ECLI:NL:RBNNE:2021:1387

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
173101
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een informatieregeling in het kader van ouderlijk gezag en het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van een informatieregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, die niet met het ouderlijk gezag is belast, verzocht de rechtbank om een regeling op basis van artikel 1:377b BW, waarin staat dat de ouder met gezag de niet met gezag belaste ouder op de hoogte moet stellen van belangrijke zaken met betrekking tot het kind. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van de minderjarige, die op dat moment 17 jaar oud was, zwaarder weegt dan het verzoek van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige geen informatie wil delen met de vader en dat de moeder vreest voor een verstoorde verstandhouding als zij de vader zou informeren. De rechtbank heeft daarom besloten dat de informatieregeling buiten toepassing blijft, omdat het belang van het kind dit vereist. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de man is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/173101 / FA RK 20-591
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 7 april 2021
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. L.H. Haarsma, kantoorhoudende te Paterswolde,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.M. Leutenegger, kantoorhoudende te Bolsward.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt in de eerste plaats uit de beschikking van deze rechtbank van 4 november 2020, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Middels deze beschikking is de zaak ten aanzien van informatieplicht verwezen naar de pro forma datum van 28 januari 2021, in afwachting van door partijen te volgen mediationtraject.
1.2.
Nadien zijn de volgende stukken in het geding gebracht:
- het F9-formulier van de vrouw van 5 januari 2021, ingekomen op diezelfde datum;
- de brief van de man van 25 januari 2021, ingekomen op diezelfde datum;
- het F9-formulier van de vrouw van 2 februari 2021, ingekomen op diezelfde datum;
- het F9-formulier van de vrouw van 4 februari 2021, ingekomen op diezelfde datum;
- het F9-formulier van de man van 18 februari 2021, ingekomen op diezelfde datum.

2.De (verdere) beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 4 november 2020 zijn partijen door de rechtbank verwezen naar een mediator om hun onderlinge communicatie als ouders van [het kind] te verbeteren en om te proberen in onderling overleg afspraken te maken over een informatieregeling. Partijen hebben de rechtbank laten weten dat het ook met hulp van de mediator niet gelukt is om daarover overeenstemming te bereiken. Partijen handhaven hun standpunten en zij hebben de rechtbank verzocht een beslissing te nemen op het verzoek van de man. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.2.
De man heeft zijn verzoek gebaseerd op artikel 1:253a, tweede lid, onder sub c, van het Burgerlijk Wetboek. Niet in geschil is dat de man niet is belast met het ouderlijk gezag over [het kind] . Tijdens de mondelinge behandeling is reeds met partijen besproken dat het verzoek van de man in dit geval beoordeeld dient te worden aan de hand van artikel 1:377b BW.
2.3.
Artikel 1:377b lid 1 BW schrijft voor dat de ouder die met het gezag is belast, gehouden is de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun kind en deze te raadplegen -zo nodig door tussenkomst van derden- over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechtbank ter zake een regeling vaststellen. Het doel van de informatieregeling is dat de band tussen de niet met het gezag belaste ouder en het kind niet onnodig ernstiger wordt aangetast dan door de scheiding van de ouders al het geval is. Dit recht op informatie vloeit eveneens voort uit de eerbiediging van het familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM.
2.4.
Op grond van artikel 1:377b, tweede lid, van het BW kan de rechter, indien het belang van het kind dit vereist zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van artikel 1:377b van het BW buiten toepassing blijft. Gelet op het doel van de informatieregeling, zal de rechter over het algemeen behoedzaam gebruik maken van de in het tweede lid opgenomen bevoegdheid. Bij de beoordeling kan bijvoorbeeld het plegen van misdrijven een grondslag voor toepassing van het tweede lid opleveren, maar ook de mening van de minderjarige zelf kan een belangrijke rol spelen.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Voorop gesteld wordt dat wanneer er geen omgang is tussen een ouder en zijn kind, zoals in dit geval, de informatieplicht een belangrijk middel voor die ouder is om een band met zijn kind te behouden. De man heeft daarom onmiskenbaar belang bij een informatieregeling. Naar het oordeel van de rechtbank vereist het belang van [het kind] op dit moment echter dat een informatieplicht voor de vrouw jegens de man achterwege blijft. Daartoe neemt de rechtbank in ogenschouw dat [het kind] op dit moment 17 jaar oud is en over ongeveer zeven maanden meerderjarig wordt, waardoor de informatieplicht van de vrouw vervalt en dat [het kind] vanaf dat moment zelf mag beslissen of en op welke wijze de man wordt geïnformeerd. De rechtbank kent daarom grote waarde toe aan de mening van [het kind] in deze. [het kind] verzet zich tegen informatie-verstrekking en het versturen van foto's aan de man. [het kind] doet daarbij een uitdrukkelijk beroep op haar recht op privacy. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat de man en [het kind] al geruime tijd geen enkel contact meer hebben en dat de mediation tussen haar ouders niet is gelukt. De vrouw geeft weliswaar aan dat zij in beginsel bereid is om de man te informeren, maar zij vreest echter, gelet op de houding en het karakter van [het kind] , dat hierdoor de verstandhouding tussen haar en [het kind] zou vertroebelen en dat [het kind] dan niet meer belangrijke zaken met de vrouw wil bespreken uit angst dat de vrouw deze informatie zal doorspelen aan de man.
2.6.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de man afwijzen en het verzoek van de vrouw toewijzen. De rechtbank zal bepalen dat artikel 1:377b, eerste lid, BW buiten toepassing blijft, nu het belang van [het kind] dat vereist.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst af het verzoek van de man tot vaststelling van een informatieregeling met betrekking tot de minderjarige [het kind] , geboren op [geboortedatum] 2003, te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat artikel 1:377b, eerste lid BW, buiten toepassing blijft;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
woensdag 7 april 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 869