ECLI:NL:RBNNE:2021:1107

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
18/103393-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging wegens psychose na mishandeling van meerdere personen

Op 2 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van vijf personen op 15 april 2020 in Groningen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, maar veroordeelde hem voor mishandeling van de betrokken personen. De verdachte verkeerde ten tijde van de feiten in een psychose, wat leidde tot de beslissing om hem van alle rechtsvervolging te ontslaan. De rechtbank legde geen straf of maatregel op, omdat de feiten de verdachte niet konden worden toegerekend. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard op basis van de relevante wetgeving, aangezien er geen straf of maatregel was opgelegd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn geweldshandeling, geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had gecreëerd. De bewezenverklaring van de subsidiaire tenlasteleggingen werd gedaan op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank nam de conclusies van deskundigen over, die stelden dat de verdachte ten tijde van de feiten niet in staat was om zijn daden te overzien door zijn psychotische toestand. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was en dat de benadeelde partijen hun vorderingen enkel bij de burgerlijke rechter konden indienen.

De uitspraak benadrukt de rol van psychische aandoeningen in strafzaken en de noodzaak om de toerekenbaarheid van verdachten zorgvuldig te beoordelen. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, wat de juridische implicaties van de uitspraak onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/103393-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 april 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] (buschauffeur), zijnde een persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke
taak, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) een of meermalen die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 1] (buschauffeur,) zijnde een persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak, heeft mishandeld door hem een of meermalen in/tegen het gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan;
2
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) een of meermalen die [slachtoffer 2] in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar een of meermalen in/tegen het gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan;
3
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 3], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) een of meermalen die [slachtoffer 3] in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestomtp en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar in/tegen het gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan;
4
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 4] (toezichthouder Qbuzz), zijnde
persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) een of meermalen die [slachtoffer 4] in/tegen het gezicht en/of hoofd heeft gestomtp en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 4] (toezichthouder Qbuzz), zijnde persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak,
heeft mishandeld door hem een of meermalen in/tegen het gezicht en/of hoofd te stompen en/of te slaan;
5
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 5] (toezichthouder Qbuzz), zijnde een persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet (met kracht) een of meermalen die [slachtoffer 5] in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft gestomtp en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 5] (toezichthouder Qbuzz), zijnde persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak, heeft mishandeld door hem een of meermalen in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, 2 primair, 3 primair,
4 primair en 5 primair. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de slachtoffers heel hard met zijn vuisten heeft geslagen tegen een kwetsbaar deel van het lichaam, te weten het hoofd. Door zo te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangevers in het leven geroepen en bewust aanvaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair,
2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair. Feit 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair,
4 subsidiair en 5 subsidiair kunnen worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte de aangevers met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank is van oordeel dat deze geweldshandeling geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven roept. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank acht feit 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten in zoverre duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 april 2020, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020097413 d.d. 16 april 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 april 2020, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 3];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4];
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 5].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 1] (buschauffeur,) zijnde een persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak, heeft mishandeld door hem meermalen in het gezicht te stompen;
2
hij op 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar meermalen tegen het hoofd te slaan;
3
hij op 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan;
4
hij op 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 4] (toezichthouder Qbuzz), zijnde persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak, heeft mishandeld door hem meermalen in het gezicht te stompen;
5
hij op 15 april 2020 te Groningen [slachtoffer 5] (toezichthouder Qbuzz), zijnde persoon met een publieke taak en gedurende de uitoefening van die publieke taak, heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd te stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

1 subsidiair. mishandeling

2 subsidiair. mishandeling

3 subsidiair. mishandeling

4 subsidiair. mishandeling

5 subsidiair. mishandeling

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Over verdachte is op 11 januari 2021 een Pro Justitia rapport uitgebracht dat is opgesteld door T.W.D.P. van Os en D. Groenestein, psychiaters.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich, gelet op de bevindingen van de deskundigen, op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte zijn toe te rekenen en dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Uit het rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een floride/acuut psychotisch toestandsbeeld. Dit psychotisch beeld bestond ten tijde hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Onderzoekers stellen een causaal verband vast tussen de psychotische stoornis en het ten laste gelegde. Luxerend voor het floride psychotische toestandsbeeld was waarschijnlijk het slaapgebrek, de invloeden van de coronacrisis, de relationele stress en het missen van zijn vader. De oorzaak van de psychose is niet duidelijk. Het is mogelijk dat er een samenhang is met beperkte cognitieve vermogens waardoor het evenwicht tussen draagkracht en draaglast snel uit balans is en het overzicht wordt verloren.
Verdachte was vanwege zijn psychotische stoornis dusdanige angstig dat zijn oordeel- en kritiekvermogen en zijn realiteitsbesef niet meer functioneerden. Vanwege het volledige causale verband tussen de psychose en het bewezenverklaarde adviseren de deskundigen het bewezenverklaarde niet toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank is op basis van de conclusies van de deskundigen, die zij overneemt, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend. Zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1], tot een bedrag van € 454,64 ter zake van materiële schade en € 850,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2], tot een bedrag van € 97,79 ter vergoeding van materiële schade en € 1050,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 3], tot een bedrag van € 1540,14 ter vergoeding van materiële schade en
€ 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
4. [slachtoffer 4], tot een bedrag van € 374,- ter vergoeding van materiële schade en € 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
5. [slachtoffer 5], tot een bedrag van € 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden toegewezen, ondanks dat zij geen straf of maatregel heeft gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de schade veroorzaakt is door het handelen van verdachte en dat de vorderingen goed onderbouwd zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte geen straf of maatregel opleggen en evenmin schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. Uit het bepaalde in de artikelen 361 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering en 36f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat de strafrechter in een dergelijk geval niet kan overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de vordering van een benadeelde partij en evenmin tot oplegging van de maatregel van schadevergoeding. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/103393-20, feit 1 subsidiair
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/103393-20, feit 2 subsidiair
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/103393-20, feit 3 subsidiair
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/103393-20, feit 4 subsidiair
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/103393-20, feit 5 subsidiair
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 april 2021.