ECLI:NL:RBNNE:2021:1456

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
LEE 19/4382
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidieverstrekking door de Provincie Groningen in het kader van de Subsidieregeling CIAN

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen over de toekenning van een subsidie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een subsidie op basis van de Subsidieregeling Culturele Infrastructuur Aard- en Nagelvast Groningen (Subsidieregeling CIAN). De provincie had eerder een subsidie verleend voor een ander project, de LEADER subsidie, en eiseres betwistte dat deze subsidie als provinciale subsidie moest worden aangemerkt. Eiseres stelde dat de LEADER subsidie een Europese subsidie was, omdat deze gefinancierd werd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

De rechtbank oordeelde dat de subsidie die op 10 november 2017 was verstrekt door het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) namens Gedeputeerde Staten van Groningen, als een provinciale subsidie moest worden aangemerkt. De rechtbank baseerde haar oordeel op de definitie van subsidie in de Algemene wet bestuursrecht en de uitleg van de Subsidieregeling CIAN. De rechtbank concludeerde dat de eerder verleende subsidie door de provincie Groningen was verstrekt, en dat de hoogte van de nieuwe subsidie correct was berekend door verweerder. Eiseres had geen recht op een aanvullende subsidie, en het beroep werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van subsidie en de rol van het bestuursorgaan dat de financiële aanspraak verleent. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en bevestigd dat de subsidieverhouding tussen eiseres en de provincie Groningen correct was vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/4382

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. G.J.M. de Jager),
en
Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, verweerder
(gemachtigde: P. Abbink).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres in het kader van de Subsidieregeling Culturele Infrastructuur Aard- en Nagelvast Groningen gedeeltelijk toegewezen.
Bij besluit van 6 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [persoon 1] . Verweerder is niet verschenen. De rechtbank heeft het verzoek van verweerder om een tweede zitting te houden, afgewezen. Toen bleek dat verweerder niet ter zitting verscheen, heeft de griffier telefonisch contact met verweerder opgenomen. De griffier is medegedeeld dat de zitting in de agenda van de gemachtigde van verweerder stond; er is geen verzoek tot aanhouding gedaan. De brief waarbij is meegedeeld dat het tijdstip van de zitting is gewijzigd, is daarnaast tegelijkertijd verstuurd met de oproep voor het nieuwe tijdstip en de griffie heeft bij de verplaatsing van de zitting partijen telefonisch geïnformeerd over het nieuwe tijdstip.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Op 10 november 2017 heeft het Dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), namens Gedeputeerde Staten van Groningen aan eiseres op basis van de Regeling POP3 subsidies provincie Groningen een subsidie verleend van € 248.632,40 voor de uitbreiding en ontwikkeling van “ [naam 1] in [plaats] ” (hierna: de LEADER subsidie).
1.2
Op 14 december 2018 heeft eiseres een aanvraag ingediend op grond van de Subsidieregeling Culturele Infrastructuur Aard- en Nagelvast provincie Groningen (Subsidieregeling CIAN) voor een subsidie van € 150.000,00 ten behoeve van het project “ [naam 2] ”.
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aangevraagde subsidie gedeeltelijk verleend, tot een bedrag van € 87.470,60.
1.4
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
2. Ter zitting is namens eiseres aangegeven dat hetgeen in beroep is aangevoerd over artikel 6, lid h, sub 2 van de Subsidieregeling CIAN als “ten overvloede” moet worden aangemerkt en geen bespreking behoeft. Dit betekent dat enkel de vraag voorligt of de verlening van de subsidie dient te geschieden op grond van artikel 11, tweede lid of via artikel 11, vierde lid van de Subsidieregeling CIAN.
3. Artikel 11, tweede en vierde lid, van de Subsidieregeling CIAN luidt als volgt:
2. Indien ter zake van een project reeds andere subsidies zijn verstrekt door de Provincie Groningen, wordt de op grond van deze regeling te verstrekken subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag aan provinciale subsidies niet meer bedraagt dan 60% van de investeringskosten.
(…)
4. Indien ter zake van de te subsidiëren activiteiten reeds door een ander bestuursorgaan of door de Europese Commissie steun is verstrekt, wordt de hoogte van de subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan 80% van het totaal van de voor subsidie in aanmerking komende kosten met een maximum van € 1.000.000.
4. Eiseres voert aan dat verweerder de hoogte van de subsidie onjuist heeft berekend. Hij had de LEADER subsidie niet mogen aftrekken van het totaal van de maximaal te verlenen subsidie, omdat de LEADER subsidie niet door het provinciaal bestuur is verstrekt. LEADER staat voor Liaison Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale. De LEADER subsidie moet worden aangemerkt als een Europese subsidie, omdat hij is verstrekt door de Europese Commissie. Hij wordt namelijk gefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (POP3) en het POP3 programma is gebaseerd op de verordening (EU) nr. 1350/2013. Het gegeven dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een deel van zijn taken in het kader van POP3 heeft gedelegeerd aan de provincies maakt niet dat het een provinciale subsidie wordt. Uit de website van LEADER-Oost Groningen blijkt bovendien dat een subsidieaanvraag van meer dan € 25.000,- verloopt via het Europese gedeelte van het LEADER programma. De subsidie wordt dus uit de begroting van de EU gefinancierd. Dit blijkt ook uit informatie op de website www.europa.nu. De steun is daarmee afkomstig van de Europese Commissie en niet van de provincie en kan daarmee ook niet als provinciale subsidie als bedoeld in de Subsidieregeling CIAN worden aangemerkt. Eiseres is derhalve van mening dat de hoogte van de subsidie bepaald had moeten worden met toepassing van artikel 11, vierde lid van de Subsidieregeling CIAN. Dit heeft tot gevolg dat niet moet worden uitgegaan van een maximum van 60% van de investeringskosten, maar van 80% van het totaal van de voor subsidie in aanmerking komende kosten. Eiseres is daarom van mening dat zij recht heeft op een aanvullende subsidie van € 94.470,20.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de LEADER subsidie op 10 november 2017 aan eiseres is verstrekt door de Provincie Groningen (door SNN, namens Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen). Deze subsidie is niet door de Europese Commissie verstrekt. Verweerder erkent dat een gedeelte van het budget van LEADER (50%) vanuit Europa afkomstig is. Maar waaruit de subsidie wordt gefinancierd is voor de uitleg van het tweede lid van artikel 11 van de Subsidieregeling CIAN niet relevant. Het gaat in artikel 11 immers om subsidies die verstrekt zijn door de Provincie Groningen en volgens artikel 1 van de Subsidieregeling CIAN wordt met Provincie Groningen het provinciaal bestuur bedoeld.
6. Ingevolge artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder subsidie verstaan “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.” Hieruit volgt dat het begrip “subsidie” niet ziet op de financiële middelen als zodanig maar op de aanspraak daarop. Dit is een indicatie dat niet van belang is welk bestuursorgaan de financiële middelen ter beschikking stelt maar welk bestuursorgaan de financiële aanspraak verleent. Daarnaast blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de Derde tranche van de Awb (
Kamerstukken II1993/94, 23700, nr. 3, p. 23-24) dat als een bestuursorgaan door mandaat of delegatie is belast met uitvoering van een subsidieregeling, de subsidieverhouding ontstaat tussen de aanvrager en dat bestuursorgaan. Bepalend is steeds, welk bestuursorgaan op de aanvraag beslist. De omstandigheid dat de subsidie uiteindelijk ten laste komt van de begroting van een ander bestuursorgaan dan het bestuursorgaan dat de subsidie verstrekt, is voor de aanvrager zonder betekenis.
7. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de subsidie die op 10 november 2017 namens Gedeputeerde Staten is verstrekt door het SNN, als een provinciale subsidie moet worden aangemerkt. Dit betekent dat de subsidie van 10 november 2017 is verstrekt door de provincie Groningen, zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid van de Subsidieregeling CIAN. Artikel 11 van de Subsidieregeling CIAN geeft aan hoe de subsidiehoogte wordt bepaald. Verweerder heeft dan ook terecht artikel 11, tweede lid, van de Subsidieregeling CIAN toegepast. Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie heeft verweerder in het primaire besluit daarnaast een juiste berekening gemaakt en terecht een bedrag van € 87.470,60 toegekend.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzitter, en mr. dr. S. Dijkstra en mr. M.M. van Driel, leden, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 30 maart 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende dinsdag na deze datum.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.