ECLI:NL:RBNNE:2021:1105

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
170542
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang met kinderen wegens zwaarwegende belangen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 maart 2021 een beschikking gegeven inzake de ontzegging van het recht op omgang van de man met zijn kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgang met de vader in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen, die al geruime tijd geen contact met hem hebben gehad. De vader is onbereikbaar voor de ouderschapsbemiddelaar en de Raad voor de Kinderbescherming, wat leidt tot zorgelijke signalen van de kinderen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de vader als straf de lievelingsknuffel van een van de kinderen kapot heeft geknipt en andere knuffels niet wil teruggeven, wat de emotionele toestand van de kinderen verder onder druk zet.

De rechtbank heeft de procedure aangehouden in afwachting van een hulpverleningstraject bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding, maar dit traject is niet van de grond gekomen omdat de vader geen contact heeft opgenomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om geen zorg- en opvoedtaken tussen de man en de kinderen vast te stellen, gezien de zorgen over het pedagogische klimaat en de opvoedvaardigheden van de man. De rechtbank heeft het advies van de Raad overgenomen en geconcludeerd dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen is.

De rechtbank heeft de man het recht op omgang met zijn kinderen ontzegd en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is genomen met inachtneming van de emotionele en psychologische impact op de kinderen, en de rechtbank heeft de man opgedragen om de knuffels van de kinderen in goede staat terug te sturen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/170542 / FA RK 19-1505
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 17 maart 2021
inzake
[de vrouw],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. E. Henkelman, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij beschikking van 8 april 2020, waarvan de inhoud als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is de procedure aangehouden in afwachting van de uitkomsten van een hulpverleningstraject bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (het KKE).
1.2.
Na 8 april 2020 heeft de rechtbank kennis genomen van:
- de afsluitbrief van het KKE van 16 april 2020,
- het rapport van de RvdK van 23 december 2020,
- de brief van de vrouw van 5 januari 2021.
1.3.
De man is bij brief van 29 januari 2021 door de rechtbank in de gelegenheid gesteld te reageren op het rapport van de RvdK. De man heeft geen reactie ingediend. De rechtbank heeft geconstateerd dat hij heeft getekend voor ontvangst van de aangetekende brief van de rechtbank van 29 januari 2021.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank dient nog een beslissing te nemen op het verzoek van de vrouw om de bij beschikking van 18 maart 2015 vastgestelde contactregeling te wijzigen in die zin dat de contactregeling wordt geschorst, althans wordt geschorst voor de duur van een jaar, althans wordt geschorst in afwachting van een onderzoek door de RvdK.
2.2.
Uit de afsluitbrief van het KKE wordt duidelijk dat het hulpverleningstraject niet van de grond is gekomen omdat het KKE geen contact heeft gekregen met de man.
2.3.
De RvdK heeft de rechtbank geadviseerd geen verdeling van zorg- en opvoedtaken tussen de man en de kinderen vast te stellen. De RvdK heeft, als gevolg van de emotionele uitspraken van de kinderen, zorgen over het pedagogische klimaat bij en de opvoedvaardigen van de man. Omdat de man, ondanks diverse uitnodigingen daartoe vanuit de RvdK, geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek van de RvdK, heeft de RvdK de situatie bij de man niet kunnen onderzoeken. De zorgen over de situatie bij de man en het feit dat de kinderen hun vader al geruime tijd niet hebben gezien, zijn voor de RvdK aanleiding om tot de conclusie te komen dat de thans bestaande zorgregeling, waarbij de kinderen onbegeleid bij hun vader verbleven in de weekenden dat de man niet werkte, op dit moment niet in het belang van de kinderen is.
2.4.
De vrouw heeft ingestemd met het advies van de RvdK. Volledigheidshalve merkt zij op dat de onderhavige procedure niet ziet op het vastleggen van een zorgregeling, maar op het schorsen van de reeds bestaande zorgregeling. Gelet op de inhoud van het advies van de RvdK gaat de vrouw er vanuit dat de RvdK heeft bedoeld de omgang te schorsen.
2.5.
De rechtbank overweegt het volgende. De ouders hebben samen het gezag. Uitgangspunt is dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter echter, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan conform lid 2 sub a van dit artikel onder andere een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben omvatten. Omgang of contact wordt krachtens artikel 1:377a lid 3 BW slechts ontzegd als de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of als de omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
2.6.
Elke beslissing waarbij een contactverbod is opgelegd is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder aan wie een contactverbod wordt opgelegd zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een regeling te doen vaststellen.
2.7.
De rechtbank neemt het advies van de RvdK, wat er op neerkomt dat er op dit moment geen omgang dient te plaats te vinden tussen de man en de kinderen, over. De rechtbank is met de RvdK van oordeel dat er, gelet op de emotionele uitspraken van de kinderen, op dit moment teveel onduidelijkheden zijn over de (pedagogische) mogelijkheden van de man om voor de kinderen te zorgen. De man is in de gelegenheid gesteld om meer zicht te geven op zijn mogelijkheden, maar hij heeft bij zowel het KKE als bij de RvdK niet van de mogelijkheid gebruik gemaakt. In combinatie met de zorgelijke signalen van de kinderen acht de rechtbank een zorgregeling tussen de man en de kinderen op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen, zoals genoemd in artikel 1:377a lid 3 sub d BW. Nu de man verder geheel geen medewerking heeft willen geven aan het onderzoek van de RvdK, kan gelet op de zorgelijke signalen, verder ook niet uitgesloten worden dat er niet voldaan is aan de overige in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde gronden voor ontzegging van de omgang. Indien en voor zover de man zich bereid toont de contacten met de kinderen te herstellen, dan kan de rechtbank zich voorstellen dat contactherstel plaatsvindt onder begeleiding van een instantie als het KKE of BOCS, gelet op de huidige belemmeringen van de kinderen.
2.8.
Wellicht is het meest opvallende zorgelijke signaal wel het feit dat de man de lievelingsknuffel van [naam kind] kapot geknipt heeft als straf. Daarnaast leest de rechtbank in het rapport van de RvdK dat er nog spullen van de kinderen bij de man liggen waaraan zij gehecht zijn. De kinderen, en met name [naam kind] , hebben hier emotioneel last van. Het betreffen bijvoorbeeld ook de knuffels van [naam kind] . De rechtbank begrijpt uit het rapport, waarop de man geen reactie heeft willen geven, dat de man deze knuffels niet wil teruggeven. In het algemeen kan gesteld worden dat kinderen buitengewoon gehecht zijn aan knuffels, en daarom is het goed voorstelbaar dat het welbewust weghouden van die knuffels een diepe en blijvende impact op het welzijn en de ontwikkeling van [naam kind] zal hebben. De rechtbank sommeert de man dan ook als houder van de spullen, om deze spullen van de kinderen, daaronder in ieder geval de knuffels begrepen, in goede staat terug te sturen (per post) aan de kinderen (of via de advocaat van de vrouw).

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
ontzegt de man het recht op omgang met [naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2011 in de gemeente [geboorteplaats] en [naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2013 in de gemeente [geboorteplaats] ;
3.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 17 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 631