ECLI:NL:RBNNE:2021:1388

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
18/177808-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van een minderjarige met bijzondere voorwaarden en jeugddetentie

Op 16 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van een 12-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 mei 2020 in Groningen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte heeft deze handelingen bekend tijdens de terechtzitting op 2 april 2021. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 50 uur en een werkstraf van 50 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een mogelijke licht verstandelijke beperking, en heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft ook de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, en benadrukt dat dergelijke delicten ernstige psychische gevolgen kunnen hebben voor jeugdige slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/177808-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 april 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2020, in de gemeente Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het strelen over de schaamstreek en/of over de vagina van die [slachtoffer], en/of
- het duwen/brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer], en/of
- het duwen/brengen en/of op en neer bewegen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 april 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 mei 2020, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier met nummer 2020126960 d.d. 30 juni 2020, inhoudende de verklaring van [getuige].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2020, in de gemeente Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het strelen over de schaamstreek en/of over de vagina van die [slachtoffer], en
- het brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer], en
- het brengen en op en neer bewegen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om verdachte te berechten op basis van het jeugdstrafrecht, zoals de reclassering heeft geadviseerd. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals de reclassering heeft geadviseerd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en het hebben van een zinvolle dagbesteding. Daarnaast heeft de officier van justitie een leerstraf voor de duur van 50 uur (So-Cool Verlengd) en een werkstraf voor de duur van 50 uur gevorderd. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank ook verzocht om verdachte te berechten op basis van het jeugdstrafrecht. De raadsvrouw heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de leerstraf en de werkstraf die de officier van justitie heeft gevorderd. Ook kan zij zich vinden in een voorwaardelijke jeugddetentie, maar dan voor maximaal 3 maanden. Aan deze voorwaardelijke straf kan de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de William Schrikker stichting worden verbonden. Het opleggen van een contactverbod en het hebben van een zinvolle dagbesteding hebben als bijzondere voorwaarden daarnaast geen meerwaarde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een destijds twaalfjarig meisje. Verdachte was op dat moment zelf 19 jaar. Hij heeft contact gehad met het slachtoffer via Snapchat en zij hebben op 15 mei 2020 afgesproken in een bos in Groningen. Nadat zij even met elkaar hadden gesproken heeft verdachte seksuele handelingen verricht met het slachtoffer. Deze handelingen bestonden uit tongzoenen, het betasten van haar vagina en het seksueel binnendringen met zijn penis bij het slachtoffer.
Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later zeer nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat verdachte eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. In dat kader heeft de rechtbank ook rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze blijken uit het rapport van de reclassering van 8 februari 2021 en hetgeen ter terechtzitting is besproken.
De reclassering adviseert in het rapport van 8 februari 2021 in overleg met de Raad voor de Kinderbescherming om het jeugdstrafrecht toe te passen. Er is bij verdachte vermoedelijk sprake van een licht verstandelijke beperking, hij handelt impulsief en is (nog) pedagogisch beïnvloedbaar. Er is nog geen sprake van een lange justitiële voorgeschiedenis en verdachte heeft tot dusver geen justitiële sancties laten mislukken. De reclassering adviseert een interventie afkomstig uit het jeugdstrafrecht, waarbij gezien de licht verstandelijke beperking van verdachte begeleiding van de William Schrikker stichting het meest passend is. Bijkomend voordeel is dat de William Schrikker stichting intensief contact heeft met de WIJ-teams van de gemeenten, waar betrokkene en zijn vriendin reeds in begeleiding zijn met oog op de komst van hun dochter.
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij 19 jaar oud was. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Alles afwegende acht de rechtbank een leerstraf en een taakstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, een passende afdoening. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 3 maanden. Aan deze straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden van een meldplicht bij de jeugdreclassering.
In het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer en het hebben van een zinvolle dagbesteding als bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank geen meerwaarde. De rechtbank heeft er daarbij op gelet dat er na het bewezen verklaarde geen contact meer is geweest tussen verdachte en het slachtoffer. Voorts is uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat verdachte een vaste fulltime baan heeft.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich gedurende een door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht.
Geeft aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een werkstraf voor de duur van 50 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject So-Cool Verlengd

voor de duur van 50 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2021.