ECLI:NL:RBNNE:2021:1275

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
18/258891-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstal met braak en diefstal uit auto

De Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 2 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal en diefstal met braak. De verdachte is veroordeeld tot 200 dagen gevangenisstraf, waarvan 85 dagen voorwaardelijk. De zaak betreft twee incidenten: de eerste was een woninginbraak op 4 mei 2019, waarbij de verdachte een telefoon en een powerbank heeft gestolen. De tweede was op 18 juli 2019, toen hij een subwoofer uit de auto van zijn ex-vriendin heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn daden de eigendomsrechten van anderen heeft geschonden en gevoelens van onveiligheid in de samenleving heeft veroorzaakt. Bij de strafbepaling is rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft ook de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte in overweging genomen, zoals zijn stabiele woonsituatie en het feit dat hij geen strafbare feiten meer heeft gepleegd sinds zijn laatste veroordeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft besloten om een maand gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 120 uur.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/258891-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/000804-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730041-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [straatnaam] in [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/258891-19:
hij op of omstreeks 4 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (witte)Samsung telefoon en/of een (zwarte)powerbank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen in/uit een woning ( [straatnaam] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 4 mei 2019, in elk geval in de periode van 4 mei 2019 tot en met 28 oktober 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (witte) Samsung telefoon en/of een (zwarte) powerbank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft weggemaakt, althans (tijdelijk) buiten het bereik van de rechthebbende heeft gebracht;
en/of
B.
hij op of omstreeks 4 mei 2019, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, in een woning (perceel [straatnaam] , aldaar), in gebruik bij [benadeelde partij 1] , in elk geval bij een ander dan verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen.
en in de zaak met parketnummer 18-000804-20:
hij op of omstreeks 18 juli 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in/uit een personenauto, merk VW en voorzien van het kenteken [kenteken] , welke personenauto stond geparkeerd aan of bij de Jan van Scorelstraat, aldaar, (onder meer) een subwoofer en/of
een versterker en/of een sleutel en/of een doos met bougies en/of een boormachine en/of een kist met gereedschap, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen subwoofer en/of versterker en/of sleutel en/of doos met bougies en/of boormachine en/of kist met gereedschap onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk een subwoofer en/of versterker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een subwoofer en/of versterker, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide primair tenlastegelegde feiten in de zaken met parketnummers 18/258891-19 en 18/000804-20. Met betrekking tot parketnummer 18/258891-19 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Daaruit volgt dat sprake is geweest van diefstal met braak. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit in de zaak met parketnummer 18/000804-20 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] die verdachte heeft herkend als degene die in de auto van aangeefster heeft plaatsgenomen. In combinatie met de aangifte kan diefstal met braak wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een veroordeling kan volgen voor de diefstal met braak zoals primair tenlastegelegd onder parketnummer 18/258891-19, en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18/000804-20 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Getuige [getuige] heeft wisselend verklaard en heeft niet gezien dat verdachte de auto van aangeefster heeft opengebroken en goederen heeft weggenomen. Zij verklaart enkel verdachte te hebben gezien nabij de auto. Dit betekent dat het dossier te weinig aanknopingspunten en te veel tegenstrijdigheden bevat om diefstal te kunnen bewijzen. De subwoofer die door verdachte aan aangeefster is teruggegeven, heeft verdachte gevonden bij een container. Daarom is van verduistering evenmin sprake.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/258891-19
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 mei 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2019112737-1 d.d. 10 december 2019, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] .
In de zaak met parketnummer 18-000804-20
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 19 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had op 18 juli 2019 een subwoofer in mijn bezit. Ik heb de subwoofer aan [benadeelde partij 2] teruggegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2019, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019192642 d.d. 30 september 2019, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Op 18 juli 2019 kwam ik bij mijn Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Ik zag dat de volgende goederen waren weggenomen:
- Subwoofer, Rockfort Fosgate Puch.
Ik ging vervolgens direct naar [getuige] toe. Ik weet dat deze vrouw vroeg wakker is en ik vroeg haar of zij iets gezien had. Ik hoorde haar zeggen dat zij op 18 juli 2019
omstreeks 05:30 uur iemand bij mijn auto zag. Ik heb [getuige] een foto van [verdachte] laten zien. Ik hoorde haar direct zeggen: "Ja dat is hem". Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik mijn spullen terug wil. Op zaterdagochtend om 07:58 uur ontving ik een bericht van [verdachte] : ''Kijk maar beneden". Ik keek beneden in de portiek en ik zag mijn subwoofer staan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 juli 2019, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op donderdag 18 juli 2019, omstreeks 05:30 uur, was ik thuis en wakker. Vanuit mijn woning in Leeuwarden had ik zicht op een donkere Volkswagen Golf, die op de stoep geparkeerd stond. Ik zag vervolgens een man uit de Jan Van Scorelstraat fietsen. Ik zag dat deze man eerst langs de Volkswagen Golf fietste, maar even later terug fietste in de richting van de auto. Vervolgens zag ik dat deze persoon in de auto ging zitten. Ik zag dat deze persoon iets uit de auto pakte en vervolgens weer uit de auto stapte en de deur dicht deed. Op vrijdag 19 juli 2019 kwam [benadeelde partij 2] bij me. Ze toonde mij vervolgens meerdere personen via Facebook. Ik zag dat [benadeelde partij 2] mij vervolgens een laatste foto van Facebook toonde. Ik herkende deze persoon als diegene die in de auto zat. Ik gaf vervolgens aan dat dit de persoon was die ik gezien had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 september 2019, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik stond in mijn achtertuin toen ik de in mijn eerste verklaring genoemde persoon bij de Volkswagen Golf zag. Ik zag dat hij in de betreffende Volkswagen Golf stapte. Ik zag dat hij instapte aan de bestuurderszijde. Ik durf met zekerheid te zeggen dat ik deze persoon in de betreffende Volkswagen Golf op de bestuurdersstoel heb zien zitten.
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af dat verdachte kort na de diefstal een subwoofer onder zich heeft gehad die toebehoorde aan aangeefster. Nadat aangeefster verdachte heeft geconfronteerd met de vermissing van haar spullen, heeft verdachte de subwoofer bij aangeefster teruggebracht. Dat verdachte niets met de diefstal te maken zou hebben, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. Daarbij is in aanmerking genomen dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over de herkomst van de subwoofer en wat hij vervolgens met de subwoofer heeft gedaan. Verdachte stelt dat hij de subwoofer heeft gevonden bij een container in de Jan van Scorelstraat: de straat waar de auto van aangeefster geparkeerd stond. Vervolgens zou verdachte de subwoofer aan een persoon met de naam [naam] hebben gegeven. Later verklaarde verdachte dat René Wielders de subwoofer van hem heeft gekregen en ook heeft teruggebracht naar aangeefster. Daar staat tegenover dat verdachte in het gesprek met aangeefster via Facebook heeft aangegeven dat hij de subwoofer van René Wielders heeft gekocht. Uit het dossier volgt echter dat Wielders gedetineerd zat in de periode waarin de diefstal plaatsvond. Hij verbleef van 26 juni 2019 tot en met 2 augustus 2019 in de P.I. in Lelystad. [1] De rechtbank acht de verklaringen van verdachte met betrekking tot (de herkomst van) de subwoofer dan ook niet aannemelijk.
Op basis van het voorgaande en de verklaring van getuige [getuige] die verdachte in de vroege ochtend van 18 juli 2019 nabij de auto van aangeefster heeft waargenomen en hem op de bestuurdersstoel heeft zien zitten, concludeert de rechtbank dat verdachte de subwoofer uit de auto heeft weggenomen. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor het wegnemen van de overige goederen die door aangeefster als vermist zijn opgegeven. Evenmin kan uit het dossier worden afgeleid dat er sprake is geweest van braak. Hiervoor bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Daarbij is in aanmerking genomen dat getuige [getuige] niet heeft gezien dat de auto door verdachte is opengebroken of dat het slot door hem is geforceerd. Voor dit deel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken, zoals hierna is weergegeven.

Bewezenverklaring

In de zaak met parketnummer 18/258891-19:
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 mei 2019 te Leeuwarden een witte Samsung telefoon en een zwarte powerbank die aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen uit een woning, [straatnaam] aldaar, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
In de zaak met parketnummer 18-000804-20:
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 juli 2019 te Leeuwarden uit een personenauto, merk VW en voorzien van het kenteken [kenteken] , welke personenauto geparkeerd stond aan de Jan van Scorelstraat, aldaar, een subwoofer die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/258891-19:
Primair. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
In de zaak met parketnummer 18-000804-20:
Primair. Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair tenlastegelegde feiten in de zaken met parketnummers 18/258891-19 en 18-000804-20 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de strafmaat aangesloten bij de eis van de officier van justitie, in die zin dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 11 februari 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft bij een woninginbraak een telefoon en een powerbank gestolen. Twee maanden daarna heeft hij een subwoofer (luidspreker) gestolen uit de auto van zijn ex-vriendin. Daarmee heeft verdachte zich in korte tijd schuldig gemaakt aan twee vermogensdelicten.
Verdachte heeft erkend dat hij de woninginbraak heeft gepleegd, omdat hij op zoek was naar een eerder gestolen urn met daarin de resten van het overleden kind van een vriend. Verdachte had echter niet het recht om in de woning van aangever te zijn en heeft goederen ontvreemd die hem niet toebehoorden. Datzelfde geldt voor de diefstal van de subwoofer die hij uit de auto van aangeefster heeft gehaald. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten een inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van een ander en schade en overlast veroorzaakt. Ook is algemeen bekend dat dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en ergernis oproept in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. Daarbij is in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte staat sinds lange tijd bekend als veelpleger en kent een uitgebreid delictverleden aangaande het plegen van vermogens- en geweldsdelicten. Uit het reclasseringsrapport volgt dat de problematische achtergrond van verdachte, zijn destijds instabiele relatie en middelengebruik verband hielden met het disfunctioneren van verdachte op meerdere leefgebieden. Hierdoor was er lange tijd sprake van een hoog recidiverisico. Inmiddels lijkt het tij te zijn gekeerd. Verdachte is duidelijk een andere weg ingeslagen en functioneert stabiel op meerdere leefgebieden. Hij heeft een baan, woont samen met zijn vriendin en gebruikt geen middelen meer. Ook staat hij open voor begeleiding en hulpverlening. Dit heeft een positief effect op verdachte, alsmede op het recidiverisico. De reclassering heeft het gunstige beeld ter terechtzitting bevestigd en aangegeven dat verdachte al ruim een jaar geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. De ontwikkelingen zijn dusdanig positief dat verdachte in mei van dit jaar van de zogenaamde veelplegerslijst wordt gehaald. De reclassering kan vanaf dat moment het toezicht afbouwen en ziet daarom geen meerwaarde in bijzondere voorwaarden of andere interventies. De rechtbank neemt dit advies over en is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis volstaat. Daarbij is het tijdsverloop in aanmerking genomen, alsmede de afgelopen periode waarin verdachte een positieve gedragsverandering heeft laten zien. De rechtbank acht het van belang dat deze positieve ontwikkeling wordt gecontinueerd. Daarnaast acht de rechtbank gelet op het delictverleden van verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf nodig als stok achter de deur.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 200 dagen waarvan 85 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar.

Benadeelde partij

In de zaak met parketnummer 18-000804-20:
[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 696,20 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, met dien verstande dat enkel de materiële schade voor toewijzing vatbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Wat betreft de immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat geen sprake is van aantasting in persoon als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, bij een bewezenverklaring, gepleit voor het niet-ontvankelijk verklaren van de vordering nu de vordering onvoldoende is onderbouwd met betrekking tot de materiële schade en er geen sprake is van immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat door het bewezen verklaarde rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. Daarbij is in aanmerking genomen dat de benadeelde partij stelt schade te hebben geleden als gevolg van diefstal met braak waardoor haar auto gerepareerd moest worden. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank gekwalificeerde diefstal niet bewezen. Overigens is de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van spanning en stress vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 9 augustus 2018 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 augustus 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de tenuitvoerlegging gevorderd van bovengenoemde straf met dien verstande dat de gevangenisstraf van drie maanden moet worden omgezet in een taakstraf van 200 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor omzetting van drie maanden gevangenisstraf in een taakstraf van 100 uur.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de rechtbank in beginsel de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor bij de straftoemeting heeft overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om in plaats daarvan een taakstraf te gelasten. Qua duur is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uur op dit moment volstaat. Daarom zal de rechtbank de vordering na voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk toewijzen en één maand gevangenisstraf omzetten in een taakstraf van 120 uur. Voor het overige zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie afwijzen en de proeftijd verlengen met één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18/258891-19 en het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 18/000804-20 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 85 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij

Ten aanzien van 18-000804-20:
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/730041-18:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de 9 augustus 2018 van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 9 augustus 2018, te weten: één maand gevangenisstraf.
Gelast het verrichten van een taakstraf voor de duur van 120 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van één maand, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 9 augustus 2018.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van één maand zal worden toegepast.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af en verlengt daarvan de proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2021.
Mr. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27 van voornoemd dossier.