ECLI:NL:RBNNE:2021:1244

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
18/820068-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en water, en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep

Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en water, en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De verdachte, geboren in 1990, was betrokken bij een hennepkwekerij in Tynaarlo, waar in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019 ongeveer 440 hennepplanten werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen verantwoordelijk was voor de illegale afname van elektriciteit en water, en dat hij opzettelijk aanwezig had van hennep. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, WhatsApp-berichten en andere bewijsmiddelen die aantoonden dat de verdachte actief betrokken was bij de hennepkwekerij en de diefstal van energie en water. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, evenals een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd. De benadeelde partij, een energiebedrijf, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 22.031,49, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820068-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 april 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
26 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019, te Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]) ongeveer 440, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019, te Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer hoeveelheden electriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het bedrijf [benadeelde partij 1], en/of een of meer hoeveelheden water, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het bedrijf [benadeelde partij 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen hoeveelheid/hoeveelheden electriciteit en/of drinkwater onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 5 februari 2019, te Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 138,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3, met dien verstande dat ten aanzien van alle feiten sprake is van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
T.a.v. de feiten 1, 2 en 3:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 26 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben verantwoordelijk voor de hennepkwekerij die is aangetroffen aan de [straatnaam] te Tynaarlo. Ik verzorgde de planten en kwam, afhankelijk van het groeistadium van de planten, zo vaak als nodig was. De elektriciteit ging achter de meter langs. De stroom werd niet betaald. De watermeter was vervangen door een andere watermeter, zodat de rekening niet betaald hoefde te worden. Iemand anders heeft de omleidingen aangelegd. Ik had de sleutel van de kluis in het kantoor van de loods. Daar zat onder andere geld in voor de stekken en voor het knippen van de hennepplanten. In 2014 heb ik [medeverdachte] leren kennen. Op 1 januari 2015 heb ik een bedrijf van hem overgenomen. [medeverdachte] heeft een keer de meterstand doorgegeven voor het pand in aan de [straatnaam] in Tynaarlo.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, inclusief bijlage, opgenomen op pagina 582 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland inzake onderzoek GIBBON met nummer NNRBA18036 d.d. 6 december 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Wij hebben op 5 februari 2019 aan de [straatnaam] te Tynaarlo een hoog professionele hennepkwekerij aangetroffen. In totaal stonden er 440 hennepplanten. Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. In het kantoor werd in een open kast een watermeter aangetroffen. Deze meter is dezelfde dag opgehaald door een medewerker van de [benadeelde partij 2]. Ik zag in de kwekerij een waterirrigatiesysteem staan. De stroomvoorziening van de kwekerij is onderzocht. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal, buiten de meter om, werd afgenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Inhoud kluis d.d. 3 mei 2019, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 928 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tijdens de actiedag op 5 februari 2019 is in het bedrijfspand aan de [straatnaam] (
de rechtbank begrijpt [straatnaam]) te Tynaarlo een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de daarop volgende zoeking in het bedrijfspand is door de verbalisanten een kluis in beslag genomen. In de kluis werden twee zakken met hennep aangetroffen.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte d.d. 25 februari 2019, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 623 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 1] namens [benadeelde partij 2], voor zover inhoudende:
Op 5 februari 2019 is aan de [straatnaam] te Tynaarlo door de politie een wietplantage aangetroffen. De [benadeelde partij 2] heeft daarbij geconstateerd dat op dit adres sprake was van diefstal van water, omdat de door [benadeelde partij 2] aangebrachte watermeter was verwijderd (deze lag los in het pand) en een eigen/illegale watermeter was geplaatst. [benadeelde partij 2] transporteert en distribueert water naar de contractant van het hier betreffende pand aan de [straatnaam] te Tynaarlo.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte d.d. 23 februari 2019, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 631 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 2] namens [benadeelde partij 1]:
Ik, [naam 2], ben in mijn hoedanigheid van Medewerker Beheersen Netverlies bij netwerkbedrijf [benadeelde partij 1] gerechtigd tot het doen van aangifte van strafbare feiten die worden gepleegd ten nadele van [benadeelde partij 1] transporteert en distribueert energie naar de contractant van pand [straatnaam] te Tynaarlo. Op 5 februari 2019 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op dit adres. Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging was gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de elektrische installatie in het betreffende pand en voorzag de aangesloten installatie van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door [benadeelde partij 1] verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door [benadeelde partij 1] aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. Hiervoor heeft [benadeelde partij 1] geen toestemming verleend.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 april 2019, opgenomen op pagina 684 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
V: Wanneer ben jij voor het eerst aan de [straatnaam] geweest?
A: Ik denk ongeveer 3 jaren geleden.
V: Wie waren daar toen?
A: [naam 3], [verdachte], [medeverdachte] en ik.
V: Wie is [medeverdachte]?
A: Ik wil mij daar niet mee bemoeien, ik wil niks met die man te maken hebben. Ik denk dat het een vieze klootzak is. [naam 3] werd ook niet vrolijker sinds het contact met [medeverdachte].
V: Hoe bedoel jij dat?
A: Nou [naam 3] had ook een kwekerij voor [medeverdachte]. En [medeverdachte] heeft mij ook het pand aan de
[straatnaam] aangeboden om te onderhouden.
V: Wat voor contact heb jij met [medeverdachte]?
A: Niet, en dat wil ik ook niet. Hij zal heel aardig doen, maar hij is een gladjakker. In eerste instantie komt hij heel open en tof over. Hij denkt wel na over hoe hij dingen aanpakt. Hij kan heel goed praten. Hij zegt soms ook dingen waarvan ik denk, hoezo?
V: Wat bedoel jij daarmee?
A: Nou over de plantages bijvoorbeeld, iedereen wist het.
V: Bedoel jij dan ook dat hij meerdere personen heeft gevraagd voor hem te werken?
A: Nee, hij zoekt wel de zwakkere personen uit, wat jongens die bijvoorbeeld op een wakeboardbaan werken en niet veel verdienen.
V: Heb jij het idee dat hij nu bij meerdere jongens zulke constructies heeft?
A: Ik weet het alleen van [verdachte] en van [naam 3]. Ik weet wel dat het van [verdachte] geen vetpot was.
V: Heb jij alle zakken potgrond ook gezien in de loods?
A: Ja dit stond er al voordat [verdachte] erin kwam, dit was van [medeverdachte]. Er hingen logootjes op van zwemvesten om het te verstoppen. Ik heb mij altijd al verbaasd over hoe hij het had opgezet.
V: Hoe bedoel je dat precies?
A: Nou zijn dekmantel met die bootjes, dat het goed ging.
V: In Tynaarlo is in het pand, dat [verdachte] huurde aan de [straatnaam], een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Wat kun jij daar over vertellen?
A: Ik ben daar nooit geweest. Ik wist het wel.
V: Hoe kwam jij aan de informatie dat er in de [straatnaam] te Tynaarlo een hennepkwekerij
aanwezig was?
A: Ik kende de verhalen van [medeverdachte] en ik hoorde het van [naam 3]. Een trapje omhoog boven het kantoorpand.
V: Sinds wanneer wist jij dat er in de [straatnaam] te Tynaarlo een hennepkwekerij aanwezig was?
A: Sinds de eerste keer dat ik daar geweest was, zo'n 3 jaar geleden.
V: Van wie denk jij dat deze hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Tynaarlo is?
A: [verdachte] had nooit geld, dus ik denk niet dat hij van [verdachte] was want dan had hij wel geld. [verdachte] is dom geweest om dat ding te verzorgen.
V: Was die dan van [medeverdachte] of zaten er meer mensen achter?
A: Nou er zaten niet meer mensen bij, daar was [medeverdachte] slim genoeg voor.
V: In het onderzoek naar de hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Tynaarlo is gebruik gemaakt van telefoontaps. Wij laten jou nu een gesprek horen tussen jou en [verdachte]. Dit gesprek is opgenomen op 9 februari 2019 om 15:23:36 uur.
A: [verdachte] is bang voor [medeverdachte] en daarom neemt hij de schuld op zich.
V: Waarom heb jij het met [verdachte] over de hennepkwekerij die de politie heeft geruimd in Sappemeer?
A: Omdat er nog een plantage van [medeverdachte] is opgerold.
V: In het gesprek met [verdachte] noem je "dat is zijn probleem". Wie bedoel jij hier?
A: [medeverdachte]. […] Ik weet ook dat [verdachte] niet blij was met de situatie en ervan af wilde, maar ik denk dat hij niet durfde. Ik denk dat hij niet tegen [medeverdachte] in durfde te gaan en hij bang was voor [medeverdachte].
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Onderzoek GSM verdachte [medeverdachte] d.d. 7 mei 2019, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 702 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tijdens de aanhouding van verdachte [medeverdachte] werd er bij hem een telefoon in beslag genomen. Ik heb de veiliggestelde gegevens bekeken waarbij ik het volgende bevond:
WhatsAppgesprek 1:
Ik zag dat het gesprek tussen de volgende deelnemers was gevoerd: Contactpersoon "[naam 4]", telefoonnummer [telefoonnummer], en verdachte [medeverdachte], telefoonnummer [telefoonnummer]. Het gesprek had plaatsgevonden in de periode van 22 november 2018 en 8 februari 2019.
Op zondag 2 december 2018 verzond [medeverdachte] een bericht naar [naam 4] dat hij een probleem had en dat er bijna 40 niet goed waren en dat hij een tekort had. [naam 4] antwoordde in gebrekkig Nederlands dat het jammer was en morgen vroeg naar hem ging. Dat hij het moet regelen.
Op woensdag 5 december 2018 verzond [medeverdachte] naar [naam 4] dat die dingen van 2 weken geleden
allemaal dood gingen en vraagt wat te doen. [naam 4] antwoordde dat hij met zijn vriend ging praten en dat [medeverdachte] het zou horen.
Op zaterdag 2 februari 2019 verzond [medeverdachte] een bericht naar [naam 4]. In het bericht zei [medeverdachte] dat het niet zo goed was. Dat 20% geen wortels had en ze allemaal helemaal uitgedroogd waren. [naam 4] vroeg hierop hoeveel hij nog moest hebben. [medeverdachte] zei geen idee maar dat er zo'n 80 zonder wortels waren. [medeverdachte] verzond later diezelfde dag een bericht naar [naam 4] en zei dat het er in totaal slechts 443 waren waarvan 80 zonder wortel. Dat hij maandag graag een volle doos gratis met wortels kreeg. [naam 4] antwoordde dat hij maandag om 1 uur naar Tynaarlo zou gaan en de slechte mee zou nemen. En of [medeverdachte] ook om 1 uur daar zou zijn. [medeverdachte] reageerde dat hij dan wel kan maar dat hij de slechte er ook ingezet had maar dat die waarschijnlijk dood gaan. [naam 4] zegt dat ze dan maandag samen gaan kijken en dat het goed zou komen.
WhatsAppgesprek 2:
Ik zag dat het gesprek tussen de volgende deelnemers was gevoerd: Contactpersoon verdachte [verdachte], telefoonnummer [telefoonnummer], en verdachte [medeverdachte], telefoonnummer [telefoonnummer]. Het gesprek had plaatsgevonden in de periode van 19 november 2018 en 2 februari 2019.
Op 28 november 2018 verzond [verdachte] een bericht met een contact genaamd "GAS" naar [medeverdachte]. Direct daaronder verzond [verdachte] een bericht met een adres te weten Diamantlaan 4.
Op 21 december 2018 verzond [medeverdachte] een bericht naar [verdachte] met de vraag of hij wist welke meterstand hij moest doorgeven aan het waterbedrijf. [verdachte] antwoordde dat als het goed was dat je de meterstand van vorig jaar kreeg te zien als je op een linkje in de mail klikte en dat het ongeveer 30-35 kuub verbruik was. Tevens zei [verdachte] dat hij dacht dat de meterstand vorig jaar 186 was. [medeverdachte] antwoordde hierop dat de stand 160 was en dat de link werkte.
Op 2 februari 2019 verzond [medeverdachte] een bericht naar [verdachte] dat hij dinsdag geen tijd had voor een meeting en dus het één en ander in de kluis zou leggen voor hem.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2019, opgenomen op pagina 605 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Aan de [straatnaam] te Tynaarlo is op dinsdag 5 februari 2019, naar aanleiding van de aangetroffen hennepkwekerij, een camerabeveiligingssysteem in beslaggenomen. Ik zag op het camerasysteem dat ik kon terugkijken tot 26 januari 2019 om 16.20 uur.
Zaterdag 2 februari 2019
[medeverdachte] is tussen 10.46 uur en 15.46 uur aanwezig in de loods.
11.11
uur: [medeverdachte] loopt met een zakje henneptoppen naar de kast naast de voordeur, [medeverdachte] open de kast met een sleutel, [medeverdachte] stapt in de kast, [medeverdachte] komt uit de kast zonder zak, [medeverdachte] doet de kast op slot met een sleutel, [medeverdachte] loopt heen en weer.
Opmerkelijk is dat er in de kast naast de voordeur een kluis is aangetroffen. In deze kluis zag ik dat er een doorzichtige zak hennep zat, gelijkend op foto 32.
Maandag 4 februari
[medeverdachte] is tussen 12.25 uur en 13.21 uur aanwezig in de loods.
13.08
uur: Een grijze bestelbus rijdt de loods in, Bestuurder stapt uit
13.19
uur: [medeverdachte] loopt met de bestuurder naar buiten
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een of meer anderen betrokken is geweest bij de aan de [straatnaam] te Tynaarlo aangetroffen hennepkwekerij en de daarmee gepaard gaande diefstal van water en elektriciteit. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft bekend dat hij betrokken is geweest bij het telen van hennep in voornoemde hennepkwekerij in Tynaarlo en dat ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal water en elektriciteit werd weggenomen. De hennepkwekerij is aangetroffen in de loods die verdachte heeft overgenomen van medeverdachte [medeverdachte].
Hoewel verdachte verklaard heeft alleen verantwoordelijk te zijn geweest voor de hennepkwekerij en hij geen namen heeft willen noemen van mogelijke andere betrokkenen, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de bewijsmiddelen in het dossier wel degelijk sprake is geweest van medeplegen.
Allereerst heeft getuige [getuige] verklaard dat verdachte een hennepkwekerij aan de [straatnaam] in Tynaarlo onderhield voor medeverdachte [medeverdachte]. Daarnaast maakt de rechtbank uit de bewijsmiddelen op dat medeverdachte [medeverdachte] veelvuldig aanwezig is geweest in de loods aan de [straatnaam] in Tynaarlo, waar hij onder meer heeft afgesproken met stekkenleverancier '[naam 4]'. De rechtbank constateert dat in de WhatsAppgesprekken die medeverdachte [medeverdachte] met [naam 4] heeft gevoerd voorafgaand aan de ontmoeting op 4 februari 2019 door medeverdachte [medeverdachte] wordt aangegeven dat 20% van de planten, te weten 80 planten van de in totaal 443 planten, geen wortels had en waarschijnlijk dood zou gaan. De rechtbank constateert dat in de loods aan de [straatnaam] in Tynaarlo een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met 440 planten en acht , gelet op al het voorgaande, bewezen dat ook medeverdachte [medeverdachte] betrokken was bij de hennepkwekerij in Tynaarlo.
Verder maakt de rechtbank uit de bewijsmiddelen op dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] contact heeft gehad over het doorgeven van de meterstanden in Tynaarlo, waarbij wordt gesproken over de meterstanden die in de voorgaande jaren zijn doorgegeven. De waterstand die aan het waterbedrijf is doorgegeven komt daarbij niet overeen met de aangetroffen aangesloten watermeter op het waternet. Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat is geconstateerd dat ten behoeve van de hennepkwekerij buiten de meter om zowel water als elektriciteit werd afgenomen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijkheid is voor de illegale afname van water en elektriciteit. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat zowel ten aanzien van de betrokkenheid bij de hennepkwekerij als bij de diefstal van water en elektriciteit sprake is van medeplegen.
Tot slot blijkt uit de bewijsmiddelen dat medeverdachte [medeverdachte] henneptoppen in een kluis in voornoemde loods in Tynaarlo heeft gelegd, waarover eerst onderling telefonisch contact is geweest met verdachte. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hadden toegang tot de loods in Tynaarlo en tot de betreffende kluis. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat zij tezamen en in vereniging de in de kluis aangetroffen hoeveelheid hennep opzettelijk aanwezig hebben gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019, te Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] 440 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 5 februari 2019, te Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, elektriciteit, toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1], en water, toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen hoeveelheden elektriciteit en drinkwater onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op 5 februari 2019, te Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 138,58 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed om zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, meermalen gepleegd;
3. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren. De officier van justitie heeft er bij zijn strafeis rekening mee gehouden sprake was van een professionele hennepkwekerij waarbij sprake is van aanwijzingen dat gedurende een langer periode hennep is gekweekt dan gedurende de ten laste gelegde periode. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop, het feit dat uit het dossier blijkt dat verdachte een ondergeschikte rol had bij de hennepkwekerij, hij slechts bij één hennepkwekerij betrokken was, zijn jonge leeftijd, zijn blanco documentatie en het feit dat hij zijn leven momenteel weer op de rit lijkt te hebben.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf van 120 uren, nu verdachte een vrijwel blanco strafblad heeft en hij in staat is om een taakstraf uit te voeren. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte naast voornoemde taakstraf geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu verdachte al 2 jaar intensief aan zichzelf werkt en geen sprake is van een recidiverisico op grond waarvan een voorwaardelijke straf zou moeten worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in Tynaarlo samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan het telen van hennep, diefstal van elektriciteit en water en aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Daarmee heeft hij de illegale handel in hennep in stand gehouden. Hennep is bij gebruik niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar ook - direct en indirect - de oorzaak van diverse vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft verdachte de elektriciteits- en waterleverancier benadeeld.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank voorts de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS in aanmerking genomen. De rechtbank gaat met betrekking tot feit 1 uit van het telen van in totaal 440 hennepplanten. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is voor het telen van dit aantal planten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand passend.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging in het nadeel van verdachte rekening met de hoge mate van professionaliteit van de hennepkwekerij en het feit dat er ook elektriciteit en water werd gestolen. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de ondergeschikte, slechts uitvoerende rol die hij heeft gehad met betrekking tot de hennepkwekerij in Tynaarlo, het feit dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij en het tijdsverloop.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport van het Leger de Heils van 29 januari 2021. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en er wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu verdachte middels een behandeling bij de GGZ aan zichzelf heeft gewerkt en inmiddels een baan heeft met uitzicht op een vast contract. Oplegging van een gevangenisstraf zou volgens de reclassering een negatieve invloed hebben op de positieve ontwikkelingen en zou de kans op terugkerende psychische klachten vergroten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder, maar niet recentelijk, is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een taakstraf, alsmede een korte voorwaardelijke gevangenisstraf, in deze zaak als uitgangspunt moet worden genomen. In tegenstelling tot hetgeen door de raadsman is bepleit, acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten en als stok achter de deur oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk, maar wel van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en de genoemde oriëntatiepunten.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 22.031,49 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de hoofdelijkheidsclausule. Voorts wordt een bedrag van € 1.955,31 aan proceskosten gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering tot schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 februari 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op
€ 1.955,31, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 22.031,49 (zegge: tweeëntwintigduizend eenendertig euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 1.955,31 (zegge: duizend negenhonderdvijfenvijftig euro en eenendertig eurocent).
Bepaalt dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van € 22.031,49 (zegge: tweeëntwintigduizend eenendertig euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 145 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 22.031,49 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte en/of zijn medeverdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte en/of de medeverdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. H.R. Bracht en
mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2021.