1.4Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
2. Ter zitting is namens eiseres aangegeven dat hetgeen in beroep is aangevoerd over artikel 6, lid h, sub 2 van de Subsidieregeling CIAN als “ten overvloede” moet worden aangemerkt en geen bespreking behoeft. Dit betekent dat enkel de vraag voorligt of de verlening van de subsidie dient te geschieden op grond van artikel 11, tweede lid of via artikel 11, vierde lid van de Subsidieregeling CIAN.
3. Artikel 11, tweede en vierde lid, van de Subsidieregeling CIAN luidt als volgt:
2. Indien ter zake van een project reeds andere subsidies zijn verstrekt door de Provincie Groningen, wordt de op grond van deze regeling te verstrekken subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag aan provinciale subsidies niet meer bedraagt dan 60% van de investeringskosten.
(…)
4. Indien ter zake van de te subsidiëren activiteiten reeds door een ander bestuursorgaan of door de Europese Commissie steun is verstrekt, wordt de hoogte van de subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan 80% van het totaal van de voor subsidie in aanmerking komende kosten met een maximum van € 1.000.000.
4. Eiseres voert aan dat verweerder de hoogte van de subsidie onjuist heeft berekend. Hij had de LEADER subsidie niet mogen aftrekken van het totaal van de maximaal te verlenen subsidie, omdat de LEADER subsidie niet door het provinciaal bestuur is verstrekt. LEADER staat voor Liaison Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale. De LEADER subsidie moet worden aangemerkt als een Europese subsidie, omdat hij is verstrekt door de Europese Commissie. Hij wordt namelijk gefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (POP3) en het POP3 programma is gebaseerd op de verordening (EU) nr. 1350/2013. Het gegeven dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een deel van zijn taken in het kader van POP3 heeft gedelegeerd aan de provincies maakt niet dat het een provinciale subsidie wordt. Uit de website van LEADER-Oost Groningen blijkt bovendien dat een subsidieaanvraag van meer dan € 25.000,- verloopt via het Europese gedeelte van het LEADER programma. De subsidie wordt dus uit de begroting van de EU gefinancierd. Dit blijkt ook uit informatie op de website www.europa.nu. De steun is daarmee afkomstig van de Europese Commissie en niet van de provincie en kan daarmee ook niet als provinciale subsidie als bedoeld in de Subsidieregeling CIAN worden aangemerkt. Eiseres is derhalve van mening dat de hoogte van de subsidie bepaald had moeten worden met toepassing van artikel 11, vierde lid van de Subsidieregeling CIAN. Dit heeft tot gevolg dat niet moet worden uitgegaan van een maximum van 60% van de investeringskosten, maar van 80% van het totaal van de voor subsidie in aanmerking komende kosten. Eiseres is daarom van mening dat zij recht heeft op een aanvullende subsidie van € 94.470,20.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de LEADER subsidie op 10 november 2017 aan eiseres is verstrekt door de Provincie Groningen (door SNN, namens Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen). Deze subsidie is niet door de Europese Commissie verstrekt. Verweerder erkent dat een gedeelte van het budget van LEADER (50%) vanuit Europa afkomstig is. Maar waaruit de subsidie wordt gefinancierd is voor de uitleg van het tweede lid van artikel 11 van de Subsidieregeling CIAN niet relevant. Het gaat in artikel 11 immers om subsidies die verstrekt zijn door de Provincie Groningen en volgens artikel 1 van de Subsidieregeling CIAN wordt met Provincie Groningen het provinciaal bestuur bedoeld.
6. Ingevolge artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder subsidie verstaan “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.” Hieruit volgt dat het begrip “subsidie” niet ziet op de financiële middelen als zodanig maar op de aanspraak daarop. Dit is een indicatie dat niet van belang is welk bestuursorgaan de financiële middelen ter beschikking stelt maar welk bestuursorgaan de financiële aanspraak verleent. Daarnaast blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de Derde tranche van de Awb (
Kamerstukken II1993/94, 23700, nr. 3, p. 23-24) dat als een bestuursorgaan door mandaat of delegatie is belast met uitvoering van een subsidieregeling, de subsidieverhouding ontstaat tussen de aanvrager en dat bestuursorgaan. Bepalend is steeds, welk bestuursorgaan op de aanvraag beslist. De omstandigheid dat de subsidie uiteindelijk ten laste komt van de begroting van een ander bestuursorgaan dan het bestuursorgaan dat de subsidie verstrekt, is voor de aanvrager zonder betekenis.
7. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de subsidie die op 10 november 2017 namens Gedeputeerde Staten is verstrekt door het SNN, als een provinciale subsidie moet worden aangemerkt. Dit betekent dat de subsidie van 10 november 2017 is verstrekt door de provincie Groningen, zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid van de Subsidieregeling CIAN. Artikel 11 van de Subsidieregeling CIAN geeft aan hoe de subsidiehoogte wordt bepaald. Verweerder heeft dan ook terecht artikel 11, tweede lid, van de Subsidieregeling CIAN toegepast. Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie heeft verweerder in het primaire besluit daarnaast een juiste berekening gemaakt en terecht een bedrag van € 87.470,60 toegekend.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.