ECLI:NL:RBNNE:2021:1177

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 310
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

Op 8 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoeker en de heffingsambtenaar van de Werkmaatschappij 8KTD. Verzoeker had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 21 december 2020. Na een brief van verweerder op 18 februari 2021, waarin de gevraagde proceskostenvergoeding voor het hoorgesprek werd toegekend, trok verzoeker zijn beroep in en verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder diende een verweerschrift in en de rechtbank gaf hem de gelegenheid om te reageren op het verzoek van verzoeker.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van verzoeker gericht was tegen de beslissing van verweerder inzake de kostenvergoeding en dat verzoeker terecht gebruik had gemaakt van de wettelijke beroepsprocedure. De rechtbank verwierp het standpunt van verweerder dat het onredelijk was om beroep in te stellen, aangezien verzoeker de wettelijke procedure volgde. De rechtbank concludeerde dat verweerder in de proceskosten van verzoeker moest worden veroordeeld, en stelde deze kosten vast op € 267, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wees verzoeker erop dat de proceskostenveroordeling niet het griffierecht omvatte, en dat verzoeker zich hiervoor rechtstreeks tot verweerder moest wenden.

De uitspraak werd gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, in aanwezigheid van griffier mr. M. Hiemstra, en werd openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/310

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de Werkmaatschappij 8KTD, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 21 december 2020 beroep ingesteld.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft verweerder alsnog de door verzoeker gevraagde proceskostenvergoeding voor het hoorgesprek toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker bij brief van 2 maart 2021 zijn beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om op de voet van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) over te gaan tot veroordeling in de proceskosten.
Verweerder heeft op 3 maart 2021 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft bij brief van 3 maart 2021 verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek van verzoeker om veroordeling in de proceskosten.
Verweerder heeft bij brief van 11 maart 2021 gereageerd. Verzoeker heeft hierop gereageerd bij brief van 19 maart 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Voor de situatie dat het beroep wordt ingetrokken, omdat verweerder aan de indiener van het beroep is tegemoetgekomen, bepaalt artikel 8:75a van de Awb dat de rechtbank verweerder in de kosten van de procedure kan veroordelen.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep was gericht tegen de door verweerder bij de uitspraak op bezwaar genomen beslissing inzake de vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Verweerder heeft naar aanleiding van dit beroep alsnog de door verzoeker gevraagde vergoeding van de kosten voor het hoorgesprek toegekend.
4. Verweerder stelt dat het onredelijk en voorbarig was om tegen de bij de uitspraak op bezwaar genomen beslissing inzake de kostenvergoeding beroep in te stellen. Hij wijst er daarbij op dat hij er in de uitspraak op bezwaar voor het geval verzoeker een andere mening is toegedaan aangaande de toegekende kostenvergoeding, op heeft gewezen dat verzoeker contact op kan nemen met de behandelend ambtenaar.
5. De rechtbank verwerpt het standpunt van verweerder. Zoals verzoeker terecht stelt, eindigt met het doen van uitspraak op bezwaar de bezwaarprocedure bij verweerder. Tegen deze uitspraak kon verzoeker op grond van de Awb alleen ageren door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank. Dat verzoeker ervoor heeft gekozen om deze wettelijke beroepsprocedure te volgen zonder eerst (op buitenwettelijke wijze) contact met verweerder op te nemen, kan hem naar het oordeel van de rechtbank dus niet worden tegengeworpen.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de door verzoeker voor de beroepsfase gemaakte proceskosten moet worden veroordeeld. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 0,5).
7. De rechtbank wijst verzoeker erop dat een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb niet het griffierecht kan omvatten. Verzoeker dient zich met het verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht (€ 49) rechtstreeks tot verweerder te wenden (zie artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek toe;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 267.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier, op 8 april 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.