ECLI:NL:RBNNE:2021:1100

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
C/18/204567 FT RK 21/179
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verrichten van rechtshandelingen in het kader van een besloten akkoordprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om machtiging tot het verrichten van rechtshandelingen op grond van artikel 42a van de Faillissementswet (Fw). De verzoekers, [A] en [B], hebben een startverklaring gedeponeerd en vroegen de rechtbank om toestemming voor het aangaan van een lening bij [X], waarbij een hypotheekrecht op onroerende zaken van [B] als zekerheid zou worden verstrekt. De rechtbank heeft de procedure in een besloten akkoordprocedure behandeld, waarbij de herstructureringsdeskundige [HSD] betrokken was.

De rechtbank overweegt dat de schuldenaar na het deponeren van een startverklaring bevoegd blijft om rechtshandelingen te verrichten, maar dat artikel 42a Fw de mogelijkheid biedt om deze handelingen te onderwerpen aan rechterlijke machtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtshandelingen noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van het akkoord en dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij het verlenen van de machtiging. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het aangaan van het krediet noodzakelijk is voor de voorbereiding van het akkoord en dat de schuldeisers niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van [A] en [B] gehonoreerd en hen machtiging verleend voor het aangaan van het krediet onder de gestelde voorwaarden. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. H.J. Idzenga, in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van den Heuvel.

Uitspraak

Rechtbank NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
machtiging tot het verrichten van een rechtshandeling
rekestnummer: C/18/204567 / FT RK 21/179
uitspraakdatum: 26 maart 2021
beschikking in de besloten akkoordprocedure van
[A].,
gevestigd te [plaats],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer],
hierna te noemen: [A],
en
[B],
gevestigd te [plaats],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer],
hierna te noemen: [B],
advocaat: [advocaat]

1.De procedure

1.1. [
A] en [B] hebben op [datum] ter griffie van deze rechtbank een startverklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd.
1.2.
In de openingsbeslissing d.d. [datum] zijn de bevoegdheid van deze rechtbank en de keuze voor een besloten akkoordprocedure vastgesteld, en is [HSD] aangewezen als herstructureringsdeskundige.
1.3.
Op 5 maart 2021 hebben [A] en [B] de rechtbank verzocht om een machtiging als bedoeld in art. 42a Fw te geven voor het aangaan van een lening bij [X] onder het verstrekken van zekerheid in de vorm van een hypotheekrecht.
1.4.
Het verzoek is op 22 maart 2021 in raadkamer behandeld. Daarbij zijn door middel van een videoverbinding gehoord:
- [ advocaat], advocaat van [A] en [B];
- [ HSD], herstructureringsdeskundige.
De beoordeling
De machtiging
2.1.
Verzocht wordt om een machtiging te verstrekken voor het verrichten van de volgende rechtshandelingen:
  • het aangaan van een krediet van € [bedrag] bij [X];
  • het vestigen van een hypotheekrecht op de aan [B] toebehorende onroerende zaken.
2.2.
De rechtbank zal deze twee rechtshandelingen hierna beschouwen als één samenstel van rechtshandelingen dat onlosmakelijk met elkaar verbonden is. [X] heeft het vestigen van het hypotheekrecht immers als voorwaarde gesteld aan het verstrekken van het krediet.
2.3.
Bij de verdere beoordeling stelt de rechtbank voorop dat een schuldenaar na het deponeren van een startverklaring als bedoeld in art. 370 lid 3 Fw zelf de beschikking houdt over de onderneming en bevoegd blijft om rechtshandelingen te verrichten. De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige brengt daarin geen verandering. Het bepaalde in art. 42a Fw stelt hieraan evenmin beperkingen; ook zonder een machtiging als bedoeld in dit artikel is de schuldenaar bevoegd om de rechtshandelingen te verrichten zoals hierboven vermeld.
2.4.
Art. 42a Fw biedt echter de mogelijkheid voor de schuldenaar om een verrichte dan wel nog te verrichten rechtshandeling wél te onderwerpen aan rechterlijke machtiging, teneinde daarmee de zekerheid te verkrijgen dat deze niet op een later moment kan worden vernietigd met een beroep op art. 42 Fw, mocht het akkoord uiteindelijk niet slagen en vervolgens het faillissement worden uitgesproken. Art. 42a Fw bepaalt dat de rechtbank een dergelijke machtiging verstrekt:
  • als het verrichten van de rechtshandeling noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord te kunnen blijven voortzetten, en
  • op het moment dat de machtiging wordt verstrekt redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers bij de rechtshandeling gediend zijn, terwijl geen van de individuele schuldeisers daardoor wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad.
Noodzaak
2.5. [
A] en [B] hebben in hun verzoekschrift uiteengezet dat tijdens de voorbereidingsperiode van het aan te bieden akkoord een aantal kosten moeten worden gemaakt. Deze kosten worden begroot op € [bedrag] en bestaan uit:
  • [verwijderd in verband met bedrijfsgevoelige informatie]
  • [verwijderd in verband met bedrijfsgevoelige informatie]
  • de inzet van [advocaat] in het kader van het aan te bieden akkoord,
  • [verwijderd in verband met bedrijfsgevoelige informatie]
2.6. [
A] en [B] kunnen deze kosten niet zelf dragen en willen hiervoor een krediet aangaan bij [X].
2.7.
Ter zitting is ter aanvulling nog toegelicht dat [verwijderd in verband met bedrijfsgevoelige informatie]
2.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Blijkens art. 42a lid 1 Fw dient de te verrichten rechtshandeling noodzakelijk te zijn om “de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord als bedoeld in de genoemde artikelen te kunnen blijven voortzetten”. De door [A] en [B] genoemde bestedingsdoelen van het krediet zien allen op de voorbereiding van het akkoord en niet zozeer op de voortzetting van de onderneming. De rechtbank dient daarom allereerst de vraag te beantwoorden of het toepassingsgebied van art. 42a Fw beperkt is tot rechtshandelingen die noodzakelijk zijn om de onderneming te kunnen voortzetten, of dat het toepassingsgebied zich ook uitstrekt tot rechtshandelingen die noodzakelijk zijn om het akkoord te kunnen voorbereiden.
2.9.
In de Memorie van Toelichting op art. 42a Fw (Kamerstukken II 2018/19, 35249 nr. 3, pagina 27) is hierover het volgende opgemerkt: “
De rechter zal de machtiging verlenen als wordt voldaan aan de volgende in het artikel genoemde randvoorwaarden:
–de financiering is nodig om een akkoord te kunnen voorbereiden en de onderneming in de tussentijd te kunnen blijven voortzetten” en “
Artikel 42a sluit aan bij de artikelen 17 en 18 van de richtlijn. Hierin is – kort gezegd – bepaald dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat tussentijdse financieringen of andere transacties die nodig zijn ter ondersteuning van het onderhandelingstraject, in stand blijven.
2.10.
Gelet op deze passages brengt een redelijke uitleg van art. 42a Fw met zich dat het toepassingsgebied zich ook uitstrekt tot rechtshandelingen die noodzakelijk zijn om het akkoord te kunnen voorbereiden.
2.11.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aangaan van het krediet in de onderhavige zaak noodzakelijk om het akkoord te kunnen voorbereiden. In het kader van de voorbereiding van het akkoord dienen een aantal kosten te worden gemaakt, zoals hierboven vermeld en toegelicht, zonder welke het akkoord waarschijnlijk geen kans van slagen heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die kosten te twijfelen, temeer nu de onafhankelijke herstructureringsdeskundige blijkens medeondertekening het verzoekschrift ondersteunt. [verwijderd in verband met bedrijfsgevoelige informatie].
Belangen van de schuldeisers
2.12. [
A] en [B] stellen dat de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij het verrichten van de rechtshandelingen, en dat geen van de individuele schuldeisers in zijn belangen wordt geschaad. Daartoe voeren [A] en [B] aan dat de schuldeisers belang hebben bij het slagen van het akkoord, omdat het alternatief van faillissement veel minder oplevert. De waarde is volgens [A] en [B] namelijk sterk afhankelijk van het going concern blijven van de onderneming. Er zou in geval van faillissement [verwijderd in verband met bedrijfsgevoelige informatie] opbrengst bij liquidatie aanmerkelijk lager zal zijn.
2.13.
Naar het oordeel van de rechtbank valt redelijkerwijs aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers bij de rechtshandelingen zijn gediend. Het krediet zal immers worden aangewend voor uitgaven die noodzakelijk zijn om het akkoord mogelijk te maken. De rechtbank gaat er daarbij voorshands van uit dat voor de gezamenlijke schuldeisers het aanbieden van een akkoord te prefereren valt boven het alternatief van vereffening in faillissement. Uit de door [A] en [B] overgelegde stukken blijkt dat het hypotheekrecht wordt gevestigd uitsluitend tot zekerheid van het krediet van € [bedrag] vermeerderd met rente en kosten. Er is derhalve geen sprake van het verstrekken van nieuwe/aanvullende zekerheden voor bestaande schulden. Tevens is in de akte van geldlening opgenomen dat het krediet uitsluitend aangewend mag worden voor de financiering van de voorbereidingskosten van het akkoord en uitsluitend met instemming van de herstructureringsdeskundige. Naar het oordeel van de rechtbank zijn daarmee voldoende waarborgen opgenomen dat het krediet wordt besteed in het belang van de gezamenlijke schuldeisers en dat de schuldeisers, zowel gezamenlijk als individueel, niet wezenlijk in hun belangen geschaad worden door de gevestigde zekerheden.
2.14.
Uit het voorgaande volgt dat aan de in art. 42a Fw genoemde voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek zal honoreren.

2.De beslissing

De rechtbank:
- verleent [A] en [B] machtiging voor het aangaan van een krediet van € [bedrag] onder het verstrekken van zekerheid in de vorm van vestiging van een hypotheekrecht op de wijze zoals door [A] en [B] omschreven.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Idzenga, voorzitter, mr. M.C. Bosch en
mr. M. Wouters, rechters en in aanwezigheid van mr. M. van den Heuvel, griffier, in het openbaar uitgesproken door mr. H.J. Idzenga op 26 maart 2021.