Op 6 april 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een verdachte veroordeeld voor afpersing. De verdachte had op 23 maart 2019 in Leeuwarden het slachtoffer met een stuk hout op zijn hoofd geslagen en hem gedwongen tot de afgifte van diverse sieraden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, mede gezien het tijdsverloop en haar positieve ontwikkeling, een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren opgelegd kreeg. De zaak kwam ter terechtzitting op 23 maart 2021, waar de verdachte aanwezig was met haar advocaat, mr. T.W. Delhaye, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. R.G. de Graaf.
De tenlastelegging omvatte het geweld dat de verdachte had gebruikt om het slachtoffer te dwingen zijn sieraden af te geven, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het zwaar lichamelijk letsel, waar de verdachte van werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de persoon van de verdachte, en de positieve ontwikkelingen in haar leven, zoals het stoppen met drugsgebruik en het volgen van een behandeltraject.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel afpersing een ernstig feit is, de positieve ontwikkeling van de verdachte en haar huidige omstandigheden een lagere straf rechtvaardigden. De rechtbank legde daarom een taakstraf op in plaats van een zwaardere gevangenisstraf, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 6 april 2021.