4.1In het bestreden besluit heeft verweerder - onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie - het bezwaar ongegrond verklaard.
Beoordeling van het geschil
5. Eiser voert samengevat weergegeven aan dat hij de door verweerder berekende herstelkosten betwist en dat hij vergoeding wil van de kosten zoals die zijn opgenomen in de factuur van firma Mulder, alsmede van de door Frankort vermelde verhuiskosten.
6. Verweerder geeft in het verweerschrift - onder meer en samengevat - aan dat de door hem ingeschakelde deskundigen één uniform calculatiemodel hebben opgesteld waarmee herstelkosten worden begroot. Bij de ontwikkeling van dit model is ruimhartigheid het uitgangspunt geweest, zowel ten aanzien van de gehanteerde prijzen als ten aanzien van de tijd die noodzakelijk wordt geacht voor de uitvoering van de herstelwerkzaamheden. Uitgangspunt bij de begroting van (vermogens)schade is dat degene die schade heeft geleden zoveel als mogelijk moet worden teruggebracht in de toestand waarin hij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet zou hebben voorgedaan. Deskundige Buijs heeft voor de schades 4 en 5 een herstelmethodiek geadviseerd die uitgaat van “reparatie scheuren in dekvloeren” en het aanbrengen van een “speciedekvloer met betoonlook”. Bij het bepalen van de herstelkosten heeft Buijs gebruik gemaakt van het calculatiemodel. Deskundige Frankort heeft vervolgens nader gemotiveerd waarom het niet mogelijk is om voor de gecalculeerde bedragen voor schades 4 en 5 een nadere onderbouwing te geven. Vervolgens heeft Frankort uiteengezet dat eiser tot een hoger bedrag voor het herstellen van de schade komt doordat in de door eiser overgelegde offerte uit is gegaan van een duurdere herstelmethode, de Wall2floor-methode. Kosten van verbetering worden echter niet vergoed. Ten slotte wijst verweerder er op dat de vloer is aangebracht na aankoop van de woning in december 2015 en er zich nadien geen trillingen door aardbevingen hebben voorgedaan die enige kans geven op schade aan de woning.
7. Ter zitting heeft Frankort verklaard dat de huidige Semcolori vloer schade heeft opgelopen en dat deze schade vergoed dient te worden. De offerte is ook op deze schade gebaseerd. Er is schade vastgesteld in de Semcolori vloer, niet in de ondervloer, vergoeding op basis van toepassing van het Wall2floor-systeem is daarom niet aan de orde. Hierbij heeft Frankort aangegeven dat er na december 2015, het moment dat eiser de woning heeft gekocht en de vloer is gelegd, geen sprake is geweest van zodanig aardbevingen dat de ondervloer beschadigd kan zijn door trillingen van aardbevingen. Frankort heeft er hierbij op gewezen dat er sprake dient te zijn van bevingen van meer dan 2 mm/s om cosmetische scheuren te krijgen. De trillingen die bij de woning van eiser na december 2015 hebben plaatsgevonden hadden allen een trillingssnelheid van minder dan 2 mm/s.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat uitsluitend de hoogte van het schadebedrag met betrekking tot de schades 4 en 5 en de verhuiskosten in geschil zijn.
10. Eiser werpt in beroep de vraag op wat het verschil is in de herstelkosten van de dekvloeren bij schade 4 en schade 5. Ook wijst hij er op dat bij deze schades, anders dan bij schade 1, geen werkwijze is aangegeven. Hij stelt zich hierbij op het standpunt dat als het onduidelijk is hoe de schade hersteld moet worden, ook niet kan worden vastgesteld welke kosten moeten worden vergoed. Dit betoog slaagt niet. Bij de vaststelling van de hoogte van de herstelkosten zijn de deskundigen uitgegaan van het calculatiemodel dat verweerder standaard gebruikt. De gehanteerde prijzen volgen uit dit systeem. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de schade op deze manier worden begroot. De rechtbank verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 18 december 2020 (ECLI:NL:RBNNE: 2020:4535), waarin wordt ingegaan op de wijze waarop de in het model gehanteerde prijzen zijn vastgesteld en is geoordeeld dat die prijzen voldoende zijn onderbouwd. In eisers stellingen en stukken ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat dit model niet als basis voor de berekening mag worden gebruikt. Van belang is dat eiser de totstandkoming van prijzen in het model - gebaseerd op uniforme marktinformatie - niet heeft betwist en zijn betwisting vooral is gebaseerd op de factuur van de firma Mulder en een overzicht van werkzaamheden zoals die volgens eiser moeten plaatsvinden. Deze stukken, wat daar verder ook van zij, zijn ontoereikend om niet uit te gaan van de prijzen in het model. In zoverre treft het beroep dan ook geen doel.
11. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn standpunt dat de in de factuur Mulder genoemde werkzaamheden moeten worden vergoed. Die kosten hebben betrekking op werkzaamheden aan de Semcolorinvloer en de ondervloer, waarbij wordt uitgegaan van toepassing van het Wall2floor systeem. Voor het herstel van de Semcolori vloer is het op zichzelf genomen, zo heeft eiser ter zitting ook verklaard, niet nodig dat er ook werkzaamheden aan de ondervloer plaatsvinden. Eiser wil toepassing van het Wall2floor systeem omdat daarmee wordt geborgd dat hij garantie heeft op de (onder)vloer. Daarmee wil hij meer dan een technisch herstel van de schade. Gesteld noch gebleken is echter dat de vergoeding van die kosten nodig is om er voor te zorgen dat eiser wordt teruggebracht in de toestand waarin hij had verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet had voorgedaan. Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat niet alleen de Semcolori vloer maar ook de ondervloer is beschadigd, wordt die stelling niet gevolgd. Dergelijke schade blijkt niet uit de rapportages van de deskundigen, is door Frankort ter zitting ontkend en wordt door eiser niet onderbouwd.
12. Het beroep treft wel doel voor zover het zich richt tegen het ontbreken in de begroting van de verhuisvergoeding. Op 6 april 2020 heeft Frankort in zijn begroting
€ 1.000,- aan verhuiskosten opgenomen. De rechtbank stelt vast dat, zoals ter zitting ook door de gemachtigde van verweerder is bevestigd, in het primaire en bestreden besluit dit bedrag niet wordt genoemd. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat het niet in de calculatie is meegenomen omdat die kosten nog niet zijn gemaakt. Die stelling is echter niet houdbaar: de kosten hoeven ook niet al te zijn gemaakt. De rechtbank houdt het er daarom voor dat sprake is van een verzuim en de verhuiskosten ten onrechte niet zijn toegekend.
Het beroep wordt, gelet hierop, gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd, voor zover daarin is bepaald dat eiser een schadevergoeding van in totaal € 13.805,42 wordt toegekend. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak voorzien en de toegekende schadevergoeding vermeerderen met € 1.000,--, tot een totaal van € 14.805,42, vermeerderd met wettelijke rente. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
13. Omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.