26 december 2019, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met Registratienummer PL0100-2019268079 d.d. 13 januari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Conclusie/beantwoording
Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de
Fendt immers:
Hij reed vanaf het akkerland het fiets/bromfietspad op. Bij deze bijzondere manoeuvre liet hij de voor hem van links, over het fiets/bromfietspad naderende bromfietser niet voorgaan.
(..)
Wegsituatie
Het verkeersongeval vond plaats op het verharde fiets/bromfietspad gelegen parallel aan het Verlengde Oosterdiep Oostzijde (Provincialeweg N379) gelegen buiten de als zodanig
aangeduide bebouwde kom van Barger-Compascuum in de gemeente Emmen.
Het verkeersongeval had plaatsgevonden ter hoogte van perceel nummer 44. Het Verlengde Oosterdiep Oostzijde is gelegen tussen de plaatsen Zwartemeer en Emmer-Compascuum en is ter plaatse bestemd voor verkeer in beide richtingen.
Het ongeval vond gezien de oorspronkelijke rijrichting van de bromfiets plaats op een recht weggedeelte. Het fiets/bromfietspad heeft een breedte van circa 3.00 meter en is door middel van een onderbroken streep verdeeld in twee rijstroken. Het fiets/bromfietspad is van de hoofdrijbaan (Verlengde Oosterdiep Oostzijde) gescheiden door een grasberm met een breedte van circa 2.70 meter.
Uitzicht
Het zicht van de bestuurder van de Fendt, in de richting van de naderende bromfietser, werd bij het oprijden van het fiets/bromfietspad ernstig belemmerd door de aanwezigheid van
struiken. Nadat de Fendt was teruggezet in een positie waarbij de voorkant op gelijke hoogte stond met het begin van het fiets/bromfietspad zagen wij dat het zicht vanaf de bestuurdersplaats in de richting van de naderende bromfietser minimaal was.
(…)
Snelheid
De snelheid van de Fendt is onmiddellijk voor de botsing vrijwel zeker gering (stapvoets) geweest. Er werden door mij, verbalisant [verbalisant 1], tijdens de rijproef, geen aanwijzingen gevonden waaruit zou kunnen blijken dat de bromfiets (aanmerkelijk) sneller zou hebben kunnen rijden dan de constructiesnelheid van 25 km/h.
Oorzaak, toedracht en gevolg
De bestuurder van de Fendt landbouwtrekker met daarachter gekoppeld een twee-assige aanhangwagen beladen met gehakseld mais reed vanaf een akkerland het aangrenzende
fiets/bromfietspad op. Voor het oprijden van het fiets/bromfietspad werd zijn zicht naar links volledig dan wel nagenoeg volledig belemmerd door een rij hoge en dichte struiken.
De bestuurder reed, ondanks het ontbreken van enig zicht, stapvoets het fiets/bromfietspad op. Tijdens het oprijden zag hij kennelijk de bromfietser van links naderen immers hij zette een krachtige remming in en bracht zijn voertuigcombinatie tot stilstand.
Hij stond op dat moment met de voorzijde van de Fendt circa 2.15 meter op het 3.00 meter brede fiets/bromfietspad.
De naderende bromfietser werd plotseling geconfronteerd met de oprijdende voertuigcombinatie en was deze naar alle waarschijnlijkheid als zo dicht genaderd dat hij een botsing niet meer kon voorkomen. De rechter voorzijde van de bromfiets kwam in botsing met de linkerzijde van het frontgewicht voor op de Fendt. De botsing vond plaats op het fiets/bromfietspad. Als gevolg van de botsing kwam bromfietser ten val. De bromfiets kwam op zijn linkerzijde tot stilstand kort voor het frontgewicht. Als gevolg van de botsing liep de bromfietser zwaar lichamelijk letsel op en werd de bromfiets beschadigd.
Uit het onderzoek is gebleken dat de bestuurder van de Fendt naar alle waarschijnlijkheid met geringe snelheid (stapvoets) het fiets/bromfietspad opgereden was.