In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, die hem met een honkbalknuppel had geslagen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een noodweersituatie, waarbij de verdachte zich met geweld had verdedigd. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van een mes door de verdachte in deze situatie proportioneel was, gezien de ernst van de aanval door het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde niet strafbaar was, nu de wederrechtelijkheid ontbrak. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte geen straf of maatregel opgelegd kreeg.