ECLI:NL:RBNNE:2021:1307
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake rijgeschiktheid na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een persoon die getroffen is door een Cerebro Vasculair Accident (CVA), heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) dat hem een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid heeft opgelegd en zijn rijbewijs heeft geschorst. Dit besluit volgde op een mededeling van de directeur van het CBR, waarin werd gesteld dat er vermoedens bestonden dat verzoeker niet meer over de benodigde geschiktheid beschikte om de motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs was afgegeven te besturen.
Tijdens de zitting op 30 maart 2021 was alleen de gemachtigde van verzoeker aanwezig, terwijl de verweerder niet verscheen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Verzoeker heeft primair gesteld dat het besluit onrechtmatig is, omdat het gebaseerd zou zijn op het feit dat hij geen rijtest wilde afleggen. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat er geen medische verklaring is die zijn rijgeschiktheid in twijfel trekt, aangezien zowel de neuroloog als de oogarts hem geschikt achten om te rijden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het CBR zich heeft gebaseerd op medische informatie die al bekend was, waaronder een rapport van de neuroloog. Dit rapport vermeldt dat verzoeker na zijn CVA minimale restverschijnselen heeft die zijn rijgeschiktheid niet beïnvloeden, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat het CBR terecht een medisch onderzoek heeft opgelegd op basis van de beschikbare gegevens. De voorzieningenrechter verwacht dat het primaire besluit in bezwaar stand zal houden en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.