ECLI:NL:RBNNE:2021:1345

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
18/750087-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie verdachten voor heling van gestolen horloges na woninginbraak

Op 6 april 2021 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden drie verdachten veroordeeld voor heling. De zaak betreft een woninginbraak in april 2017 in Grou, waarbij onder andere 45 horloges van het merk Locosys zijn gestolen. De horloges werden in augustus 2017 te koop aangeboden via Facebook en Marktplaats. Eén van de verdachten verklaarde dat zij de horloges van haar vriend had gekregen om deze te verkopen, terwijl haar vriend vrijgesproken werd van de inbraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling, terwijl de andere twee verdachten schuldig werden bevonden aan schuldheling. Gezien het tijdsverloop tussen de inbraak en de verkoop van de horloges, werd aan alle drie verdachten een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren opgelegd met een proeftijd van één jaar.

De rechtbank overwoog dat de verdachte niet overtuigend had aangetoond dat hij de horloges te goeder trouw had verkregen. De verklaringen van de getuigen en de telecomgegevens wezen op de betrokkenheid van de verdachte bij de heling. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor de inbraak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de horloges van misdrijf afkomstig waren, wat leidde tot de veroordeling voor opzetheling. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende verband was tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de gevorderde schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750087-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 8 en 9 april 2017, te Grou , (althans) in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel [adres] , aldaar) heeft weggenomen 45 (sport)horloges (merk Locosys, type GW60) en/of een kluis en/of een notebook (merk Apple) en/of diverse gouden sieraden en/of diverse zilveren sieraden en/of geld (795 euro) en/of een telefoon (merk Sony, type Experia) en/of geschenk-/waardebonnen en/of ID-kaarten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2017 tot en met 29 augustus 2017, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, en/of (elders) in Nederland, een of meerdere goed(eren), te weten 45, in elk geval een groot aantal, horloges (van het merk Locosys, type GW60) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Beoordeling van het bewijs [1]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat op grond van de aangifte, de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en de telecomgegevens van verdachtes telefoon waaruit blijkt dat hij zich in de nacht van 8 op 9 april 2017 in de buurt van Grou bevond, voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Verdachte heeft bij de politie zijn betrokkenheid bij de inbraak ontkend dan wel gezwegen en komt na vier jaar met een alternatief scenario. Een scenario dat na zoveel tijd lastig te onderzoeken is en waarvan niet valt in te zien waarom verdachte dat niet eerder heeft verteld. Dat door [benadeelde partij 3] betwiste scenario wordt bovendien niet ondersteund door de bewijsmiddelen, met uitzondering van de ter zitting afgelegde verklaring van getuige [getuige 3], waaraan onder de onderhavige omstandigheden geen geloof kan worden gehecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verdachte wordt pas in augustus 2017 aan de horloges gelinkt, terwijl de inbraak al in april 2017 heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft vanaf het begin ontkend dat hij de inbraak heeft gepleegd. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de horloges van [benadeelde partij 3] heeft gekregen ter vereffening van een schuld. Verdachtes verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 3]. De verklaring van de getuige [benadeelde partij 3] moet als ongeloofwaardig dan wel onbetrouwbaar opzij worden geschoven. Zijn verklaring strookt immers niet met wat zijn vader in de aangifte heeft verklaard over waar [benadeelde partij 3] die bewuste dag was en wat hij deed. Verder is het vreemd dat pas na een paar weken aangifte wordt gedaan van de diefstal van de bankpassen die ook in de weggenomen kluis zouden hebben gelegen terwijl de vader in zijn aangifte uiterst nauwkeurig en specifiek is geweest over de goederen die volgens hem zijn buitgemaakt.
De verklaring van verdachte dat hij de horloges van [benadeelde partij 3] heeft gekregen ter vereffening van een schuld past bij zijn eerdere procesopstelling en wordt niet zonder meer gelogenstraft door de inhoud van het procesdossier. Het past ook bij de opmerking die verdachte bij de politie heeft gemaakt, inhoudende "Als de horloges van inbraak afkomstig zijn wil ik daar wel meer over weten van iemand anders" [2] . Daarbij komt, aldus de raadsman, dat er geen goed onderzoek is verricht naar de inbraak en dat het bijzonder is dat de inbraak zich alleen heeft beperkt tot de kantoorruimte. Nu niet zonder meer vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van een inbraak, dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Voor zover de rechtbank ervan uitgaat dat er wel een inbraak is gepleegd, dient de betrokkenheid van verdachte bij die inbraak vastgesteld te worden. Hoewel verdachte de horloges in zijn bezit heeft, is de rest van de buit niet naar hem te herleiden. De door de officier van justitie genoemde zendmastgegevens zijn ontlastend nu binnen korte tijd meerdere masten aangestraald zijn omdat verdachte over de A32 langs Grou is gereden.
Nu wettig bewijs ontbreekt dat verdachte de inbraak heeft gepleegd, moet verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Ook voor de subsidiair ten laste gelegde heling dient vrijspraak te volgen nu niet vastgesteld kan worden dat de horloges van een misdrijf afkomstig zijn. De raadsman heeft hierbij verwezen naar hetgeen hij primair heeft aangevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 9 april 2017 doet [benadeelde partij 1] aangifte [3] van diefstal uit het kantoorgedeelte van zijn woning aan [adres] in Grou . De diefstal is gepleegd tussen 8 april 2017 19.50 uur en 9 april 2017 13.20 uur. Weggenomen zijn (onder meer) 45 Locosys GW60 horloges. Aangever verstrekt bij zijn aangifte ook de serienummers van de weggenomen horloges [4] .
Op 20 augustus 2017 meldt [5] aangever dat hij op Facebook op de groep " [naam groep] " heeft gezien dat sinds 19 augustus 2017 één van zijn gestolen horloges te koop wordt aangeboden door iemand genaamd [getuige 1] . Aangever heeft geconstateerd dat het serienummer op één van de bij de advertentie geplaatste foto’s overeenkomt met het serienummer van één van de gestolen horloges. Verder meldt aangever dat ook op Marktplaats door een persoon die zich " [bijnaam] " noemt drie gestolen horloges te koop worden aangeboden. Beide adverteerders gebruiken dezelfde tekst voor hun advertentie. Op 23 augustus 2017 meldt aangever [6] dat op Marktplaats nog twee horloges van het merk Locosys GW60 te koop worden aangeboden door ' [bedrijfsnaam] '. Wederom wordt dezelfde advertentietekst gebruikt [7] .
Vervolgens is met machtiging van de officier van justitie overgegaan tot drie afzonderlijke pseudokopen [8] , waarbij tweemaal (op 23 en 28 augustus 2017) een horloge werd gekocht van [getuige 1] en eenmaal (op 29 augustus 2017) van [getuige 2] . Deze horloges bleken alle drie afkomstig uit de serie horloges die buit waren gemaakt bij de inbraak waarvan [benadeelde partij 1] aangifte had gedaan.
[getuige 2] is direct na de pseudokoop door de politie aangehouden. Tijdens zijn verhoor [9] verklaarde [getuige 2] dat hij de horloges op verzoek van zijn dochter [getuige 1] via Marktplaats verkocht omdat haar vriend, verdachte, volgens haar hierin een handeltje had.
Verdachte heeft bij de politie [10] ontkend dat hij de inbraak heeft gepleegd, maar heeft niets verklaard over de herkomst van de horloges.
De rechtbank is, gelet op het tijdsverloop tussen de inbraak begin april 2017 en het aantreffen van de horloges in augustus 2017, alsmede de ontkennende verklaring van verdachte, van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het enkele feit dat verdachte zich blijkens de telecomgegevens in de nacht van 8 op 9 april 2017 in (de buurt van) Grou heeft bevonden maakt dat niet anders. Verdachte dient daarom van de primair ten laste gelegde woninginbraak te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft tijdens de behandeling ter zitting voor het eerst verklaard dat hij de horloges van [benadeelde partij 3] , een zoon van aangever, heeft gekregen. Hij heeft verklaard dat hij op 8 april 2017 in de namiddag samen met [getuige 3] en [naam] bij [benadeelde partij 3] thuis is geweest. Dat zou op uitnodiging van [benadeelde partij 3] zijn geweest. [benadeelde partij 3] had bij verdachte een schuld van ongeveer € 1.000,00. Omdat [benadeelde partij 3] geen geld had om zijn schuld af te betalen, heeft hij verdachte een partij horloges aangeboden waarvan hij zei dat die van hem waren. Daarbij zou [benadeelde partij 3] hebben aangeboden om de horloges weer terug te nemen voor het geval verdachte er niet in zou slagen de horloges te verkopen. Verdachte heeft de horloges aangenomen en is weggegaan. Hij heeft daarna geen contact meer met [benadeelde partij 3] gehad.
Volgens vaste jurisprudentie [11] , heeft als uitgangspunt te gelden dat als een verdachte het hem tenlastegelegde bestrijdt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen, die niet met een bewezenverklaring zou stroken, de rechter die aangedragen alternatieve gang van zaken zal moeten weerleggen als hij toch tot een bewezenverklaring komt. Die weerlegging kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten. Zo'n weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is, dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
De rechtbank zal beoordelen of het door verdachte aangevoerde alternatieve scenario dat hij de horloges heeft gekregen ter vereffening van een schuld, aannemelijk is geworden.
De rechtbank overweegt daartoe onder meer dat het door verdachte geschetste scenario enkel wordt onderbouwd met de voor het eerst op de zitting afgelegde getuigenverklaring van [getuige 3] .
Uitgaande van dit alternatieve scenario zou [benadeelde partij 3] zijn eigen vader hebben bestolen en zou hij aan verdachte vrijwillig een partij horloges hebben gegeven, waarvan [benadeelde partij 3] wist dat de waarde circa € 9.000,00 is, terwijl de schuld van [benadeelde partij 3] bij verdachte ongeveer
€ 1.000,00 zou bedragen. Vervolgens zou [benadeelde partij 3] een inbraak in scène hebben gezet waarbij hij forse schade aan de woning van zijn ouders zou hebben toegebracht. In plaats van het weggooien van de bankpassen, wat voor de hand zou hebben gelegen, zouden in het door verdachte geschetste scenario de bankpassen door toedoen van [benadeelde partij 3] in handen zijn gekomen van personen in het RIBW in Twente die ze vervolgens hebben misbruikt [12] .
[benadeelde partij 3] is eveneens ter zitting als getuige onder ede gehoord. Hij heeft (onder meer) ontkend dat hij een schuld bij verdachte heeft gehad en dat hij verdachte de horloges heeft gegeven.
Tijdens zijn verhoren door de politie gedurende zijn inverzekeringstelling van drie dagen heeft verdachte, die volgens eigen zeggen volledig onschuldig zou zijn, de naam van [benadeelde partij 3] niet één keer genoemd, terwijl hij ter zake van andere, minstens even zware strafbare feiten waarbij verdachte in beeld was gekomen, wel direct de naam van de volgens verdachte aansprakelijke persoon heeft genoemd. Op de vraag van verbalisanten of verdachte rond 9 april 2017 in Grou is geweest [13] , heeft verdachte geantwoord dat hij wel eens in Grou komt en dat hij niet meer weet waar hij in april is geweest. Verdachtes antwoord op deze vraag is onverenigbaar met het door hem zelf geschetste alternatieve scenario, zodat als verdachte gevolgd zou worden in zijn scenario, dit antwoord als evident leugenachtig kan worden aangemerkt. Ter zitting heeft verdachte hiervoor geen enkele reden kunnen geven.
Wanneer verdachte vervolgens door verbalisanten wordt gevraagd over zijn betrokkenheid bij de horloges, antwoordt verdachte [14] : “Op advies van mijn advocaat wacht ik het dossier af, zodat we weten hoe de vork in de steel steekt. Als de horloges van inbraak afkomstig zijn wil ik daar wel meer over weten van iemand anders.” Uitgaande van het alternatieve scenario wist verdachte echter heel goed hoe de vork in de steel zat en de rechtbank ziet dan ook niet in waarom verdachte een dergelijke verklaring af zou leggen als hij de doos met horloges te goeder trouw van [benadeelde partij 3] zou hebben ontvangen, terwijl hij net door de politie is geïnformeerd dat die horloges bij een inbraak in het huis van deze [benadeelde partij 3] zijn weggenomen.
Voorts zijn door of namens verdachte meerdere klaagschriften ex art. 552a Sv ingediend. Verdachte heeft daarbij steeds met klem gevraagd om teruggave van zijn geld, maar heeft tijdens die procedures kennelijk geen enkele aanleiding gezien om te vertellen hoe volgens hem de vork in de steel zat. Op de beklagzitting van 13 september 2018 verklaart verdachte: "er wordt steeds gezegd dat ik voor een inbraak kan worden veroordeeld die ik niet heb gepleegd. Dat dit steeds naar boven wordt gehaald irriteert me." Verdachte heeft tijdens die behandeling niets verklaard over het vrijwillig afgeven van de horloges door [benadeelde partij 3] . Op diezelfde zitting zegt de raadsman: "voor betrokkenheid van klager bij de diefstal is geen bewijs voorhanden. Wat mij betreft hebben we het maximaal over de heling van de horloges." Ook door de raadsman is vervolgens met geen woord over het alternatieve scenario gesproken terwijl de raadsman op de inhoudelijke zitting betoogt dat verdachte volledig vrijgesproken dient te worden en er helemaal geen sprake kan zijn van heling.
Ter zitting is herhaaldelijk aan verdachte gevraagd waarom hij pas op de zitting met het alternatieve scenario komt. Verdachte geeft dan telkens als antwoord dat hij eerst wilde weten hoe de vork in de steel zit. Gelet op de aard van de verdenking en de grote relevantie van dit scenario voor de verdenking, is dat antwoord naar het oordeel van de rechtbank niet alleen ongeloofwaardig, maar ook onbegrijpelijk, nu er geen enkel strategisch verdedigingsbelang mee wordt gediend.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden en stelt de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over het voorhanden hebben van de horloges, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van de goederen eerst is ontstaan na het verwerven of voorhanden krijgen daarvan. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Het verweer wordt daarom verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
subsidiair
hij in de periode van 8 april 2017 tot en met 29 augustus 2017, te Leeuwarden of elders in Nederland, 45 horloges van het merk Locosys, type GW60 voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair Opzetheling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, is gelet op het tijdsverloop, oplegging van een onvoorwaardelijk straf niet meer aan de orde, aldus de raadsman. Hooguit zou een voorwaardelijk straf opgelegd kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een groot aantal horloges met een substantiële waarde. Heling is een laakbaar feit, aangezien heling enkel gepleegd wordt uit oogpunt van persoonlijk gewin en voor de slachtoffers financieel nadeel en overlast met zich meebrengt. Bovendien vormt heling een extra prikkel voor anderen om diefstallen te plegen, nu de heler zorgt voor een afzetkanaal van gestolen goederen. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor woninginbraken.
Hoewel de aard van de bewezenverklaring zich zonder meer leent voor het opleggen van een onvoorwaardelijke straf acht de rechtbank dat gelet op het forse tijdsverloop niet meer passend. De rechtbank zal daarom aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.980,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd, zulks vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat voor zover een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde zou volgen, het causale verband tussen de schade en het strafbare feit ontbreekt omdat de schade betrekking heeft op de inbraak. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de precieze schade onduidelijk is. Aanhouding zou een onevenredige belasting van het strafproces betekenen en daarom dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[benadeelde partij 3]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering nu deze niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3]

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen van oordeel dat onvoldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partijen gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partijen door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De schade is ontstaan door de inbraak. Verdachte wordt vrijgesproken van het plegen van deze inbraak. Dat verdachte op een later moment in het bezit komt van een deel van de buit van de inbraak maakt in dit geval niet dat hij daarmee verantwoordelijk is voor de bij en door de inbraak ontstane schade.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen in de vordering niet ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op één jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij J.H. de Bruin niet ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij N.H. de Bruin niet ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. K.A. de Groot en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2021.
Mr. Krijger en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van ambtsedige processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal BVH 2017090853-1, opgemaakt door Politie Noord-Nederland, waarvan de 2 ordners als volgt zijn doorgenummerd. Ordner 1 is doorgenummerd 1 tot en met 272 en ordner 2 is doorgenummerd 273 tot en met 435. Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 221.
3.Pagina 273 t/m 275.
4.Pagina 295, 297 en 298.
5.Pagina 312 t/m 314.
6.Pagina 315 en 316.
7.Pagina 315 t/m 317.
8.Pagina 323 t/m 332.
9.Pagina 134 t/m138.
10.Pagina 214 t/m 228.
11.Vgl bijvoorbeeld Hoge Raad 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359
12.Pagina 305 t/m 307.
13.Pagina 218.
14.Pagina 221.