ECLI:NL:RBNNE:2021:1156

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
18/850023-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van hennepteelt in twee woningen met verwerping van verweer omtrent onrechtmatig binnentreden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt in twee woningen. De tenlastelegging omvatte het telen van een groot aantal hennepplanten in een pand te Glimmen en een pand te Nietap op 1 maart 2017. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R.M. Schaap, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. Tijdens de zitting op 4 maart 2021 heeft de verdediging primair betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat er sprake zou zijn van onrechtmatig binnentreden in de woningen. De rechtbank heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat er voldoende verdenking was om het binnentreden te rechtvaardigen, gezien de omstandigheden en de informatie die beschikbaar was op het moment van binnentreden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er in beide woningen hennepkwekerijen zijn aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt. De rechtbank heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor strafbare feiten, maar heeft de straf verlaagd vanwege de lange duur van de procedure. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850023-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 maart 2017,
te Glimmen, in de gemeente Haren,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam])
ongeveer 363, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 1 maart 2017,
te Nietap, in de gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de
[straatnaam] )
ongeveer 82, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, te weten voor het medeplegen van hennepteelt en voor feit 2, bestaande uit het plegen van hennepteelt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2. Zij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van onrechtmatig binnentreden in de woningen aan de [straatnaam] te Glimmen en in de woning van verdachte te Nietap, nu er ten tijde van het binnentreden sprake was van een onvoldoende redelijk vermoeden van schuld. Aan dit onherstelbare vormverzuim in het vooronderzoek dat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, te weten een schending van zijn huisrecht, dient als rechtsgevolg bewijsuitsluiting te volgen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een veroordeling kan volgen voor het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen van hennepteelt en het onder feit 2 tenlastegelegde plegen van hennepteelt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtmatigheid van het binnentreden
De rechtbank zal hieronder ingaan op het verweer omtrent de rechtmatigheid van het binnentreden in de panden aan de [straatnaam] te Glimmen en [straatnaam] te Nietap. De rechtbank zal niet ingaan op het verweer omtrent het binnentreden in de woning aan de [straatnaam] te Glimmen nu zij de resultaten uit het binnentreden van deze woning niet voor het bewijs zal gebruiken en het overige door de rechtbank te gebruiken bewijs evenmin rechtstreeks uit het binnentreden van deze woning is gevolgd.
Uit het dossier blijkt het volgende. In april 2016 is geconstateerd dat er bouwmateriaal voor de woning aan de [straatnaam] te Glimmen lag, terwijl de bewoner al geruime tijd niet meer bij dit pand werd gezien. Voorts is er op 16 februari 2017 een melding bij de politie ontvangen dat de woning [straatnaam] te Glimmen al geruime tijd beheerd wordt door verdachte, die zelf mogelijk zou verblijven aan de [straatnaam] te Glimmen en ingeschreven stond op het adres [straatnaam] te Nietap. Vervolgens is er op 1 maart 2017 om 4.00 uur op het adres [straatnaam] te Glimmen een onderzoek aan de buitenzijde van de woning ingesteld. Gezien werd dat alles aan de buitenkant van de woning dichtzat, maar dat de bovenlichten aan de voorzijde openstonden en dat de bovenlichten aan de achterzijde op een kier stonden. Vanaf de straat was er door het toiletraam een oranje gloed te zien. Later die ochtend, om 9.30 uur, is nader onderzoek verricht en werd door verbalisanten ook gezien dat alle ramen aan de binnenkant waren afgeplakt en dat er op verschillende ramen condens zat. Door van buiten een raampje te openen en een gordijn opzij te schuiven, werd plaatwerk waargenomen. Dit was aanleiding om diezelfde ochtend om 10.15 uur, voorzien van een machtiging tot binnentreden, het pand binnen te treden. In de woning werd vervolgens een hennepkwekerij aangetroffen. Kort hierna, om 11.00 uur, werd met een buurtgenoot gesproken die aangaf dat de bewoner van de [straatnaam] al ruim een jaar niet thuis was geweest. Zij verklaarde verder dat zij verdachte bijna iedere dag bij de woning aan de [straatnaam] heeft gezien en dat hij haar heeft bevestigd dat de bewoner al geruime tijd afwezig was.
Naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij in het pand aan de [straatnaam] te Glimmen en de verdenking van mogelijke betrokkenheid hierbij van verdachte, is op 1 maart 2017 omstreeks 12.12 uur een onderzoek ingesteld bij de woning aan de [straatnaam] in Nietap waar verdachte stond ingeschreven. In de achtertuin van de betreffende woning werden verschillende goederen waargenomen die duidden op een mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij, te weten verschillende zakken met hennepafval, waarna om 12.30 uur met een machtiging tot binnentreden in de woning werd binnengetreden en ook hier een hennepkwekerij werd aangetroffen.
Rond dezelfde tijd dat in de woning van verdachte in Nietap werd binnengetreden werd ook in de woning [straatnaam] te Glimmen binnengetreden. Verdachte en zijn ex-partner werden kort hiervoor aangehouden.
De hiervoor genoemde informatie, bestaande uit een melding van een langdurig afwezige bewoner en het beheer door een niet op dat adres ingeschreven persoon, zijnde verdachte, en de beschreven uiterlijke kenmerken van de woning, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om het binnentreden van de woning aan de [straatnaam] te Glimmen op grond van een verdenking van overtreding van de Opiumwet te rechtvaardigen.
Gelet op de eerder aangetroffen hennepkwekerij in Glimmen, de melding dat verdachte die woning beheerde en de in de achtertuin van de woning in Nietap aangetroffen hennepresten, was er naar het oordeel van de rechtbank ook voor het binnentreden aan de [straatnaam] te Nietap een voldoende verdenking aanwezig. Het verweer van de raadsvrouw strekkende tot bewijsuitsluiting wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 4 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 1 maart 2017 is in een pand aan de [straatnaam] te Glimmen, gemeente Haren, een hennepkwekerij aangetroffen. Ik heb in dit pand met anderen hennep geteeld. Hierbij heb ik verschillende uitvoeringshandelingen verricht. Gemiddeld ging ik twee keer per week naar de woning om te kijken of de vaten met voeding nog vol zaten en om de woning verder te inspecteren. Ook verrichtte ik onderhoud in het pand.
In mijn woning aan de [straatnaam] te Nietap, gemeente Noordenveld is op 1 maart 2017 ook een hennepkwekerij aangetroffen. Dit is mijn kwekerij; ik heb hier hennep geteeld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018306406 van 21 november 2018, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op het adres [straatnaam] , Glimmen, binnen de gemeente Haren, werd op 1 maart 2017 binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was. In kweekruimte 1 stonden in totaal 100 hennepplanten. In kweekruimte 3 stonden in totaal 119 hennepplanten. In kweekruimte 4 stonden in totaal 82 hennepplanten en in kweekruimte 5 stonden 62 hennepplanten. Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, wist ik dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2017, opgenomen op pagina 263 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de woning op het adres [straatnaam] te Nietap, binnen de gemeente Noordenveld, zag ik op 1 maart 2017 het volgende. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was. In totaal stonden er 82 hennepplanten. Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 maart 2017 te Glimmen, in de gemeente Haren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk 363 hennepplanten heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam], zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op 1 maart 2017 te Nietap, in de gemeente Noordenveld, opzettelijk 82 hennepplanten heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] , zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van bewezenverklaring vanwege met name de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van 1 jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van hennepteelt in twee woningen. Hiermee heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit.
Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf van aanzienlijke duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. De rechtbank constateert echter dat sprake is van schending van de redelijke termijn, nu de berechting van de strafzaak in eerste aanleg pas 4 jaren na aanvang van de termijn is afgerond. Dit tijdsverloop maakt dat de rechtbank een taakstraf van kortere duur zal opleggen dan zij zonder dit tijdsverloop zou hebben gedaan, namelijk een taakstraf van 100 uren, en dat zij deze straf niet zal combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2021.