ECLI:NL:RBNNE:2021:1171

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
C/18/204160 / KG ZA 21-35
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-echtgenoten over de verkoop van de voormalige echtelijke woning en de bijbehorende percelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de verkoop van hun voormalige echtelijke woning en twee nabijgelegen percelen grond. De partijen zijn op 11 juli 1997 in gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 28 juli 2020 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning en de percelen gezamenlijk verkocht zouden worden. De vrouw heeft een bod ontvangen van een derde partij, maar de man weigert dit bod te accepteren omdat hij vasthoudt aan de oorspronkelijke vraagprijs. De vrouw vordert in kort geding dat de man meewerkt aan de verkoop van de woning en de percelen, terwijl de man in reconventie vordert dat de vrouw instemt met het bod van de derde partij. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw binnen zeven dagen moet instemmen met het bod van de derde partij, onder voorbehoud van verkoop van diens eigen woning. Tevens wordt de man verplicht om mee te werken aan de verkoop van de woning en de percelen indien het bod van de derde partij niet doorgaat. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/204160 / KG ZA 21-35
Vonnis in kort geding van 9 april 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiser],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Hielkema te Leek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. T. Meier te Meppel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 maart 2021 met producties 1 tot en met 11;
  • de aanvullende producties 12 tot en met 12i en 13 van de vrouw;
  • de aanvullende producties 14 t/m 19 van de vrouw;
  • de eiswijziging van de vrouw, met daarbij gevoegd productie 20;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van de man;
- de mondelinge behandeling van 31 maart 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de pleitnota van de advocaat van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn ex-echtgenoten. Zij zijn op 11 juli 1997 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 juli 2020 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 4 augustus 2020 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente Gooise Meren.
2.3.
Onderdeel van de (ontbonden) huwelijksgemeenschap is de voormalige echtelijke woning met bijbehorende grond en bebouwing, staande en gelegen aan de [straat woning] (hierna: de woning). Tevens vallen twee nabijgelegen percelen grond in de gemeenschap: het perceel kadastraal bekend als [perceel 1], welk perceel zich achter de woning bevindt, alsmede het perceel kadastraal bekend als [perceel 2], aan de overzijde van de openbare weg. De man woont thans nog in de voormalige echtelijke woning.
2.4.
In het kader van hun echtscheiding hebben partijen een echtscheidingsconvenant gesloten, dat deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking en waarin onder meer is bepaald:
(…)
3.1.
Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoort de onroerende zaak staande en gelegen aan de [straat woning].
3.2.
Partijen hebben makelaarskantoor Bruining en De Reus opdracht gegeven de verkoop van de in lid 1 genoemde onroerende zaak ter hand te nemen. Partijen hebben de vraagprijs vastgesteld op € 699.000,00. Partijen zullen de prijs in onderling overleg aanpassen, wanneer na enige tijd mocht blijken dat verkoop voor de gevraagde prijs niet mogelijk is.
(…)
2.5.
In een e-mail aan partijen van 11 juni 2020 heeft makelaar Bruining en De Reus aangegeven dat de verkoopwaarde van het pand gezien de huidige markt rond de € 650.000,- / € 700.000,- k.k. bedraagt. Partijen hebben begin juli 2020 een opdracht tot verkoopbemiddeling aan deze makelaar verstrekt, waarbij als vraagprijs in eerste instantie is uitgegaan van een bedrag van € 699.000,- k.k. voor alle onroerende zaken tezamen.
2.6.
Makelaar Achterhof & Schipper heeft op verzoek van de vrouw de woning met bijbehorende grond en bebouwing getaxeerd ten behoeve van het verkrijgen van een overbruggingskrediet voor de door de vrouw gekochte woning aan de [straat woning 2]. In het hiervan opgemaakte taxatierapport d.d. 17 augustus 2020 is de waarde mét agrarische bestemming vastgesteld op een bedrag van € 630.000,- k.k.
2.7.
Er zijn sinds het te koop zetten van de woning diverse kijkers geweest. Op 11 februari 2021 is het eerste bod uitgebracht op de woning tezamen met [perceel 1] van € 630.000,- k.k. (dus exclusief [perceel 2] aan de overzijde van de weg).
2.8.
[gedaagde] heeft geweigerd om met dit bod akkoord te gaan, omdat hij wilde vasthouden aan de in eerste instantie vastgestelde vraagprijs van € 699.000,- k.k. voor alle onroerende zaken.
2.9.
De advocaat van de man heeft de advocaat van de vrouw bij e-mail van 25 februari 2021 medegedeeld dat zich een nieuwe bieder heeft aangediend, [nieuwe bieder] te [woonplaats nieuwe bieders], met een bod van € 695.000,- k.k. voor alle onroerende zaken mét agrarische bestemming, met een leveringsdatum rondom 1-15 juli 2021, waarbij een eerdere datum niet bespreekbaar is.
2.10.
De advocaat van de vrouw heeft de advocaat van de man bij brief van 25 februari 2021 geschreven dat de vrouw bereid is om mee te werken aan verkoop en levering aan [nieuwe bieder] voor voornoemd bedrag van € 695.000,- k.k. onder voorwaarden.
2.11.
Makelaar Bruining en De Reus heeft [nieuwe bieder] bij e-mail van 4 maart 2021 medegedeeld dat niet alle verkopers akkoord gaan met een aantal voorwaarden van het door [nieuwe bieder] gedane voorstel en dat verkoper (
bedoeld is: de vrouw, toevoeging voorzieningenrechter) alleen akkoord gaat met een voorstel van € 695.000,- k.k. met een aanvaarding en volledige betaling van de koopsom uiterlijk op 15 juli 2021, waarbij een voorbehoud verkoop eigen woning van de zijde van [nieuwe bieder] derhalve niet akkoord is.
2.12.
De eerste bieder heeft op of omstreeks 9 maart 2021 afgehaakt.
2.13.
De advocaat van de man heeft de advocaat van de vrouw bij e-mail van 9 maart 2021 medegedeeld dat [nieuwe bieder] bereid is om een koopprijs van € 695.000,- k.k. te betalen, met als enig voorbehoud verkoop van de eigen woning.
2.14.
De advocaat van de vrouw heeft de advocaat van de man bij brief van 10 maart 2021 (onder meer) medegedeeld dat de vrouw het bod van [nieuwe bieder] van € 695.000,- k.k. acceptabel vindt, maar dat het gemaakte voorbehoud verkoop eigen woning nog steeds niet aanvaardbaar is en dat de vrouw daarom dit bod niet accepteert. Voorts is de man in deze brief verzocht om mee te werken aan de verkoop van de woning, door een verkoopbord in de tuin te plaatsen en bezichtigingen van de woning mogelijk te maken.
2.15.
De man is niet ingegaan op het verzoek van de zijde van de vrouw om weer een verkoopbord in de tuin te plaatsen.
2.16.
De advocaat van de man heeft de advocaat van de vrouw bij e-mail van 18 maart 2021 medegedeeld dat de man het redelijk acht dat [nieuwe bieder] een termijn van vier maanden wordt gegund - tot en met uiterlijk 15 juli a.s. - om te voldoen aan de voorwaarde van verkoop eigen woning en dat als daaraan niet wordt voldaan geen definitieve overeenkomst tot stand kan komen.
2.17.
Makelaar Bruining & De Reus heeft partijen bij e-mail van 22 maart 2021 geïnformeerd dat zij de opdracht tot verkoopbemiddeling teruggeeft.
2.18.
De vrouw is tot dusverre niet bereid gebleken om (de voorwaarden van) het bod van [nieuwe bieder] te accepteren. De man op zijn beurt is niet bereid gebleken om akkoord te gaan met het door de vrouw gewenste opnieuw in de verkoop zetten van de woning.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. de man veroordeelt om binnen acht dagen na betekening van het vonnis de opdrachtbevestiging aan de NVM-makelaar Makelaardij Friesland te Drachten althans een andere makelaar te ondertekenen, die onder de gebruikelijke voorwaarden zijn diensten verleent, waarbij bij weigerachtigheid van de man het vonnis in de plaats treedt van de toestemming en handtekening van de man bij deze opdracht aan de makelaar;
2. de man veroordeelt tot het loyaal meewerken aan het geplaatst houden van het bord van de makelaar in de tuin bij de weg en aan bezichtigingen, op straffe van verbeurte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
3. bepaalt dat het de makelaar is toegestaan het stuk land aan de achterzijde en het stuk land aan de overzijde van de weg separaat in verkoopbemiddeling te nemen en deze gronden namens de vrouw en de man, uiteraard na overleg met hen, te verkopen voor de door hem als makelaar-deskundige redelijk geachte en marktconforme prijs, alsmede bepaalt dat bij weigerachtigheid van de man om aan de verkoop en de daarop volgende levering van deze gronden via de notaris mee te werken, het vonnis van de voorzieningenrechter hiervoor in de plaats treedt;
4. bepaalt dat, indien een boven de minimumprijs van € 580.000,- k.k., in geval van verkoop zonder het perceel land aan de overzijde van de weg en zonder het perceel land aan de achterzijde, dan wel bij verkoop van het gehele object een boven de minimumprijs van € 630.000,- k.k. gelegen bod wordt gedaan en de makelaar adviseert om dat bod te accepteren, bij weigering van de man aan het ondertekenen van de koopovereenkomst en de levering binnen drie dagen na daartoe aangetekend te zijn gesommeerd, het vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man voor de acceptatie (verkoop) en voor de levering;
5. de man in de proceskosten veroordeelt.
3.2.
De man voert verweer.
in reconventie
3.3.
De man vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. de vrouw veroordeelt om in te stemmen met het bod van de heer en mevrouw [nieuwe bieder], inhoudende dat de woning voor een bedrag van € 695.000,- k.k. wordt verkocht, onder voorbehoud van verkoop van de eigen woning, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat de vrouw deze veroordeling niet nakomt;
b. althans bepaalt dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de instemming van de vrouw en de voor de eigendomsoverdracht en levering van de onroerende zaak noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
c. de vrouw in de proceskosten veroordeelt.
3.4.
De vrouw voert verweer.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de voorzieningenrechter deze vorderingen hierna gezamenlijk behandelen.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de voormalige echtelijke woning en de nabijgelegen landerijen aan een derde moeten worden verkocht. In dit kort geding ligt de vraag voor hoe het verder moet met deze verkoop, omdat partijen het daarover oneens zijn. Moet de man, zoals de vrouw wenst, meewerken aan het opnieuw in de verkoop zetten van de woning en verkoop van de woning aan een ander dan [nieuwe bieder], overeenkomstig de door de vrouw geformuleerde voorwaarden, of moet de vrouw, zoals de man wil, haar medewerking verlenen aan verkoop aan [nieuwe bieder] op basis van de voorwaarden van hun voorliggende bod?
Standpunt van de vrouw
4.3.
De vrouw voert, samengevat weergegeven, het volgende aan. Zij heeft een spoedeisend belang bij het weer in verkoop zetten van de woning, nu zij zo snel mogelijk af wil van haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld en zij niet langer in een onverdeelde boedel wil blijven, zodat zij na ontvangst van haar deel van de koopsom kan overgaan tot aflossing van het overbruggingskrediet voor haar huidige woning. Het bod van [nieuwe bieder] is voor de vrouw niet acceptabel vanwege het gemaakte voorbehoud verkoop eigen woning. De in dit verband (later) genoemde termijn tot 15 juli a.s. is te lang, aldus de vrouw. Mocht de woning dan toch niet door [nieuwe bieder] worden afgenomen, dan is kostbare tijd verloren gegaan ten behoeve van de verkoop van de woning. Van de vrouw kan dan ook redelijkerwijs niet gevergd worden om met dit bod in te stemmen. Daarmee kan dit bod buiten beschouwing worden gelaten en moet de woning opnieuw in de verkoop worden gezet, met benoeming van een nieuwe verkoopmakelaar, waarbij de man gehouden is om een (toekomstig) bod op de woning te accepteren, dat - op basis van een op verzoek van de vrouw uitgebrachte taxatie - gelegen is tussen € 580.000,- k.k. zonder de nabijgelegen percelen en € 630.000,-/€ 700.000,- voor de woning met de nabijgelegen percelen.
Standpunt van de man
4.4.
Het standpunt van de man komt, samengevat weergegeven, op het volgende neer. De vrouw heeft geen spoedeisend belang bij haar vorderingen. De vrouw heeft er zelf voor gekozen om een overbruggingskrediet voor haar nieuwe woning af te sluiten. Die omstandigheid kan de man niet worden tegengeworpen. De vrouw had er rekening mee moeten houden dat verkoop van de voormalige echtelijke woning enige tijd in beslag zou nemen. De vorderingen van de vrouw zijn derhalve prematuur. Overigens wil de man zelf ook graag tot verkoop van de voormalige echtelijke woning komen. Er ligt nu een bod van [nieuwe bieder] dat nagenoeg gelijk is aan de vraagprijs. Uiterlijk op 15 juli a.s. zal er duidelijkheid zijn of zij hun huidige woning verkocht hebben. Van de vrouw kan daarom, bij afweging van de belangen van partijen, in redelijkheid gevergd worden dat zij meewerkt aan verkoop aan [nieuwe bieder]. Daarmee is het opnieuw in de verkoop zetten van de woning op dit moment niet nodig. Zou de man tóch moeten meewerken aan het weer in de verkoop zetten van de woning, dan moet in gezamenlijk overleg tot het aanwijzen van een nieuwe verkoopmakelaar worden gekomen. Van de man kan niet worden verlangt dat hij akkoord gaat met de eenzijdig door de vrouw benaderde makelaar Makelaardij Friesland. Daarnaast is de door de vrouw genoemde bandbreedte voor de verkoopprijs die bij verkoop aan een ander moet worden gehanteerd te laag. Deze ligt ver onder de marktprijs, aldus de man.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
4.6.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen van partijen over en weer is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanwezig. Van partijen kan na hun echtscheiding niet worden gevergd dat zij langer dan noodzakelijk in een onverdeelde gemeenschap ter zake de woning met de nabijgelegen landerijen blijven, zodat het realiseren van de verkoop en de overdracht van de woning en de landerijen op korte termijn geïndiceerd is. De vorderingen van beide partijen strekken daar in essentie ook toe. Het door de man gevoerde verweer tegen de spoedeisendheid van de vorderingen van de vrouw wordt hiermee verworpen.
4.7.
De voorzieningenrechter dient de belangen van beide partijen tegen elkaar af te wegen bij de beantwoording van de vraag of in dit kort geding een voorlopige voorziening, en, zo ja, welke, moet worden getroffen.
4.8.
De woning en de nabijgelegen landerijen zijn onderdeel van de (ontbonden) huwelijksgemeenschap, waarvan beide partijen deelgenoten zijn. De rechtsverhouding tussen deelgenoten wordt op grond van artikel 3:166 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:2 BW, hetgeen meebrengt dat de deelgenoten verplicht zijn om zich over en weer jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit betekent onder meer dat zij rekening dienen te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen bij de verdeling van de (ontbonden) gemeenschap.
4.9.
Partijen hebben de vraagprijs voor de woning tezamen met de nabijgelegen landerijen vastgesteld op € 699.000,- k.k. Op dit moment ligt er voor dit geheel een concreet bod van [nieuwe bieder] van € 695.000.- k.k. Deze bieder heeft als enig voorbehoud bedongen dat zij een termijn tot en met uiterlijk 15 juli 2021 wil voor het realiseren van de verkoop van de eigen woning te [woonplaats nieuwe bieders]. De man is met dit voorbehoud akkoord, maar de vrouw niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan bij de huidige stand van zaken echter in redelijkheid van de vrouw worden gevergd dat zij (alsnog) met dit bod van [nieuwe bieder] akkoord gaat. Daartoe is het volgende redengevend. Allereerst is de hoogte van het bod nagenoeg gelijk aan de vraagprijs, terwijl er geen enkele indicatie is dat op korte termijn een hogere prijs gerealiseerd zal kunnen worden. Er liggen nu immers geen andere biedingen. Indien [nieuwe bieder], die ter zitting desgevraagd heeft bevestigd de woning met grond en de nabijgelegen landerijen te willen kopen, de woning per medio juli 2021 onvoorwaardelijk koopt, wordt de wens van beide partijen tot verkoop van de woning en de nabijgelegen landerijen binnen enkele maanden gerealiseerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze termijn in de gegeven omstandigheden ook niet onredelijk lang. Immers, wanneer op dit moment de wensen van de vrouw zouden worden gevolgd, moet eerst een nieuwe makelaar aangezocht worden met wie overeenstemming moet worden bereikt over de voorwaarden van zijn dienstverlening, deze makelaar moet vervolgens handelingen verrichten om de woning in de verkoop te zetten, waarna het vervolgens wachten is op een concrete bieder, die nadien - naar redelijke verwachting - ten minste een week of zes nodig zal hebben om een financiering te regelen. Dan is de datum 15 juli a.s. al dicht genaderd, zo niet al gepasseerd. Met de door de vrouw voorgestane route is het dus maar de vraag of er enige tijdswinst zal worden geboekt.
4.10.
Gelet op het vorenstaande zal de voorzieningenrechter de vrouw veroordelen om binnen de in het dictum te noemen termijn schriftelijk in te stemmen met het bod van [nieuwe bieder], inhoudende dat de woning en de nabijgelegen landerijen voor een totaalbedrag van € 695.000,- k.k. worden verkocht, op de gebruikelijke NVM-verkoopvoorwaarden, met het specifieke voorbehoud dat [nieuwe bieder] uiterlijk tot en met 15 juli 2021 het "voorbehoud verkoop eigen woning" kan inroepen.
4.11.
De voorzieningenrechter zal een dwangsom aan deze veroordeling verbinden voor het geval de vrouw hieraan niet voldoet, met een daaraan gekoppeld maximumbedrag.
4.12.
Daarmee is de kous echter nog niet af. Want als [nieuwe bieder], onverhoopt, het voorbehoud verkoop eigen woning uiterlijk op 15 juli 2021 inroept, dan ligt de verkoop weer open. Verder uitstel voor [nieuwe bieder] is dan niet aan de orde. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van de man in dat geval kan worden gevergd dat hij onverwijld meewerkt aan het opnieuw in de verkoop zetten van de onroerende zaken van partijen door een nieuwe makelaar. Op dit moment heeft de voorzieningenrechter gerede twijfel of de man dit te zijner tijd zal doen. De vorderingen van de vrouw op dit punt zullen daarom eveneens, voorwaardelijk, (deels) worden toegewezen, en wel zoals hierna is weergegeven.
4.13.
De man dient, indien de datum 15 juli 2021 is gepasseerd, op eerste schriftelijk verzoek van de vrouw, een opdrachtbevestiging tot verkoopbemiddeling aan de door de vrouw genoemde NVM-makelaar Makelaardij Friesland te Drachten ("Qualis") te ondertekenen, nu de man tegen dienstverlening door deze makelaar naar voorlopig oordeel geen zwaarwegende bezwaren heeft geuit. Het ligt voor de hand dat de makelaar, indien partijen alsdan onderling geen overeenstemming over de te hanteren vraagprijs voor de onroerende zaken zouden kunnen bereiken, na overleg met partijen de onroerende zaken tegen een door hem redelijk geachte en marktconforme prijs in de verkoop zal zetten.
4.14.
De voorzieningenrechter zal tevens bepalen dat het de makelaar in het kader van de verkoopbemiddeling toegestaan zal zijn om de nabijgelegen percelen [perceel 1] en [perceel 2] ook separaat in verkoopbemiddeling te nemen.
4.15.
Daarnaast dient de man op eerste schriftelijk verzoek van de makelaar mee te werken aan het plaatsen en geplaatst houden van een verkoopbord in de tuin bij de weg en tevens aan bezichtigingen door geïnteresseerden.
4.16.
De voorzieningenrechter zal dwangsommen aan deze veroordelingen jegens de man verbinden, voor het geval de man hieraan niet voldoet, met een daaraan gekoppeld maximumbedrag.
4.17.
De voorzieningenrechter ziet op dit moment nog geen aanleiding om de man op voorhand te verplichten mee te werken aan verkoop en levering van de woning en de nabijgelegen landerijen aan een toekomstige koper binnen de door de vrouw geschetste financiële kaders voor de koopprijs, nu dit thans nog een te onzekere gebeurtenis is. Indien er na het afhaken van [nieuwe bieder] een nieuw bod van een gegadigde komt, dan zal dat bod eerst op zijn eigen merites moeten worden beoordeeld, zowel qua hoogte als qua voorwaarden van het bod. Daarop kan nu nog niet (met voldoende zekerheid) vooruit worden gelopen. Een en ander laat uiteraard onverlet dat van de man als deelgenoot verlangd kan worden dat hij te zijner tijd met een redelijke en marktconforme prijs voor de verkoop van de onroerende zaken akkoord zal gaan.
4.18.
Nu partijen ex-echtgenoten zijn, zal de voorzieningenrechter, zoals gebruikelijk is in familierechtelijke zaken, de proceskosten in conventie en in reconventie aldus compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt. Geen van partijen heeft voldoende gesteld om te rechtvaardigen dat de wederpartij in de proceskosten zou moeten worden veroordeeld.

5.BESLISSING

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt de vrouw om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk in te stemmen met het bod van [nieuwe bieder], inhoudende dat de woning met grond en nabijgelegen landerijen aan de [straat woning] aan hen wordt verkocht voor een koopsom van € 695.000,- k.k., onder voorbehoud van verkoop van de eigen woning van [nieuwe bieder] te [woonplaats nieuwe bieders], voor het inroepen waarvan een termijn tot en met uiterlijk 15 juli 2021 geldt;
5.2.
bepaalt dat de vrouw een dwangsom zal verbeuren van € 500,- voor elke dag dat zij deze veroordeling niet nakomt;
5.3.
verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 10.000,-;
en, voor het geval [nieuwe bieder] het hiervoor genoemde voorbehoud van verkoop van de
eigen woning tijdig inroept:
5.4.
veroordeelt de man om binnen acht dagen na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de vrouw een opdrachtbevestiging aan Qualis Makelaardij Friesland te Drachten te ondertekenen betreffende het in de verkoop zetten van de woning aan de [straat woning] in- en exclusief de nabijgelegen percelen [perceel 1] en [perceel 2], zulks tegen een door partijen alsdan in onderling overleg vast te stellen vraagprijs;
5.5.
veroordeelt de man om op eerste schriftelijk verzoek van de makelaar (per brief of e-mail) mee te werken aan de plaatsing en het geplaatst houden van een verkoopbord in de tuin bij de weg en aan bezichtigingen van de woning door geïnteresseerden;
5.6.
bepaalt dat de man een dwangsom zal verbeuren van € 500,- voor elke dag dat hij de veroordeling onder 5.4. of 5.5. niet nakomt;
5.7.
verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 10.000,-;
5.8.
bepaalt dat het de hiervoor genoemde makelaar ook zal zijn toegestaan de nabijgelegen percelen [perceel 1] en/of [perceel 2] separaat in verkoopbemiddeling te nemen en deze gronden separaat aan potentiële geïnteresseerden aan te bieden, zulks tegen een door partijen alsdan in onderling overleg vast te stellen prijs;
voorts
5.9.
verklaart dit vonnis (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021.
MP (614)