Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 16 april 2021 in de zaak tussen
[eiseres] B.V ., te [plaats 1] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
tegen de volledige aanslag/beschikking met kenmerk [nummer] voor het belastingjaar 2018”. Zij heeft daarbij de volgende toelichting gegeven:
U heeft de WOZ-waarde te hoog vastgesteld en de daarmee samenhangende aanslag OZB onjuist opgelegd. Op basis van de bij ons bekende administratieve gegevens kan de WOZ-waarde voor [adres 1] te [plaats 2] niet hoger zijn dan € 1.300.000,00.(…)”.
Voor het belastingjaar 2018 is deze lijn doorgetrokken waarbij nog wordt opgemerkt dat door natrekking de waarde veel te laag is vastgesteld en dient in feite € 2.813.000 te zijn. Bij zijn heroverweging heeft hij rekening gehouden met de recreatieparkarresten(…)
Voor het belastingjaar 2018 heeft de taxateur de WOZ-waarde dus bepaald die in overeenstemming is met de thans geldende jurisprudentie.”
De aanslag OZB eigenaar is op grond van bovenstaande onjuist vastgesteld op € 1.647.000 x 0,1414% = € 2.328,85.