Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
7 oktober 2020;
8 december 2020;
mr. Waanders ter zitting overgelegde pleitaantekeningen, welke aan het procesdossier gevoegd zijn.
2.Vaststaande feiten
14 augustus 2015 is de echtscheiding uitgesproken. Op 8 september 2015 is deze beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
[geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] geboren nog minderjarige [kind 3] ) .
€ 500,-- en € 2.450,-- ligt, de partneralimentatie met 50% van het meerinkomen boven € 500,-- wordt verminderd, dat partijen naast de hiervoor vermelde vermindering van de partneralimentatie afspreken dat als de vrouw een netto maandinkomen van € 2.450,-- of meer heeft, ook het meerinkomen boven € 2.450,-- volledig op de partneralimentatie in mindering wordt gebracht;
3.Standpunten van partijen en de beoordeling daarvan
2017een belastbaar verzamelinkomen heeft genoten van
€ 119.349,--(bestaande uit een belastbare winst uit onderneming van [naam onderneming] ad € 6.630,-- en een belastbaar loon van [naam werkgever] ad € 112.719,--);
2018een belastbaar verzamelinkomen heeft genoten van
€ 136.227,--(bestaande uit een belastbare winst uit onderneming van [naam onderneming] ad € 13.376,-- en een belastbaar loon van [naam werkgever] van € 122.851,--);
2019een belastbaar verzamelinkomen heeft genoten van
€ 139.862,--(bestaande uit een belastbare winst uit onderneming van [naam onderneming] ad € 45.997,-- en een belastbaar loon van [naam werkgever] ad € 93.865,--).
€ 4.376,09 (zijnde de partneralimentatie geïndexeerd naar 2021) =) € 1.881,72. De man geniet dan ook mogelijk een verminderd fiscaal voordeel van € 131,20 per maand. De volgende vraagt betreft echter of er sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden, of zoals artikel 1 sub g van het echtscheidingsconvenant stelt: een substantiële wijziging. Het moet immers gaan om een wijziging die met zich meebrengt dat de vastgestelde partneralimentatie niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven en dan ook herzien dient te worden. De wijziging moet dus enige omvang hebben, en niet te beperkt. De rechtbank is van oordeel dat de man dit laatste niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de hiervoor weergegeven overwegingen blijkt dat op basis van de stukken niet is vast te stellen wat het inkomen van de man op dit moment is. Dit brengt met zich dat niet vastgesteld kan worden welke draagkracht de man nu heeft en wat voorgaande wijziging in fiscaal voordeel voor effect daarop heeft. De rechtbank concludeert dan ook dat ook hier geen sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van voornoemd wetsartikel en voornoemd artikel 1 sub g van het echtscheidingsconvenant.
4.Beslissing
woensdag 10 maart 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Arnhem-Leeuwarden.