam] ’ is. Verder heeft hij verklaard dat hij het door hem verkochte horloge van zijn dochter had gekregen met het verzoek dit te verkopen en dat hij denkt dat de nieuwwaarde ongeveer € 200,00 is. [medeverdachte 2] had hem verteld dat haar vriend een handeltje had. Volgens verdachte heeft hij vijf horloges verkocht voor een vraagprijs van € 160,00 per stuk en ontvangt hij per horloge € 40,00, en krijgt zijn dochter de rest. Verdachte heeft aangegeven dat hij niet wist waar de horloges vandaan kwamen, dat hij dat ook niet aan zijn dochter heeft gevraagd en dat hij telkens als hij een horloge had verkocht, van [medeverdachte 2] een nieuwe kreeg om te verkopen. Wanneer verbalisanten verdachte om een reactie vragen op het hierboven aangehaalde getapte telefoongesprek tussen hem en [medeverdachte 2] , zegt verdachte dat hij daar niks over te vertellen heeft.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden op de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de horloges de plicht rustte om onderzoek te verrichten naar de herkomst daarvan. De verdachte heeft dit nagelaten. Voorts heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij vermoedens had dat er iets aan de hand was met de horloges, door zijn dochter in het hiervoor genoemde afgeluisterde telefoongesprek te manen “er niet te veel mee te knoeien”. Deze vermaning heeft verdachte tijdens zijn verhoor niet willen toelichten. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de horloges door misdrijf verkregen goederen betrof. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de maand augustus 2017 te Leeuwarden, 5 horloges van het merk Locosys, type GW60 voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Schuldheling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van één jaar, zulks onder aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, is gelet op het tijdsverloop, oplegging van een onvoorwaardelijke straf niet meer aan de orde, aldus de raadsman. Hooguit zou een voorwaardelijke straf opgelegd kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling van horloges. Door aldus te handelen heeft verdachte deel uitgemaakt van een circuit waarin uit misdrijf afkomstige goederen worden verhandeld en waarmee indirect het plegen van vermogensmisdrijven wordt bevorderd. Dit is kwalijk en de rechtbank rekent verdachte dit aan en betrekt het bij de bepaling van de op te leggen straf.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank acht, gelet op het tijdsverloop, oplegging van een onvoorwaardelijke straf niet meer aan de orde. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar eis en aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren opleggen, zulks met een proeftijd van één jaar.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld geëist, nu dit bedrag is verkregen uit criminele handelingen.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet vast is komen te staan dat het geld een criminele herkomst heeft. Het geld dient daarom te worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen geld vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit door middel van het strafbare feit is verkregen en toebehoort aan verdachte.

Benadeelde partijen

[benadeelde partij 2]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.980,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd, zulks vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat voor zover een veroordeling zou volgen, het causale verband tussen de schade en het strafbare feit ontbreekt omdat de schade betrekking heeft op de inbraak. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de precieze schade onduidelijk is. Aanhouding zou een onevenredige belasting van het strafproces betekenen en daarom dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[benadeelde partij 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering nu deze niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1]

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen van oordeel dat onvoldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partijen gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partijen door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen in de vordering niet ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 417 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen geld, te weten € 600,00.

Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. K.A. de Groot en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2021.
Mr. Krijger en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van ambtsedige processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal BVH 2017090853-1, opgemaakt door Politie Noord-Nederland, waarvan de 2 ordners als volgt zijn doorgenummerd. Ordner 1 is doorgenummerd 1 tot en met 272 en ordner 2 is doorgenummerd 273 tot en met 435. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 273 t/m 275.
3.Pagina 295, 297 en 298.
4.Pagina 312 t/m 314.
5.Pagina 315 en 316.
6.Pagina 315 t/m 317.
7.Pagina 323 t/m 332.
8.Pagina 134 t/m138.
9.Pagina 214 t/m 228.
10.Vgl bijvoorbeeld Hoge Raad 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359
11.Pagina 305 t/m 307.
12.Pagina 218.
13.Pagina 221.
14.Pagina 312 t/m 314.
15.Pagina 315 en 316.
16.Pagina 77 t/m 81.
17.Pagina 318.
18.Pagina 323 t/m 332.
19.Pagina 105.
20.Pagina 391 en 392.
21.Pagina 109 en 111.
22.Pagina 134 t/m 138.