In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2021 een beschikking gegeven inzake het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] 2018. De rechtbank heeft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) overgenomen, waarbij werd geadviseerd om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over [het kind]. De rechtbank oordeelt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat [het kind] klem of verloren raakt tussen de ouders, ondanks de kwetsbare communicatie tussen hen. De rechtbank benadrukt dat het in het belang van [het kind] is dat er sprake is van gezamenlijk gezag, wat de ouders in een gelijkwaardige positie plaatst.
Daarnaast heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld waarbij [het kind] elke woensdag van 11:00 uur tot 16:00 uur en eens per twee weken van zaterdag 09:00 uur tot en met zondag 17:00 uur bij de man verblijft. De rechtbank heeft echter het advies van de RvdK om de vakanties en feestdagen niet te verdelen, afgewezen en bepaald dat deze bij helfte verdeeld moeten worden. De rechtbank moedigt partijen aan om deel te nemen aan ouderschapsmediation, maar verwijst hen niet door, gezien het feit dat dit een eindbeschikking betreft.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking.