ECLI:NL:RBNNE:2021:1200

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
8826255 CV 20-6866
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake consumentenkredietovereenkomst en koopovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 2 maart 2021 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Direct Pay Services B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van € 500,00 met rente en kosten, gebaseerd op verschillende koopovereenkomsten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 24 november 2020 overwogen dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte en dat de eisende partij de vordering nader moest onderbouwen. De eisende partij heeft vervolgens een specificatie van de vordering overgelegd, waarin zij stelde dat de gedaagde partij diverse goederen had ontvangen en dat er sprake was van een koop op afbetaling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij in strijd heeft gehandeld met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door niet te voldoen aan de verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De rechter concludeerde dat de overgelegde stukken de grondslag van de vordering niet konden dragen, aangezien de eisende partij niet had aangetoond dat er sprake was van een koopovereenkomst, maar eerder van een consumentenkredietovereenkomst.

Daarom heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en de eisende partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte en volledige onderbouwing van vorderingen in civiele procedures, vooral wanneer er sprake is van consumentenkrediet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Verstek
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Zaak-/rolnummer: 8826255 CV EXPL 20-6866
verstekvonnis d.d. 2 maart 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Direct Pay Services B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eisende partij,
gemachtigde: Webcasso B.V.,
uw kenmerk: DP0600188616,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [adres] ,
gedaagde partij, tegen wie verstek is verleend.

Procesverloop

De eisende partij heeft bij dagvaarding, op daarin geformuleerde gronden, gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 500,00 met rente en kosten.
Op 24 november 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
Ter zitting van 19 januari 2021 heeft de eisende partij een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.
Motivering
De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft hij bepaald dat de eisende partij zich in ieder geval de volgende informatie te verstrekken:
- de aan de gedaagde partij gezonden factuur
- een specificatie van de vordering, waarbij dient te worden toegelicht of er rente is begrepen in de gevorderde hoofdsom van € 760,77, nu in het overzicht van de vordering (productie 4 bij dagvaarding) rente is opgenomen en een deel daarvan volgens dat overzicht is betaald.
De eisende partij baseert de vordering op verschillende koopovereenkomsten. Volgens haar heeft Otto uit hoofde van die koopovereenkomsten diverse goederen aan de gedaagde partij geleverd. De oorspronkelijke factuurbedragen zijn volgens de eisende partij € 214,85 + € 69,99 + € 91,91 + € 158,93 + € 41,50 + 349,99 + € 347,70 = € 1.274,897. Zij heeft de facturen in het geding gebracht.
De eisende partij heeft gesteld dat € 15,80 aan bezorgkosten in rekening zijn gebracht en € 74,88 aan rente over de periode van 25 oktober 2018 tot en met 30 november 2019. De facturen, bezorgkosten en de rente vormen samen een bedrag van € 1.365,56 waarop een bedrag van € 570,00 aan betalingen van de gedaagde partij in mindering gebracht zodat een bedrag van € 795,56. Daarna is er volgens de eisende partij nog een bedrag van € 324,79 in mindering gebracht op de rente.
Op grond van artikel 21 Rv is de eisende partij verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
De kantonrechter overweegt dat uit het bij dagvaarding overgelegde rekeningoverzicht (productie 1) blijkt dat de gedaagde partij de koopprijs in maandelijkse termijnen van € 17,00 diende te voldoen en dat kennelijk wegens wanbetaling het openstaande bedrag is opgeëist. Daaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van koop op afbetaling. Gelet op de hoogte van het maandelijkse termijnbedrag is er naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een goederenkrediet in de zin van artikel 7:84 lid 1 BW, nu er over een langere termijn dan drie maanden terug betaald dient te worden. Daarnaast is er fors bedrag aan rente in rekening gebracht, gezien het feit dat de wettelijke rente over een bedrag van € 1.274,80 over de periode van 25 oktober 2018 tot en met 30 november 2019 € 28,13 bedraagt. Uit de hoogte van de in rekening gebrachte rente kan worden afgeleid dat dit een kredietvergoeding betreft.
Omdat de eisende partij in de dagvaarding stelt dat er sprake is van een koopovereenkomst en ook na tussenvonnis met geen woord heeft gerept over de betaling in termijnen is de kantonrechter van oordeel dat de eisende partij in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv.
Gelet daarop en op het feit dat de overgelegde stukken de grondslag van de vordering niet kunnen dragen zal de vordering worden afgewezen.
De eisende partij zal als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen. Deze worden aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt de eisende partij in de kosten, tot op heden aan de zijde van de gedaagde partij begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.