ECLI:NL:RBNNE:2021:1302

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
18/190957-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en strafoplegging

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige verdachte, die zich gedurende twee maanden schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 13-jarig slachtoffer. De verdachte heeft onder andere seksueel binnendringen gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van dwang, maar dat er wel een aanzienlijk leeftijdsverschil was tussen de verdachte en het slachtoffer, wat de ernst van de zaak vergrootte. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde. De rechtbank benadrukte het belang van bescherming van minderjarigen tegen seksuele handelingen en de gevolgen daarvan voor hun ontwikkeling. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en de bewijsstukken overtuigend. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 10.000,-- gevorderd, maar de rechtbank kende uiteindelijk € 1.500,-- toe voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/190957-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 13 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 maart 2021.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2019 te Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2019 te Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het betasten van de vagina en/of de billen en/of de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen met die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft de hem ten laste gelegde feiten bij de politie ontkend. In een brief die verdachte kort voor de behandeling van zijn strafzaak aan de rechtbank heeft doen toekomen,
heeft verdachte nader toegelicht waarom in zijn visie het bewijs voor het tenlastegelegde ontbreekt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 februari 2020, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier met nummer 2019325783 d.d. 20 juli 2020, inhoudende als verklaring van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006:
Een week na 4 augustus 2019 begon [verdachte] echt aan me te zitten. Hij sliep toen bij mijn vader (de rechtbank begrijpt: in Groningen). Hij begon toen aan mijn kont te zitten en aan mijn borsten. Hij ging aan mijn borsten zitten en knijpen en voelen. Deze keer zat hij alleen aan mijn borsten.
V: En de andere keren?
A: Hij gaat dan op mijn broek een beetje wrijven en ook tussen mijn benen. Hij wrijft dan over mijn geslachtsdeel.
V: Waar is er nog meer gebeurd?
A: In het [pleegplaats]. Toen ging het wel echt verder. Hij ging mijn broek in. Hij wreef met zijn hand op mijn geslachtsdeel. Eerst was zijn hand op mijn onderbroek en daarna erin. Hij gaat met zijn vinger in mijn geslachtsdeel. De vinger beweegt dan. Later gaat het echt verder tot de max. Dan gaat hij echt meer dingen doen.
V: Vertel eens, wat gaat hij doen?
A: Hij ging toen verder dan alleen met zijn vinger.
V: Wat gebeurde er dan precies?
A: Het meest erge, wat je kan bedenken, zeg maar. Seks. Hij gaat met zijn piemel in mijn geslachtsdeel. Ik lig op mijn zij en hij ook. Hij ligt achter mij. Ik voel dat zijn piemel er in gaat. Hij ging heen en weer met zijn piemel.
V: Hoe vaak is dit gebeurd, die seks?
A: Twee keer. De laatste keer was einde vakantie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 15 mei 2020, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
V: Hoe zat hij aan je borsten?
A: Gewoon rustig een beetje knijpen en voelen.
V: Hoe vaak is dat betasten van de borsten op deze manier gebeurd?
A: Twee of drie keer. Het is allemaal in mijn vaders huis gebeurd. Hij wreef over mijn borsten en ging in mijn broek. Hij ging wrijven. Hij wrijft over mijn geslachtsdeel. Die andere zaterdag. Toen ging hij door. Hij ging ook naar binnen bij mij. Met zijn vinger in mijn geslachtsdeel.
Hij zoende mij ook. Hij zoende mij op de mond.
V: Hoe vaak is dit gebeurd?
A: Twee of drie keer, ook nog op andere dagen. Volgens mij nog ergens in een speeltuintje. Dat was niet heel ver van huis in Groningen.
V: Je hebt eerder iets gezegd over het '[pleegplaats]'?
A: Dat is vlakbij het speeltuintje. Hij heeft mij gevingerd bij het treintje, dat is het speeltuintje, op mijn zus haar kamer en in het [pleegplaats].
V: Heb je ook seksuele handelingen bij hem moet verrichten?
A: Ja, wel aftrekken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 14 juli 2020 met bijlagen, opgenomen op pagina 243 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De veilig gestelde data van de telefoon van verdachte werd door mij onderzocht. Van het onderzoek zijn een aantal extractie rapportages opgemaakt, welke bij dit proces-verbaal zijn gevoegd. In deze extractie rapporten is inzichtelijk gemaakt waar op de telefoon van de verdachte naar is gezocht, met wie hij contact heeft gehad, hoe vaak er met de onderzochte telefoon contact is geweest met de telefoon van [slachtoffer]. Tevens is de WhatsApp en de Facebook Messenger communicatie tussen verdachte en [slachtoffer] inzichtelijk gemaakt. In de "Web History" is te zien waar naar is gezocht op een internet zoekmachine, zoals Google. Op de onderzochte telefoon is te zien dat er op meerdere data en tijdstippen is gezocht met zoektermen die mogelijk te maken hebben met het strafrechtelijke onderzoek, namelijk:
- is een relatie met minderjarige strafbaar;
- seks met minderjarigen.
Bijlage extractierapport betreffende Facebook Messenger [verdachte]-[slachtoffer], pagina 543 e.v.:
2 september 2019
[verdachte]:
- Ik je toen wel lief vastpakte
- En niet losliet vlgm
- Jaaa wij seksen heel veel
- Geile beer!
- Maar het is keer op keer heerlijk
[slachtoffer]: Uh jahh
[verdachte]: Hmmmm lijkt me wel echt heeeeeel chill. Samen slapen.
[slachtoffer]: Hebben we toch al gedaan, die eerste nacht weetje nog
[verdachte]: Jaaa en gelukkig ben ik toen wakker geworden anders was het allang einde oefening.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft weliswaar ontkend de ten laste gelegde seksuele handelingen te hebben verricht, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer], welke verklaring wordt ondersteund door de gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer], zoals die zijn aangetroffen bij het onderzoek aan zijn telefoon en zijn weergegeven in het hierboven aangehaalde proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2020.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2019 te Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis en vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];
2.
hij in de periode van 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2019 te Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het betasten van de vagina en de billen en de borsten van die [slachtoffer] en
- het zoenen met die [slachtoffer] en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
1. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam en
2. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer].
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende twee maanden schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder begrepen seksueel binnendringen. Uit de berichten die verdachte en het slachtoffer naar elkaar hebben gestuurd blijkt dat zij op dat moment affectieve gevoelens voor elkaar hadden. Van dwang is dus geen sprake geweest. Wel van een aanzienlijk leeftijdsverschil, zeker gezien de ontwikkelingsfase waarin het slachtoffer zich op dat moment bevond. Verdachte was immers destijds 25 jaar oud, het slachtoffer nog maar 13. De wet beschermt jeugdigen tussen de 12 en 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Daartoe dienen zij ook beschermd te worden tegen zichzelf, aangezien zij de gevolgen op lange termijn niet kunnen overzien. De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruisen. Naar het oordeel van de rechtbank is een substantiële onvoorwaardelijke gevangenisstraf derhalve het uitgangspunt.
Omdat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en niet heeft mee willen werken aan de totstandkoming van een reclasseringsrapport, is omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet veel bekend. Wel komt uit het dossier het beeld naar voren dat bij verdachte sprake is van psychische problematiek. De rechtbank houdt hiermee in strafverminderende zin rekening.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van
12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Deze straf doet voldoende recht aan de ernst van de feiten. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar verbinden, alsmede de bijzondere voorwaarde dat verdachte op geen enkele wijze contact mag opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer. De tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht komt in mindering op de gevangenisstraf.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen smartphone, merk/type Samsung J7, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De benadeelde partij is ter terechtzitting van 30 maart 2021 bijgestaan door
mr. R.G. van der Laan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd moet worden tot € 8.000,--, nu de door de benadeelde partij ter onderbouwing bijgevoegde uitspraken niet vergelijkbaar zijn met onderhavige zaak.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De benadeelde partij staat sinds december 2020 onder psychologische behandeling en de ernst van de psychische schade kan op dit moment nog niet worden vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De rechtbank zal deze schade naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op
€ 1.500,-- en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet ontvankelijk verklaren. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 1 oktober 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven smartphone, merk/type Samsung J7.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.500,--(zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 25 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2021.