Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, geboren in 1973. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt en medeplichtigheid aan hennepteelt. Tijdens de zitting op 2 maart 2021 heeft de verdachte verklaard dat zij mensen in haar woning had toegelaten die een hennepkwekerij hadden opgezet. De officier van justitie vorderde veroordeling voor beide feiten, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte onder druk had gehandeld en niet op de hoogte was van de hennepteelt.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van hennepteelt. De verdachte was op de knipdag aanwezig in de woning, maar er was geen bewijs dat zij daadwerkelijk hennep had geknipt of dat zij op de hoogte was van de inhoud van de tassen die zij naar de auto had gebracht. Daarom werd zij vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Met betrekking tot de medeplichtigheid aan hennepteelt, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel degelijk gelegenheid en middelen had verschaft voor de hennepteelt door haar woning ter beschikking te stellen en goederen op te halen bij een growshop. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 30 uren met een proeftijd van 1 jaar, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak.