In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen twee lasten onder dwangsom die hem waren opgelegd omdat hij zonder omgevingsvergunning sleufsilo's op zijn perceel had gebouwd, wat in strijd was met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Beheersverordening. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had, omdat de begunstigingstermijn op 1 mei 2021 verstrijkt.
De voorzieningenrechter overwoog dat de sleufsilo's vergunningplichtige bouwwerken zijn en dat de activiteiten op het perceel, zoals het laden en lossen van aanhangers en de opslag van zand en groenafval, in strijd zijn met de bestemming van het perceel. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisatie was, aangezien verzoeker geen aanvraag voor een omgevingsvergunning had ingediend en verweerder niet bereid was mee te werken aan legalisatie. De opgelegde dwangsommen werden als redelijk beoordeeld, en de voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum, en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.